Op het besluit inzake schorsing zijn de artikelen 10:36, 10:37, 10:38, eerste lid, 10:39, eerste en derde lid, en 10:42, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)
[bron: PG Awb III, p. 494]
Voorontwerp
Op het besluit inzake schorsing zijn de artikelen 1A.2.2.4, 1A.2.2.5, 1A.2.2.7, eerste en derde lid, en 1A.2.2.10, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
Tekst RvS = VvW
VvW = Eindtekst [1A.2.3.3]
Memorie van toelichting
Uit dit artikel blijkt, dat in bepaalde gevallen waarin nog niet tot vernietiging mag worden overgegaan schorsing wel mogelijk is. Artikel 1A.2.2.6, tweede lid, is op de schorsing immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Hoewel ook bij schorsing het risico bestaat, dat het toezichthoudende orgaan de in artikel 1A.2.2.6, tweede lid, genoemde procedures doorkruist, heeft de overweging, dat een wisselende rechtskracht van een besluit zoveel mogelijk moet worden vermeden de doorslag gegeven. De redengeving voor schorsing zal in dit soort gevallen teneinde bovengenoemd risico zoveel mogelijk te beperken een betrekkelijk sobere moeten en kunnen zijn.