Artikel 10:30

1. Gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring vindt niet plaats dan nadat aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, gelegenheid tot overleg is geboden.
2. De motivering van het goedkeuringsbesluit verwijst naar hetgeen in het overleg aan de orde is gekomen.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 480-482]

VO = VvW

Tekst RvS = VvW [1A.2.1.6]

Voorstel van wet

Gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring vindt niet plaats dan nadat aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, gelegenheid tot overleg is geboden.

Memorie van toelichting

Het is een eis van zorgvuldigheid dat het bestuursorgaan dat het betrokken besluit heeft genomen in de gelegenheid wordt gesteld overleg te voeren met het toezichthoudend or­gaan, indien dit laatste overweegt geheel of gedeelte­lijk goedkeu­ring aan het voorgelegde besluit te onthouden (zie het verge­lijkbare artikel 1A.2.2.9 bij vernietiging). Er kan een zekere paral­lel getrokken worden met artikel 4:7 dat een bestuurs­orgaan onder omstandigheden verplicht de belangheb­bende te horen, alvorens een afwij­zende beslissing te nemen. Een van overeenkom­stige toe­passing verkla­ring van artikel 4:7 zou echter onvol­doende recht doen aan de verhou­ding die tussen toezicht­houdend bestuursorgaan en onder toe­zicht ge­steld orgaan dient te bestaan (bestaat). Het artikel biedt het toe­zichthou­dend orgaan de gelegenheid gerezen bezwaren kenbaar te maken; anderzijds biedt dit het onder toezicht gestelde be­stuursor­gaan de mogelijkheid nader de beweegrede­nen uiteen te zetten die tot het besluit, zoals het er ligt, hebben geleid. Onder omstandigheden zal dit overleg ertoe kunnen leiden dat het voorgeleg­de besluit wordt herzien of dat het toezichthou­dende orgaan over de aanvankelijke bezwaren heenstapt en alsnog goedkeuring verleent.
Deze mogelijkheid tot het voeren van overleg moet niet worden verward met de vaak voorkomende praktijk dat er ook al vooraf­gaand aan het nemen van het aan goedkeuring onderworpen besluit contact is met het toe­zichthoudend orgaan. Een dergelijk contact heeft een meer adviserend karakter en zal zich doorgaans uitslui­tend op ambtelijk niveau afspelen. Dat laat de eigen verantwoordelijk­heid van het besluitnemend orgaan onverlet. De gelegenheid tot overleg als bedoeld in dit artikel moet worden geboden nadat het aan goedkeuring onderworpen besluit is genomen en heeft daardoor een meer formeel karakter. Of er bij het onder toe­zicht gestelde orgaan behoefte bestaat aan dergelijk overleg zal onder meer afhangen van de aard van de bij het toezicht­houdend orgaan gerezen bezwaren en van de vraag in hoeverre er al contacten zijn geweest voorafgaand aan het nemen van het besluit. Van dergelijke factoren zal het ook afhangen of overleg op bestuurlijk niveau gewenst is dan wel of met ambtelijk overleg kan worden volstaan. Het artikel verplicht in ieder geval niet tot daadwerkelijk overleg, laat staan tot het succesvol beëindi­gen daarvan. De wenselijkheid dat binnen een beperkte termijn een defini­tief besluit omtrent goedkeu­ring wordt genomen (zie artikel 1A.2.1.7) weegt zwaarder.
Wanneer het overleg niet tot overeenstemming leidt en de toe­zichthou­der goedkeuring aan het genomen besluit onthoudt, ligt voor het bestuursor­gaan de weg naar de rechter open.

Voorlopig verslag II

8.6 De leden van de fracties van PvdA en VVD stellen dat van de in dit artikel ge­noemde overlegverplichting niet al te veel verwacht moet worden. Dit artikel legt in wezen slechts een elementaire fatsoensnorm vast bestaande in een soort hoorplicht. Is de regering het hiermee eens? De leden van de SGP-fractie gaan er van uit, dat het overleg over gedeel­telijke goedkeuring in de praktijk zal beteke­nen dat een besluit niet gedeeltelijk zal wor­den goedgekeurd, als het bestuursor­gaan dat het besluit genomen heeft, het onge­wenst vindt dat het goedgekeurde deel als zelfstan­dig besluit in werking treedt.

Nota naar aanleiding van het verslag II

8.6 Wij zijn het niet eens met de stelling van de leden van de fracties van PvdA en VVD dat de geboden overlegverplichting slechts een fatsoensnorm vastlegt. Indien er behoefte is aan overleg zal het overleg ertoe strekken over en weer meer duidelijkheid te verschaf­fen over de achtergronden, overwegingen en eventuele bezwaren tegen het besluit. Zo zou het overleg ertoe kunnen leiden dat het goed te keuren besluit hetzij alsnog wordt goedge­keurd, hetzij wordt aangepast.
Indien gedeeltelijke goedkeuring wordt over­wogen zal in het geboden overleg uiter­aard aan de orde kunnen komen of een even­tuele gedeeltelijke goedkeuring zou kunnen stroken met aard en inhoud van het goed te keuren besluit, en daarmee of en zo ja, welke be­zwaren er zouden bestaan tegen gedeeltelij­ke goedkeuring.

Amendement nr. 17, I

(De Graaf) Aan artikel 1A.2.1.6 wordt, onder plaatsing van het cijfer 1 voor de bestaande tekst, een nieuw lid toegevoegd, luidende:
2. De motivering van het goedkeuringsbesluit verwijst naar hetgeen in het overleg aan de orde is gekomen.
Het amendement werd als volgt toegelicht. Deze toevoeging stelt de eis van extra zorgvuldige motivering bij goedkeuring en vernietiging. In de gevallen waarin behoefte is gebleken aan een overleg, dient uit de motivering te blijken wat de resultaten van dit overleg waren.

Handelingen II

De heer De Graaf (D66, p. 3649): Ten slotte kom ik toe aan toezicht op de bestuursorganen, in de artikelen 1A.2.1.6 juncto 1A.2.2.9. De regering ziet geen reden tot een extra motiveringsplicht, zo moet ik uit de stukken opmaken. Inderdaad vloeit uit artikel 3.6.1 al voort dat elk besluit, dus ook besluiten van goedkeuring en vernietiging dienen te berusten op een deugdelijke motivering. Gezien de zwaarte van de instrumenten van goedkeuring en vernietiging zal de vereiste deugde­lijkheid vaak ook een uitgebreide motivering vragen. Toch meent mijn fractie dat het niet overbodig is aanvullend in de wet op te nemen, dat het overleg dat moet worden gevoerd, voordat tot een besluit tot vernietiging of goedkeuring kan worden overgegaan, uitdrukkelijk in de motivering wordt vermeld. Daarom heb ik op stuk nr. 17 amendementen op dit vlak inge­diend.
Staatssecretaris Kohnstamm (p. 3662): Voorzitter! Ten slotte wil ik iets zeggen over het amendement op stuk nr. 17 van de heer De Graaf. Het gaat over de motivering en het overleg bij voorgenomen vernieti­ging. Het amendement is, dunkt mij, niet echt nodig. Aan de algemene motiveringseis moet altijd worden voldaan. In casu betekent dit dat de relevante overwegingen naar aanleiding van het gevoerde overleg reeds ter motivering van het vernietigingsbesluit zullen dienen. Materieel heb ik echter met het amendement geen moeite. Ik laat het oordeel hierover graag over aan de Kamer.
De voorzitter (p. 3783): In stemming komt het amendement-De Graaf (stuk nr. 17, I). Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de CD tegen dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen. Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 17 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd. Artikel 1A.2.1.6, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-De Graaf (stuk nr. 17, I), wordt zonder stemming aangenomen.

 

 

 

Share This