Artikel 10:39

1. Een besluit tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling kan niet worden vernietigd, indien dertien weken zijn verstreken nadat het is bekendgemaakt.
2. Indien binnen de termijn genoemd in het eerste lid overeenkomstig artikel 10:43 schorsing heeft plaatsgevonden, blijft vernietiging binnen de duur van de schorsing mogelijk.
3. Indien een besluit als bedoeld in het eerste lid aan goedkeuring is onderworpen, vangt de in het eerste lid genoemde termijn aan nadat het goedkeuringsbesluit is bekendgemaakt. Op het goedkeuringsbesluit zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.
4.
Dit artikel is niet van toepassing indien vernietiging geschiedt wegens strijd met de bij of krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie of het Verdrag betreffende de Europese Unie op Nederland rustende verplichtingen.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 488-489]

[Eindtekst] Artikel 10:39 [1A.2.2.7]
1. Een besluit tot het verrichten van een rechtshandeling naar burgerlijk recht kan niet worden vernietigd, indien der­tien weken zijn verstreken nadat het is bekendge­maakt.
2. Indien binnen de termijn genoemd in het eerste lid overeen­komstig artikel 10:43 schorsing heeft plaatsgevon­den, blijft ver­nietiging binnen de duur van de schorsing mogelijk.
3. Indien een besluit als bedoeld in het eerste lid aan goed­keuring is onderworpen, vangt de in het eerste lid genoem­de termijn aan nadat het goedkeuringsbe­sluit is bekend­gemaakt. Op het goedkeuringsbesluit zijn het eerste en tweede lid van overeen­komstige toepassing.

Voorontwerp

1. Een besluit tot het verrichten van een rechtshandeling naar burgerlijk recht kan niet worden vernietigd, indien drie maanden zijn verstreken nadat het is bekendgemaakt.
2. Indien binnen de termijn genoemd in het eerste lid overeen­komstig artikel 1A.2.3.1 schorsing heeft plaatsgevon­den, blijft ver­nietiging binnen de duur van de schorsing mogelijk.
3. Indien een besluit aan goedkeuring is onderworpen, vangt de in het eerste lid genoemde termijn aan nadat het goedkeuringsbesluit is bekend­gemaakt. Op het goedkeuringsbesluit zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Tekst RvS = VvW, behoudens lid 1 dat in de Tekst RvS luidde: Een besluit tot het verrichten van een rechtshandeling naar burgerlijk recht kan niet worden vernietigd, indien drie maanden zijn verstreken nadat het is bekendgemaakt.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Rechtszekerheid is het argument om te bepalen dat geen vernie­tiging mag volgen nadat een besluit geschorst is geweest (zie artikel 1A.2.2.8 en de toelichting daarop). De vraag kan rijzen of de rechtszekerheid meer in het algemeen met zich brengt, dat vernietiging na afloop van een bepaalde termijn niet meer plaats mag vinden.
Ten aanzien van een bepaalde categorie be­sluiten, name­lijk de besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshan­de­lingen, is dit het geval – zie artikel 272 Gemeente­wet. De ratio van deze bepaling is dat ten aanzien van een privaat­rechtelij­ke rechtshandeling bij uitstek het belang van de rechtszeker­heid opgeld doet. Wie koopt, wil niet na een aantal jaren geconfronteerd wor­den met de vernietiging van het besluit dat daaraan ten grondslag ligt. Het privaatrech­telijke rechtsver­keer kan niet werken met langdurige onzekerhe­den. Nu zijn er meer rechtshandelingen waarvoor deze stelling opgaat. Daarom is overwogen voor alle beschikkin­gen te bepalen dat vernieti­ging binnen een periode van drie maanden moet plaats­vinden. Dit stuit echter op bezwaren. Het invoeren van een beperkte termijn waarbinnen een vernietigingsprocedure moet worden gestart, zal stellig het effect hebben dat er een stringentere controle op andere bestuursorganen wordt inge­steld, hetgeen als bijzonder ongewenst moet worden beschouwd. Gevoegd bij het feit dat vernietiging veelal besluiten van algemene strekking betreft, is een regeling als van de Gemeente­wet ook voor de Algemene wet bestuursrecht te verkiezen.
Het feit dat voorzien is in een goedkeuringsprocedure voor een besluit tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling mag er uiteraard niet toe leiden dat de mogelijkheid van de uitoefening van het vernietigingsrecht illusoir wordt gemaakt. Daarom wordt er in het derde lid in voorzien dat de termijn van dertien weken pas begint te lopen na de bekendmaking van het goedkeuringsbesluit. De laatste volzin van het derde lid stelt buiten twijfel dat ook het goedkeuringsbesluit zelf niet meer kan worden vernietigd indien dertien weken zijn verstreken na de bekendmaking ervan. Door deze regeling wordt bereikt dat het onderliggende besluit en het goedkeuringsbesluit op het zelfde tijdstip onvatbaar voor vernietiging worden.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 gewijzigd bij wet van 6 november 1997 Stb. 510 (wetsvoorstel 25 280)

[bron: PG Awb III, p. 489]

[Eindtekst] In artikel 10:39, eerste lid, wordt «rechtshandeling naar burgerlijk recht» vervangen door: privaatrechtelijke rechtshandeling.

Voorstel van wet

In artikel 10:39, eerste lid, wordt «rechtshandeling naar burgerlijk recht» vervangen door: privaatrechtelijke rechtshandeling.

Memorie van toelichting

Deze wijziging strekt ertoe artikel 10:39, eerste lid, in overeenstemming te brengen met gangbare Awb-terminologie, waarbij niet meer over «rechtshandeling naar burgerlijk recht» wordt gesproken, maar over «privaatrechtelijke rechtshandeling» (vgl. o.a. de artikelen 8:1, derde lid, onderdeel b, en 8:3 Awb).

Dit artikel is met ingang van 13 juni 2012 gewijzigd bij wet van 24 mei 2012 Stb. 245 (wetsvoorstel 32 157)

[Eindtekst] Aan artikel 10:39 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Dit artikel is niet van toepassing indien vernietiging geschiedt wegens strijd met de bij of krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie of het Verdrag betreffende de Europese Unie op Nederland rustende verplichtingen.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

[Bron: 32 157 nr. 3, p. 3, 13, 26-27]

In dit voorstel van wet wordt verder de belemmering in artikel 10:39 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) om een correcte naleving van Europeesrechtelijke verplichtingen te kunnen waarborgen opgeheven. Die belemmering betreft de termijn van dertien weken waarbinnen ingevolge de Awb een besluit tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling moet worden vernietigd.
[…]
5.4 Aanpassingen in de Algemene wet bestuursrecht
Zoals in de inleiding al is aangegeven, wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld om een belemmering tot het effectief kunnen optreden in geval van schending van Europeesrechtelijke verplichtingen op te heffen. Die belemmering betreft de termijn van dertien weken waarbinnen ingevolge de Awb een besluit tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling (bv. het sluiten van een contract) moet worden vernietigd. Nederland dient als lidstaat van de Europese Unie altijd de mogelijkheid te hebben om privaatrechtelijke overeenkomsten die in strijd met het Europese recht tot stand zijn gekomen voortijdig te beëindigen, ook na die termijn van dertien weken. Hiertoe zal artikel 10:39 Awb worden gewijzigd. In de toelichting bij artikel 9 wordt dit nader toegelicht.
[…]
Artikel 9
Het niet nakomen van Europeesrechtelijke verplichtingen kan betrekking hebben op privaatrechtelijke rechtshandelingen waarbij de daarvoor geldende Europeesrechtelijke verplichtingen niet zijn nageleefd. Een voorbeeld is een contract dat door een gemeente is gesloten terwijl ten onterechte de Europese aanbestedingsregels niet zijn nageleefd. Als aan een dergelijk contract een besluit vooraf is gegaan tot het gunnen van die aanbestedingsplichtige opdracht zonder dat is aanbesteed, dan kan dat besluit worden vernietigd, voor welke situatie in artikel 10:42 van de Awb is bepaald dat de overeenkomst die op basis van dat besluit is aangegaan in beginsel niet of niet verder wordt uitgevoerd, onverminderd het recht van de wederpartij op schadevergoeding. Als gevolg van artikel 10:39 van de Awb kan een besluit tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling (in casu het sluiten van een contract) echter niet worden vernietigd indien dertien weken zijn verstreken nadat het besluit is bekendgemaakt. Die termijn van dertien weken is een belemmering voor het verzekeren van de naleving van de Europeesrechtelijke verplichtingen die op Nederland als lidstaat van de Europese Unie rusten. Het is van belang dat besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke overeenkomsten die in strijd met het Europese recht tot stand zijn gekomen, ook na verloop van die termijn van dertien weken kunnen worden vernietigd.1 Daarom wordt voorgesteld om in de Awb te bepalen dat artikel 10:39 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is indien vernietiging geschiedt wegens strijd met Europeesrechtelijke verplichtingen.  

Gelet op de rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel kan op grond van artikel 10:42, derde lid, van de Awb bij de schorsing of vernietiging overigens wel een redelijke termijn worden bepaald waarbinnen de verplichting tot nakoming van het contract nog zal blijven bestaan (om bijvoorbeeld de bedrijfsactiviteiten aan te passen) en een tegemoetkoming in de kosten worden geboden. Daarbij is van belang dat niet in strijd wordt gehandeld met het communautaire effectiviteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de uitoefening van vorderingsrechten krachtens het gemeenschapsrecht niet praktisch onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt. Zie over deze materie bijvoorbeeld de uitspraak van het CBB van 27 juni 2008, AB 2008, 282, m. nt. Ortlep. De provincie of gemeente die het vernietigde besluit heeft genomen is de door de wederpartij aan te spreken partij in een eventuele procedure omtrent schadevergoeding.  

Overigens zal een overeenkomst die op grond van vernietiging van het daaraan voorafgaande besluit niet of niet verder wordt uitgevoerd, in beginsel ook nog langs civielrechtelijke weg moeten worden beëindigd om de strijdigheid met Europees recht volledig ongedaan te maken. Het in de vorige alinea genoemde aspect van rechtszekerheid zal (ook) door de civiele rechter worden meegenomen in zijn oordeel.

 

 

 

 

 

 

 

 

Share This