1. Gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring vindt niet plaats dan nadat aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, gelegenheid tot overleg is geboden.
2. De motivering van het goedkeuringsbesluit verwijst naar hetgeen in het overleg aan de orde is gekomen.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)
[bron: PG Awb III, p. 480-482]
VO = VvW
Tekst RvS = VvW [1A.2.1.6]
Voorstel van wet
Gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring vindt niet plaats dan nadat aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, gelegenheid tot overleg is geboden.
Memorie van toelichting
Het is een eis van zorgvuldigheid dat het bestuursorgaan dat het betrokken besluit heeft genomen in de gelegenheid wordt gesteld overleg te voeren met het toezichthoudend orgaan, indien dit laatste overweegt geheel of gedeeltelijk goedkeuring aan het voorgelegde besluit te onthouden (zie het vergelijkbare artikel 1A.2.2.9 bij vernietiging). Er kan een zekere parallel getrokken worden met artikel 4:7 dat een bestuursorgaan onder omstandigheden verplicht de belanghebbende te horen, alvorens een afwijzende beslissing te nemen. Een van overeenkomstige toepassing verklaring van artikel 4:7 zou echter onvoldoende recht doen aan de verhouding die tussen toezichthoudend bestuursorgaan en onder toezicht gesteld orgaan dient te bestaan (bestaat). Het artikel biedt het toezichthoudend orgaan de gelegenheid gerezen bezwaren kenbaar te maken; anderzijds biedt dit het onder toezicht gestelde bestuursorgaan de mogelijkheid nader de beweegredenen uiteen te zetten die tot het besluit, zoals het er ligt, hebben geleid. Onder omstandigheden zal dit overleg ertoe kunnen leiden dat het voorgelegde besluit wordt herzien of dat het toezichthoudende orgaan over de aanvankelijke bezwaren heenstapt en alsnog goedkeuring verleent.
Deze mogelijkheid tot het voeren van overleg moet niet worden verward met de vaak voorkomende praktijk dat er ook al voorafgaand aan het nemen van het aan goedkeuring onderworpen besluit contact is met het toezichthoudend orgaan. Een dergelijk contact heeft een meer adviserend karakter en zal zich doorgaans uitsluitend op ambtelijk niveau afspelen. Dat laat de eigen verantwoordelijkheid van het besluitnemend orgaan onverlet. De gelegenheid tot overleg als bedoeld in dit artikel moet worden geboden nadat het aan goedkeuring onderworpen besluit is genomen en heeft daardoor een meer formeel karakter. Of er bij het onder toezicht gestelde orgaan behoefte bestaat aan dergelijk overleg zal onder meer afhangen van de aard van de bij het toezichthoudend orgaan gerezen bezwaren en van de vraag in hoeverre er al contacten zijn geweest voorafgaand aan het nemen van het besluit. Van dergelijke factoren zal het ook afhangen of overleg op bestuurlijk niveau gewenst is dan wel of met ambtelijk overleg kan worden volstaan. Het artikel verplicht in ieder geval niet tot daadwerkelijk overleg, laat staan tot het succesvol beëindigen daarvan. De wenselijkheid dat binnen een beperkte termijn een definitief besluit omtrent goedkeuring wordt genomen (zie artikel 1A.2.1.7) weegt zwaarder.
Wanneer het overleg niet tot overeenstemming leidt en de toezichthouder goedkeuring aan het genomen besluit onthoudt, ligt voor het bestuursorgaan de weg naar de rechter open.
Voorlopig verslag II
8.6 De leden van de fracties van PvdA en VVD stellen dat van de in dit artikel genoemde overlegverplichting niet al te veel verwacht moet worden. Dit artikel legt in wezen slechts een elementaire fatsoensnorm vast bestaande in een soort hoorplicht. Is de regering het hiermee eens? De leden van de SGP-fractie gaan er van uit, dat het overleg over gedeeltelijke goedkeuring in de praktijk zal betekenen dat een besluit niet gedeeltelijk zal worden goedgekeurd, als het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft, het ongewenst vindt dat het goedgekeurde deel als zelfstandig besluit in werking treedt.
Nota naar aanleiding van het verslag II
8.6 Wij zijn het niet eens met de stelling van de leden van de fracties van PvdA en VVD dat de geboden overlegverplichting slechts een fatsoensnorm vastlegt. Indien er behoefte is aan overleg zal het overleg ertoe strekken over en weer meer duidelijkheid te verschaffen over de achtergronden, overwegingen en eventuele bezwaren tegen het besluit. Zo zou het overleg ertoe kunnen leiden dat het goed te keuren besluit hetzij alsnog wordt goedgekeurd, hetzij wordt aangepast.
Indien gedeeltelijke goedkeuring wordt overwogen zal in het geboden overleg uiteraard aan de orde kunnen komen of een eventuele gedeeltelijke goedkeuring zou kunnen stroken met aard en inhoud van het goed te keuren besluit, en daarmee of en zo ja, welke bezwaren er zouden bestaan tegen gedeeltelijke goedkeuring.
Amendement nr. 17, I
(De Graaf) Aan artikel 1A.2.1.6 wordt, onder plaatsing van het cijfer 1 voor de bestaande tekst, een nieuw lid toegevoegd, luidende:
2. De motivering van het goedkeuringsbesluit verwijst naar hetgeen in het overleg aan de orde is gekomen.
Het amendement werd als volgt toegelicht. Deze toevoeging stelt de eis van extra zorgvuldige motivering bij goedkeuring en vernietiging. In de gevallen waarin behoefte is gebleken aan een overleg, dient uit de motivering te blijken wat de resultaten van dit overleg waren.
Handelingen II
De heer De Graaf (D66, p. 3649): Ten slotte kom ik toe aan toezicht op de bestuursorganen, in de artikelen 1A.2.1.6 juncto 1A.2.2.9. De regering ziet geen reden tot een extra motiveringsplicht, zo moet ik uit de stukken opmaken. Inderdaad vloeit uit artikel 3.6.1 al voort dat elk besluit, dus ook besluiten van goedkeuring en vernietiging dienen te berusten op een deugdelijke motivering. Gezien de zwaarte van de instrumenten van goedkeuring en vernietiging zal de vereiste deugdelijkheid vaak ook een uitgebreide motivering vragen. Toch meent mijn fractie dat het niet overbodig is aanvullend in de wet op te nemen, dat het overleg dat moet worden gevoerd, voordat tot een besluit tot vernietiging of goedkeuring kan worden overgegaan, uitdrukkelijk in de motivering wordt vermeld. Daarom heb ik op stuk nr. 17 amendementen op dit vlak ingediend.
Staatssecretaris Kohnstamm (p. 3662): Voorzitter! Ten slotte wil ik iets zeggen over het amendement op stuk nr. 17 van de heer De Graaf. Het gaat over de motivering en het overleg bij voorgenomen vernietiging. Het amendement is, dunkt mij, niet echt nodig. Aan de algemene motiveringseis moet altijd worden voldaan. In casu betekent dit dat de relevante overwegingen naar aanleiding van het gevoerde overleg reeds ter motivering van het vernietigingsbesluit zullen dienen. Materieel heb ik echter met het amendement geen moeite. Ik laat het oordeel hierover graag over aan de Kamer.
De voorzitter (p. 3783): In stemming komt het amendement-De Graaf (stuk nr. 17, I). Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de CD tegen dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen. Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 17 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd. Artikel 1A.2.1.6, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-De Graaf (stuk nr. 17, I), wordt zonder stemming aangenomen.