Artikel 10:42

1. Vernietiging van een besluit strekt zich uit tot alle rechtsgevolgen waarop het was gericht.
2. In het vernietigingsbesluit kan worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernie­tigde besluit geheel of ten dele in stand blijven.
3. Indien een besluit tot het aangaan van een overeen­komst wordt vernietigd, wordt de over­eenkomst, zo zij reeds is aangegaan en voor zover bij het vernietigingsbesluit niet an­ders is bepaald, niet of niet verder uitge­voerd, onverminderd het recht van de weder­partij op schadevergoeding.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 490-491]

VO = VvW [1A.2.2.10]

Tekst RvS = VvW

Advies RvS

3.8. Artikel 1A.2.2.10, derde lid, betreft de uitvoering van een overeenkomst indien het besluit op grond waarvan zij is aangegaan is vernietigd. De bepaling gaat blijkens haar inhoud uit van het voortbestaan van de overeenkomst na het besluit tot vernietiging. Daarmee wordt impliciet ontkennend beantwoord de vraag of de overeenkomst behoort tot de rechtsgevolgen waarop het besluit tot het aangaan van de overeenkomst was gericht. Was zij tot die rechtsgevolgen te rekenen dan had zij immers krachtens het eerste lid van het artikel in de vernietiging gedeeld. In het licht van het voorgaande acht de Raad niet begrijpelijk de aarzeling die de ministers uitspreken over de juistheid van de opvatting dat een overeenkomst, gesloten op grond van een besluit dat wordt vernietigd, zelf niet door de vernietiging wordt getroffen. De Raad adviseert, de passage die in de toelichting aan die aarzeling is gewijd te vervangen door een motivering van het, uit de tekst van het derde lid af te leiden, standpunt dat de overeenkomst in de door dat lid bedoelde casus niet door de vernietiging is getroffen.

Nader rapport

3.8. Het advies van de Raad is gevolgd.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Sinds het arrest «Parochiehuis Woerden» (HR 28-2-1975, NJ 1975, 423; AB 1975, 128) is duidelijk dat een vernieti­gingsbesluit uitsluitend betrekking kan heb­ben op de rechtsgevol­gen; de feitelijke ge­volgen worden door de vernie­tiging als zoda­nig niet geraakt. In navolging van arti­kel 280, eerste lid, van de Gemeente­wet wordt dit nu ook in de Algemene wet bestuursrecht met zoveel woorden tot uitdruk­king gebracht.
De vernietiging heeft terugwerkende kracht. Niet in alle gevallen is het noodzakelijk of gewenst dat de vernieti­ging van een besluit terugwerkt: soms is het voldoende dat het effect van de vernietiging is dat navolging van besluiten als het vernietigde achterwege blijft. Zie KB 11-9-1985, Stb. 545, Gem.st. 6812, nr. 9 (vernietiging raadsbesluit Steen­bergen tot toeken­ning gratificatie bij afscheid gemeentesecre­taris). Derhalve is bepaald dat de rechtsgevolgen geheel of gedeeltelijk in stand kunnen blijven.
In het derde lid is bepaald dat indien een besluit tot het aangaan van een overeenkomst wordt vernietigd, de overeenkomst, zo zij reeds is aangegaan en voor zover bij het vernietigingsbe­sluit niet anders is bepaald, niet of niet verder wordt uitgevoerd, onverminderd het recht van de wederpartij op schadevergoeding. Deze bepaling stemt overeen met de regeling die is opgenomen in artikel 280, tweede lid, van de Gemeentewet. De daaraan ten grondslag gelegde overwegingen gelden – onverkort – ook hier. Het aangaan van een overeenkomst, hoewel zelf een rechtshandeling, beschouwen wij in relatie tot het vernietigde besluit tot het aangaan van die overeenkomst als een uitvoeringshandeling. Vernietiging van het betreffende besluit zal niet altijd zonder meer behoeven te betekenen dat het bestuursorgaan niet meer is gebonden aan die overeenkomst. Niettemin zal de vernietiging qua strekking veelal gericht zijn op het niet of niet verder tot uitvoering komen van de overeenkomst. Daarom is het gewenst uitdrukkelijk te bepalen dat het bestuursorgaan, tenzij bij het vernietigingsbe­sluit anders is bepaald, de overeenkomst niet of niet verder uitvoert. De verplichting tot nakoming jegens de wederpartij valt weg. Duidelijkheids­halve is verder bepaald dat de privaatrechtelijke schadevergoedingsregeling bij niet nakoming van de overeenkomst onverlet blijft.

Voorlopig verslag II

8.11 De leden van de fracties van PvdA, VVD en SGP stellen vast dat de wetgever in het derde lid geen recht op schadevergoeding schept, maar alleen een eventuele schadever­goeding onverlet laat. De vraag is wie aan­sprakelijk is voor de schade die de wederpar­tij van het bestuursorgaan heeft geleden. Rust de aansprakelijkheid op het orgaan waarvan het besluit is vernietigd, omdat het aanspra­kelijk is wegens niet‑nakoming van de geslo­ten overeenkomst? Of is het bestuursorgaan dat de vernietiging heeft uitgesproken aan­sprakelijk op grond van artikel 3:4 Awb voor de onevenredige schade? Zo ja, tegenover wie?
Afhankelijk van de omstandigheden is het hogere orgaan zowel aansprakelijk jegens het lagere orgaan als jegens derden. Deze rege­ling leidt tot onzekerheid zowel voor de betrokken bestuursorganen als voor de bur­gers alsook voor de rechter die onvol­doende houvast krijgt om de rechtsvraag van de aansprakelijk­heid op te lossen. Kan de rege­ring hier nader op ingaan?

Nota naar aanleiding van het verslag II

8.11 Artikel 1A.2.2.10 bepaalt dat bij vernie­tiging van een besluit tot het aangaan van een over­eenkomst, zo deze reeds is aangegaan en voor zover bij het vernietigingsbesluit niet anders is bepaald, de overeenkomst niet of niet verder wordt uitgevoerd. Het eventuele recht op schadevergoeding wordt daarbij onverlet gelaten. Wie aansprakelijk is en in welke mate, zal aan de hand van het privaat­recht en de concrete omstandigheden van het geval moeten worden beantwoord. In het algemeen zal het bestuursorgaan dat de over­eenkomst heeft gesloten als contractspartij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de eventuele schade die de wederpartij van het bestuursorgaan lijdt, indien de overeenkomst niet (verder) wordt uitgevoerd. De vraag of ook het bestuursorgaan dat het besluit tot vernietiging heeft genomen aansprakelijk kan worden gesteld, is een vraag die tussen de betreffende bestuursorganen onderling speelt en in feite voor de burger/contract­spartij niet relevant is. Deze vraag zal in een eventuele beroepsprocedure tegen het vernietigingsbe­sluit  zoals voorzien in artikel 281a van de Gemeentewet aan de orde kunnen komen.
Gezien de diversiteit van gevallen die zich kunnen voordoen en gezien het feit dat ver­nietiging van het besluit tot het aangaan van een overeenkomst slechts weinig voor­komt, bestaat er onvoldoende aanleiding een speci­fieke, van het overeenkomstenrecht afwijken­de regeling te treffen. Dit is ook niet gebeurd in artikel 280, tweede lid, van de Gemeente­wet, waaraan deze bepaling is ontleend.

 

 

 

Share This