Artikel 3:12

1. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in het in artikel 12 van de Bekendmakingswet voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad op de in dat artikel bepaalde wijze kennis van het ontwerp.
2. In de kennisgeving wordt vermeld:
a. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
b. op welke wijze dit kan geschieden;
c. indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 226-227]

[Eindtekst] Artikel 3:12 [3.4.3]
1. Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze kennis gegeven van de aanvraag of van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
2. Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, wordt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst.
3. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid worden gesteld van hun zienswijze te doen blijken en op welke wijze dit ingevolge artikel 3:13 kan geschieden.

Voorontwerp

1. In een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze wordt kennis gegeven van de aanvraag of van het ontwerp. Volstaan kan worden met het aangeven van de belangrijke gegevens daaruit.
2. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken voor belanghebbenden ter inzage liggen, alsmede op welke wijze belanghebbenden van hun zienswijze kunnen doen blijken.

Tekst RvS

1. Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze kennis gegeven van de aanvraag of van het ontwerp. Volstaan kan worden met het aangeven van de belangrijkste gegevens daaruit.
2. Indien het een besluit van een bestuursorgaan behorend tot de centrale overheid betreft, wordt tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst.
3. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen, wie in de gelegenheid wordt gesteld van zijn zienswijze te doen blijken en op welke wijze dit ingevolge artikel 3.4 4 kan geschieden.

Advies RvS

Artikel 3.4.3, eerste lid
Wat betreft de inhoud van de kennisgeving komt het de Raad voor dat de woorden «de belangrijkste gegevens daaruit» in de tweede volzin van deze bepaling te weinig bepaald zijn en aanleiding geven tot onduidelijkheid. In dit verband kan gewezen worden op de terminologie van artikel 13, eerste lid, onder a, («zakelijke inhoud») van de Wabm die, naar het voorkomt, meer houvast biedt.

Nader rapport

Artikel 3.4.3, eerste lid
Overeenkomstig het voorstel van de Raad zijn de woorden «de belang­rijkste gegevens daaruit» vervangen door: de zakelijke inhoud. In de memorie van toelichting is een passage toegevoegd, waarin nader op dit begrip wordt ingegaan.

Voorstel van wet

1. Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze kennis gegeven van de aanvraag of van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
2. Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, wordt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst.
3. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid worden gesteld van hun zienswijze te doen blijken en op welke wijze dit ingevolge artikel 3.4.4 kan geschieden.

Memorie van toelichting

In dit artikel ligt de kern van de procedure besloten, te weten de openbare kennisgeving van het voornemen om een beslissing te nemen.
Het eerste lid betreft de wijze waarop de kennisgeving moet plaatsvinden. De bepaling is als doelvoorschrift geformuleerd, in die zin dat aan het bestuursorgaan wordt overgelaten te bepalen, welke wijze van bekendmaken het meest in aanmerking komt. Publikatie in een dag-, nieuws- of huis-aan-huis-blad ligt in het algemeen voor de hand, zodat die wijze van bekendmaken uitdrukkelijk voorop geplaatst is. Maar ook andere manieren zijn goed denkbaar, bij voorbeeld publikatie in een periodiek geschrift dat verspreiding vindt onder degenen wier belangen in het bijzonder kunnen zijn betrokken bij de voorgenomen of aangevraagde beslissing. Voor de direct-belanghebbendebij beschikkingen ligt de garantie voor bekendheid met de procedure primair besloten in artikel 4.1.2.4. Vaak kan het doel van de kennisgeving worden bereikt met een korte aanduiding van de zakelijke inhoud, zodat de aanvraag of het concept niet in extenso gepubliceerd hoeft te worden. Indien alleen de aanvraag om bij voorbeeld een vergunning ter inzage wordt gelegd, zal in het algemeen volstaan kunnen worden met een samenvattende, duidelijke vermelding van de activiteiten waarvoor vergunning gevraagd wordt en van de plaats waar en de tijd gedurende welke die activiteiten zullen worden verricht. Indien tevens het ontwerp van de vergunning ter inzage wordt gelegd, zal de samenvattende vermelding tevens op de belangrijkste beperkingen en voorschriften betrekking moeten hebben. De tekst van het voorontwerp sprak niet van «de zakelijke inhoud», doch van «de belangrijkste gegevens daaruit.» Om de bedoeling van het artikel te verduidelijken en op dit punt uniformiteit met artikel 3.5.3 te bewerkstelligen, is thans gekozen voor «de zakelijke inhoud.»
In het tweede lid wordt een uitwerking gegeven voor besluiten van de centrale overheid. De regel wordt regelmatig in de bestaande wetgeving aangetroffen (vergelijk artikel 16, eerste lid, van de Mijnwet Continentaal Plat). Voor andere besluiten dan van de centrale overheid lijkt een algemene regel niet te geven.
In het derde lid wordt voorgeschreven dat mededeling wordt gedaan van de terinzageleggingvan stukken en van de plaats waar en de tijd gedurende welke de stukken kunnen worden ingezien. Ten slotte zal vermeld moeten worden op welke wijze en door wie een zienswijze naar voren kan worden gebracht. In ieder geval moet uiteraard het adres van het bestuursorgaan worden vermeld, met het oog op het schriftelijk indienen van bedenkingen tegen de beslissing. Het zal in het algemeen aanbeveling verdienen in een dergelijk geval uitdrukkelijk te vermelden dat schriftelijk commentaar kan worden geleverd, alsmede binnen welke termijn dat mogelijk is (ingevolge artikel 3.4.4, derde lid, eindigt die termijn niet eerder dan na de laatste dag van terinzagelegging).
Aangezien in principe ook de mogelijkheid van mondelinge reactie moet bestaan – zie artikel 3.4.4 – zal ook aangegeven moeten worden op welke wijze mondeling gereageerd kan worden. In bepaalde gevallen zal de mogelijkheid voor een hoorzitting bestaan: dan dienen plaats en tijd van de hoorzitting genoemd te worden. Wanneer de wenselijkheid van een hoorzitting pas later aan het licht treedt zal de vermelding van tijd en plaats van de hoorzitting uiteraard niet bij die eerste kennisgeving gedaan kunnen worden. Zie daarvoor verder de toelichting op het volgende artikel. Maar wanneer een hoorzitting niet nodig wordt geacht, zal bij voorbeeld wel vermeld moeten worden op welke uren mondelinge reacties worden ingewacht. Denkbaar is dat een algemeen telefoon­nummer wordt opengesteld waarop men informatie kan verkrijgen over de wijze waarop men mondeling gehoord kan worden. Algemene regels hierover zijn niet te geven, aangezien de verschillen zowel tussen de diverse soorten beslissingen als tussen de diverse oveheidsorganendaarvoor te groot zijn. De invulling hiervan kan echter aan de bestuursorganen overgelaten worden.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2005 gewijzigd bij wet van 24 januari 2002 Stb. 54 (wetsvoorstel 27 023)

[Eindtekst] Artikel 3:12
1. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
2. Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, wordt de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
3. In de kennisgeving wordt vermeld:
a. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
b. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
c. op welke wijze dit kan geschieden;
d. indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Artikel 3:12 (openbare kennisgeving)
Dit artikel strekt ertoe algemene bekendheid te geven aan het feit dat een besluit met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt voorbereid. De tekst komt nagenoeg letterlijk overeen met het in de huidige 3.4-procedure opgenomen artikel 3:12. Wel moet daarbij worden aangetekend dat ten opzichte van het huidige eerste lid van artikel 3:12 de woorden «van de aanvraag of» zijn geschrapt. Dit is een sequeel van de gemaakte keuze om steeds een ontwerp-besluit als object van de nieuwe voorbereidingsprocedure te nemen en dus niet meer de mogelijkheid te bieden dat kan worden volstaan met een procedure over de aanvraag (zie § 5.6 van het algemeen deel van deze memorie). Een aanvulling ten opzichte van het huidige artikel 3:12 is nog het voorschrift in het nieuwe onderdeel d van het derde lid. Daarin is bepaald dat ook mededeling moet worden gedaan van de nieuwe beslistermijn die is gaan gelden ten gevolge van een eventuele verlenging in gevallen waarin de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft. Uit wetssystematisch oogpunt is dit voorschrift, dat in de huidige 3.5-procedure een element is van huidige artikel 3:29, derde lid, overgeheveld naar het nieuwe artikel 3:12.
In de huidige 3.5-procedure wordt de openbare kennisgeving geregeld in de artikelen 3:19 en 3:20, eerste lid. Het nu voorgestelde artikel brengt een zekere versobering aan ten opzichte van laatstgenoemde bepaling. Zo wordt niet meer uitdrukkelijk voorgeschreven dat ook de zakelijke inhoud van de aanvraag moet worden vermeld. Naar ons oordeel kan worden volstaan met een verplichting tot vermelding van de zakelijke inhoud van het ontwerp-besluit, temeer ook omdat het ontwerp-besluit voorwerp is van de voorbereidingsprocedure. Voorts zal uit de omschrijving van de zakelijke inhoud van het ontwerp-besluit als regel de strekking van de aanvraag kunnen worden afgeleid. De aanvraag als zodanig behoort uiteraard wel tot de op het ontwerp-besluit betrekking hebbende stukken die ingevolge het nieuwe artikel 3:11 ter inzage moeten worden gelegd.
Verder wordt in de voorgestelde bepaling, duidelijker dan thans in artikel 3:19 het geval is, geregeld dat de openbare kennisgeving voorafgaat aan de terinzagelegging. Dat is ook de meest logische werkwijze. Tegelijkertijd wordt daarmee een einde gemaakt aan een inconsistentie in het huidige artikel 3:20, dat de terinzageleggingbeschouwt als een «mededeling» in de zin van artikel 3:19, welk artikel op zijn beurt veronderstelt dat in die «mededeling» wordt vermeld waar de terinzagelegging heeft plaatsgevonden. Een ander verschil met de huidige 3.5-procedure betreft nog de procedure inzake kennisgeving van provinciale ontwerp-besluiten. Zie hierover § 5.5 van het algemeen deel van deze memorie.

Verslag

De leden van de VVD-fractie kunnen zich vinden in de overweging dat verlenging van de beslistermijn gepast is in het geval van een aanvraag met betrekking tot een zeer ingewikkeld onderwerp. Anders ligt dit bij een omstreden onderwerp. Deze leden zouden op dit punt nader ingelicht willen worden over de ratio van deze overweging.

Nota naar aanleiding van het verslag

Het doet ons genoegen dat de leden van de VVD-fractie zich kunnen vinden in de mogelijkheid om de beslistermijn te verlengen ingeval het een zeer ingewikkeld onderwerp betreft. In antwoord op hun vraag waarom de verlengingsmogelijkheid ook zou moeten gelden bij omstreden onderwerpen, merken wij op dat de zinsnede «een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp» in artikel 3:18, tweede lid, is ontleend aan het huidige artikel 3:29, eerste lid, Awb, dat op zijn beurt weer was ontleend aan het voormalige artikel 13.21, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Blijkens de indertijd gegeven toelichting op dat voormalige artikel kan hierbij gedacht worden aan technisch ingewikkelde zaken, maar ook aan gevallen die uit bestuurlijk of juridisch oogpunt bezien ingewikkeld of omstreden zijn (Kamerstukken II 1988/89, 21 087, nr. 3, blz. 51). Als gezegd is uit het eerdergenoemde deelonderzoek naar milieuvergunningen in het kader van de evaluatie van de Awb naar voren gekomen dat er van deze verlengingingsmogelijkheid niet vaak gebruik gemaakt. Desalniettemin hechten wij wel aan handhaving van de mogelijkheid om ook bij omstreden onderwerpen tot verlenging over te gaan, aangezien het toch in uitzonderlijke gevallen voorstelbaar is dat het gaat om een zodanig omstreden kwestie dat reeds tevoren voorzienbaar is dat de procedure niet binnen zes maanden kan worden afgerond.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2021 gewijzigd bij wet van 1 juli 2020, Stb. 2020, 262 (Wet elektronische publicaties; kamerstukken 35 218)

Artikel 3:12 wordt als volgt gewijzigd:

  1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zin wordt «in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze» vervangen door «in het in artikel 7b van de Bekendmakingswet voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad op de in dat artikel bepaalde wijze».

b. De laatste zin vervalt.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b tot en met d geletterd a tot en met c.

Memorie van Toelichting

Een aantal bepalingen in de Awb over bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen in huis-aan-huisbladen moet worden aangepast aan de voorgestelde wijzigingen van de Bekendmakingswet. Artikel 3:12 Awb over de kennisgeving van de terinzagelegging van een voorgenomen besluit waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is, kan aanzienlijk worden verkort. Het tweede lid kan vervallen, nu in het voorstel artikel 12 van de Bekendmakingswet de publicatie van kennisgevingen gaat regelen. Daarom zijn ook de bepalingen in artikel 3:12, eerste lid, laatste zin, en derde lid, onderdeel a, zoals deze nu luiden, overbodig. In de artikelen 3:13 en 3:18 Awb wordt een verwijzing naar artikel 3:12 aangepast en in artikel 3:14 Awb een verwijzing naar 3:11 Awb.

Kamerstukken II 2018/19, 35 218, nr. 3.

[Eindtekst] Gewijzigd voorstel van wet, Kamerstukken I 2019/20, 35 218, nr. A

Artikel 3:12 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3:12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zin wordt «in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze» vervangen door «in het in artikel 12 van de Bekendmakingswet voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad op de in dat artikel bepaalde wijze».
b. De laatste zin vervalt.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b tot en met d geletterd a tot en met c.

Nota van wijziging

In artikel 2.1, onderdeel B, onder 1, onder a, wordt «artikel 7b van de Bekendmakingswet» vervangen door «artikel 12 van de Bekendmakingswet».

Bij de aanpassing van artikelnummers naar aanleiding van het tot stand brengen van een doorlopende nummering van de artikelen in de Bekendmakingswet, is de onderhavige verwijzing in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) naar een artikel in de Bekendmakingswet abusievelijk niet meegenomen. Met deze wijziging wordt dit rechtgezet.

Kamerstukken II 2019/20, 35 218, nr. 7.

Share This