Artikel 10:1

Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 435-436]

Voorontwerp

Onder mandaatverlening wordt verstaan: het door een be­stuurs­orgaan aan een ander verlenen van de bevoegdheid in zijn naam besluiten te nemen.

Tekst RvS

Onder mandaatverlening wordt verstaan: het door een be­stuurs­orgaan aan een ander verlenen van de bevoegdheid in zijn naam besluiten te nemen.

Advies RvS

2.4. Neemt men het woord «mandaat» naar zijn klassieke betekenis, namelijk die van lastgeving of bevelschrift (vergelijk: delegatie), dan ligt in «mandaat» de verlening besloten en is de uitdrukking «mandaat verlenen», gebezigd in artikel 1A.1.1.1, pleonastisch. Wordt tegelijk – zoals het artikel doet – de mandaatverlening omschreven als het verlenen van een bevoegdheid, dan wordt de definitie bovendien bezwaard met een begrip bevoegdheid dat geen betrekking heeft op de bevoegdheid die bij het spreken over mandaat het vertrekpunt vormt, namelijk de bevoegdheid van het bestuursorgaan om besluiten te nemen. Met «bevoegdheid» in de ontworpen definitie wordt immers slechts gedoeld op de bevoegdheid om die, bij het bestuursorgaan blijvende, bevoegdheid uit te oefenen. Bedoelt men – met artikel 1A.1.1.1 en in navolging van een minder kritisch maar veldwinnend spraakgebruik – met «mandaat» de bevoegdheid om in naam van het bestuursorgaan op te treden, dan doet zich het eerstgenoemde bezwaar niet voor. Wel komt dan de vraag op waarom, in afwijking van de opschriften van de titel en de afdeling, niet mandaat maar mandaatverlening is gedefinieerd. Naar het inzicht van de Raad zou, in de opvatting van de ministers omtrent de betekenis van het woord «mandaat», zonder schade voor de verstaanbaarheid van afdeling 1.3.1 in artikel 1A.1.1.1 kunnen worden volstaan met de bepaling dat mandaat de bevoegdheid is om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het element «verlenen» komt in artikel 1A.1.1.2 voldoende aan de orde. Over de zojuist voorgestelde omschrijving merkt de Raad nog op dat hij «namens» een in het bestuursrechtelijk rechtsverkeer gebruikelijker term acht dan «in zijn naam» en daarom deze afwijking van de formulering van artikel 3:60 BW aanvaardt, en voorts dat de geopperde begripsbepaling de door de ministers gesuggereerde parallellie met dat artikel voor het overige beter doet uitkomen. Los van het voorgaande geeft de Raad in overweging in artikel 1A. 1.1.1 na «bestuursorgaan» in te voegen de woorden «de mandaatgever» en na «andere» de woorden «de gemandateerde». De beide termen worden immers in afdeling 1.3.1 gebruikt zonder dat hun betekenis in de begripsbeschrijving buiten twijfel wordt gesteld.

Nader rapport

2.4.De suggestie om mandaat te omschrijven als de bevoegdheid om in naam van een bestuursor­gaan besluiten te nemen volgen wij graag. Opmerking verdient dat wij «in naam van» gebruiken in plaats van «namens». Weliswaar is laatstgenoemde terminologie in het bestuursrecht gebruikelijker, maar nodeloze verschillen met het privaatrecht, ook in terminologie, moeten waar mogelijk vermeden worden.
Ter wille van de beknoptheid van de bepaling is de suggestie om de woorden «mandaatgever» en «gemandateerde» in te voegen niet gevolgd. Het gebruik van deze woorden in de volgende artikelen kan niet tot misverstand aanleiding geven.

VvW = Eindtekst [1A.1.1.1]

Memorie van toelichting

Artikel 1A.1.1.1 omschrijft mandaat als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Deze redactie staat er niet aan in de weg, dat mandaat plaatsvindt aan een met name genoemd persoon dan wel aan een bepaalde functie (bijvoorbeeld het hoofd van de politie). Voor mandaat aan niet-ondergeschikten zij verwezen naar het algemeen gedeelte van dit hoofdstuk en de toelichting op artikel 1A.1.1.4.

 

Share This