Artikel 10:44

1. Het besluit tot schorsing bepaalt de duur hiervan.
2. De schorsing van een besluit kan eenmaal worden verlengd.
3. De schorsing kan ook na verlenging niet langer duren dan een jaar.
4. Indien bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld tegen het geschorste besluit, duurt de schorsing evenwel voort tot dertien weken nadat op het bezwaar of beroep onherroepelijk is beslist.
5. De schorsing kan worden opgeheven.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 492-494]

[Eindtekst] Artikel 10:44 [1A.2.3.2]
1. Het besluit tot schorsing bepaalt de duur hiervan.
2. De schorsing van een besluit kan eenmaal worden ver­lengd.
3. De schorsing kan ook na verlenging niet langer duren dan een jaar.
4. Indien een verzoek om een administratief­rechtelijke voor­ziening aanhangig is tegen het geschorste besluit, duurt de schorsing evenwel voort tot dertien weken nadat op dat verzoek onherroepelijk is beslist.
5. De schorsing kan worden opgeheven.

Voorontwerp

1. Het besluit tot schorsing bepaalt de duur hiervan.
2. De schorsing van een besluit kan eenmaal worden ver­lengd.
3. Zij kan ook na verlenging niet langer duren dan een jaar of, indien inzake vernietiging advies van een adviseur als bedoeld in artikel 3.3.1 wordt gevraagd, dan een jaar en drie maanden.
4. Indien een verzoek om een administratief­rechtelijke voor­ziening aanhangig is tegen het geschorste besluit, duurt de schorsing evenwel voort tot drie maanden nadat op dat verzoek onher­roepe­lijk is beslist.
5. De schorsing kan worden opgeheven.

Tekst RvS

1. Het besluit tot schorsing bepaalt de duur hiervan.
2. De schorsing van een besluit kan eenmaal worden ver­lengd.
3. Zij kan ook na verlenging niet langer duren dan een jaar of, indien inzake vernietiging advies van een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 wordt gevraagd, dan een jaar en drie maanden.
4. Indien een verzoek om een administratiefrechtelijke voor­ziening aanhangig is tegen het geschorste besluit, duurt de schorsing evenwel voort tot drie maanden nadat op dat verzoek onher­roepe­lijk is beslist.
5. De schorsing kan worden opgeheven.

Voorstel van wet

1. Het besluit tot schorsing bepaalt de duur hiervan.
2. De schorsing van een besluit kan eenmaal worden ver­lengd.
3. Zij kan ook na verlenging niet langer duren dan een jaar of, indien inzake vernietiging advies van een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 wordt gevraagd, dan een jaar en dertien weken.
4. Indien een verzoek om een administratief­rechtelijke voor­ziening aanhangig is tegen het geschorste besluit, duurt de schorsing evenwel voort tot dertien weken nadat op dat verzoek onher­roepe­lijk is beslist.
5. De schorsing kan worden opgeheven.

Memorie van toelichting

Schorsing behoort niet langer te duren dan strikt noodza­kelijk is. In beginsel bepaalt dit artikel de maximumperiode op één jaar. Niet in alle geval­len zal die volledige periode nodig zijn. Er is derhalve geen noodzaak deze periode als vaste termijn voor te schrij­ven. Het tot vernietiging bevoegde orgaan dient bij het be­sluit tot schorsing een redelijke schat­ting te maken van de benodigde tijd. Het tweede lid van dit artikel biedt de moge­lijk­heid tot eenmalige verlenging van de aanvan­kelijk vastge­stelde termijn.
Er zijn twee situaties waarin de termijn van één jaar, genoemd in het derde lid, kan wor­den overschreden. Dat betreft in de eerste plaats de situatie indien inzake de vernietiging advies wordt gevraagd van een adviseur, hetzij eigener bewe­ging, hetzij op grond van een wettelijk voorschrift. Bij vernietiging door de Kroon is dit de Raad van State, ingevolge artikel 15, vierde lid, van de Wet op de Raad van State. De schorsingstermijn bedraagt in dit geval maximaal één jaar en dertien weken.
In het vierde lid is sprake van een voortdu­ren van de schor­sing zonder dat een maximum wordt genoemd. Deze bepaling is noodzakelijk, nu enerzijds vernietiging als een ultimum remedium dient te worden beschouwd en derhal­ve niet kan plaatsvinden zolang nog niet onherroepelijk is beslist op een verzoek om een administratiefrechtelijke voorziening, terwijl ander­zijds in artikel 1A.2.2.8 is be­paald dat vernietiging niet meer kan plaats­vinden nadat de schorsing is geëindigd. Het is niet denkbeeldig dat er pas een onherroe­pelijke beslissing is na het einde van de schorsingstermijn.
Het geschorste besluit heeft dan direct weer werking en zou op grond van artikel 1A.2.2.8 niet meer kunnen worden vernietigd. Deze situatie, die het tot vernietiging bevoegde bestuursorgaan buiten spel zet, is niet gewenst. Opneming van het vierde lid voorkomt dit.
Indien aanstonds nadat is beslist op een verzoek om een administratiefrechtelijke voorziening duidelijk is, dat niet tot ver­nietiging zal worden overgegaan is er alle reden de schor­sing niet te laten voortduren tot dertien weken na de rechter­lijke beslis­sing en deze op te heffen. Het vijfde lid opent voor dit geval en voor alle andere gevallen waarin schorsing niet langer nood­zakelijk is de mogelijkheid de schorsing op te heffen.

Voorlopig verslag II

8.12 Bepaald wordt dat de schorsing inclu­sief verlenging in beginsel niet langer kan duren dan een jaar. De leden van de SGP-fractie vragen waarom voor deze termijn niet wordt aangesloten bij de termijnen voor goedkeu­ring, namelijk drie maanden met eenmaal de mogelijkheid van verlenging met in beginsel drie maanden. Het is de leden van de SGP-fractie overigens opgevallen dat de omschrijving van de ter­mijnen niet geheel consistent is. Zo wordt in artikel 1A.2.1.7 gesproken over «drie maan­den», terwijl in artikel 1A.2.3.2 de aandui­ding «dertien weken» wordt gehan­teerd. Zij vragen of het geen aanbeveling verdient dit aan te passen.

Nota naar aanleiding van het verslag II

8.12 Wat de termijn voor schor­sing in artikel 1A.2.3.2 betreft, zij opgemerkt dat deze een maxi­mumtermijn en geen vaste termijn is. Het schorsingsbesluit moet de duur ervan bepalen. In vele gevallen zal met een kortere termijn kunnen [worden] volstaan. Wij betwijfelen of het voorstel van de leden van de SGP-fractie om de termijn te bekorten tot drie maanden met eenmaal de mogelijkheid van verlenging met drie maanden voor de praktijk in alle situaties werkbaar zal zijn, gelet op de nood­zakelijke procedurele stap­pen en de tijd benodigd voor overleg.
Overigens is voor wat betreft vernie­tiging van besluiten van gemeenten, provin­cies en wa­terschappen de advisering door de Raad van State komen te vervallen. Het vervallen van de advisering voor deze geval­len, die in de praktijk het meest voorkomen, vormt voor ons aanleiding om de mogelijk­heid van verle­nging in dit artikel bij nota van wijziging te schrappen. Dit betekent dat de totale termijn beperkt wordt tot een jaar, ongeacht of ad­vies wordt gevraagd.
Bij nota van wijziging worden in arti­kel 1A.2.1.7, eerste lid, overeenkomstig de algemeen gehanteerde systematiek in de Awb de woorden «drie maanden» vervangen door: dertien weken.

Nota van wijziging

Artikel 1A.2.3.2, derde lid, komt te luiden:
3. De schorsing kan ook na verlenging niet langer duren dan een jaar.

Toelichting NvW
Zie antwoord 8.12.

Handelingen II

De heer Van den Berg (SGP, p. 3640): Dan nog de schorsing. Daarover is ook in de schriftelijke voorbereiding gesproken. Mede naar aanleiding van vragen onzerzijds is de totale schorsingstermijn wat bekort, bij nota van wijziging. Wij juichen dat toe. Het is nu maximaal één jaar, terwijl het eerst één jaar en dertien weken was. Wij blijven met de vraag zitten – wij hebben die suggestie bij de voorbereiding gedaan – of een verdere verkorting niet mogelijk moet zijn. Als voor goedkeuring twee keer dertien weken genoeg is, zou dat voor een schorsing ook niet mogelijk zijn? Met andere woorden, het is nog steeds mogelijk dat een bestuursorgaan een jaar moet wachten op een besluit over vernietiging. Ik weet niet of dat in de huidige tijd echt nodig is en of wij uiteindelijk niet naar een halfjaar toe moeten. Misschien kan de regering daar nog eens op ingaan.
Voorzitter! Er resten nog enkele vragen, maar in het algemeen heeft mijn fractie veel waardering voor het voorliggende voorstel. Ik hoop dat de resterende punten – er liggen ook nog enkele amendementen – ­bevredigend kunnen worden afgewerkt. Daardoor kan het wetsvoorstel nog verder aan betekenis winnen.
Staatssecretaris Kohnstamm (p. 3662): Voorzitter! De heer Van den Berg heeft gevraagd waarom voor goedkeuring een termijn van twee keer dertien weken genoeg is en voor schorsing niet. Aan de procedure van vernietiging gaat vaak de schorsing van het te vernietigen besluit vooraf. Door het besluit te schorsen, wordt de rechtswerking opgeschort en kan intussen worden onderzocht of er reden is het besluit te vernietigen. In artikel 1A.2.3.2 is een maximale schorsingstermijn van een jaar opgenomen. Er is geen vaste termijn voorgeschreven, omdat gewoon niet in alle gevallen van tevoren vastgesteld kan worden welke periode nodig is en in ieder geval niet vastgesteld kan worden dat een periode van een jaar nodig zal zijn. Het bekorten van de termijn tot drie maanden met eenmaal de mogelijkheid van verlenging met drie maanden, zoals voorgesteld door de heer Van den Berg, zal soms werkbaar zijn. Zeker waar het gaat om een ingewikkelde zaak waar een aantal procedurele stappen genomen zal moeten worden en de nodige tijd voor overleg gereserveerd zal moeten worden, zal een termijn van een halfjaar niet altijd voldoende zijn. Voor goedkeuring is overigens in het derde lid van artikel 1A.2.1.7 de mogelijkheid opgenomen om de beslistermijn met zes maanden te verlengen, indien het bestuursorgaan bij goedkeuring advies moet inwinnen van een adviseur als bedoeld in artikel 3:5.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 gewijzigd bij wet van 6 november 1997 Stb. 510 (wetsvoorstel 25 280)

[bron: PG Awb III, p. 494]

[Eindtekst] Artikel 10:44 [1A.2.3.2] Artikel 10:44, vierde lid, komt te luiden:
4. Indien bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld tegen het geschorste besluit, duurt de schorsing evenwel voort tot dertien weken nadat op het bezwaar of beroep onherroepelijk is beslist.

Voorstel van wet

In artikel 10:44, vierde lid, wordt «Indien een verzoek om een administratiefrechtelijke voorziening aanhangig is» vervangen door: Indien bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld.

Memorie van toelichting

Deze wijziging strekt ertoe artikel 10:44, vierde lid, in overeenstemming te brengen met de gangbare Awb-terminologie, waarbij niet meer over administratiefrechtelijke voorziening wordt gesproken, maar over bezwaar en beroep (vgl. o.a. artikel 10:38, tweede lid, Awb). Ook de corresponderende artikelen 267, zesde lid, Provinciewet en 274, zesde lid, Gemeentewet, waarvoor artikel 10:44, vierde lid, Awb in de plaats treedt, bevatten reeds de thans voorgestelde terminologie.

Nota van wijziging

Artikel 10:44, vierde lid, komt te luiden:
4. Indien bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld tegen het geschorste besluit, duurt de schorsing evenwel voort tot dertien weken nadat op het bezwaar of beroep onherroepelijk is beslist.

Toelichting NvW
Deze wijziging is van louter technische aard. Verzuimd was in de nieuwe voorgestelde tekst van artikel 10:44, vierde lid, Awb ook nog de woorden ‘dat verzoek’ te vervangen door  ‘het bezwaar of beroep´. Deze omissie wordt thans hersteld. Ter wille van de leesbaarheid wordt de tekst van artikel 10:44, vierde lid, integraal opnieuw vastgesteld.

Share This