Artikel 3:40

Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 231]

VO = VvW

Tekst RvS = VvW

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Een besluit van een bestuursorgaan is gericht op het tot stand brengen van rechtsgevolgen, waaraan ook burgers kunnen zijn gebonden. Het is vanzelfsprekend dat de rechtsgevolgen niet intreden voordat dit aan de bij het besluit betrokken burgers bekend is gemaakt. Zolang het besluit intern is gebleven, heeft het derhalve nog niet de gevolgen van een rechtshandeling. Dienovereenkomstig bepalen de artikelen 88 en 89 van de Grondwet voor wetten respectievelijk (andere) algemeen verbindende voorschriften van het rijk dat zij niet in werking treden voor zij zijn bekendgemaakt; hetzelfde beginsel wordt voor gemeentelijke voorschriften in het voorstel van een nieuwe Gemeentewet in artikel 139 tot uitdrukking gebracht.
Ten aanzien van beschikkingen blijkt dezelfde rechtsopvatting uit de jurisprudentie (HR 4 december 1985, NJ 1986, 668, BNB 1986, 41; zie ook HR 19 november 1948, NJ 1948, 86 en Afd. rechtspraak 28 november 1980, AB 1981, 220). De jurisprudentie is overwegend gevormd met betrekking tot de aanvang van de beroepstermijn. Van prematuur beroep is sprake als het is ingesteld op het moment dat de beschikking nog niet aan betrokkene bekend was. Op dat moment was er naar het oordeel van de betrokken rechter nog geen beschikking. De bekendmaking is dus een constitutief vereiste.
Wat beschikkingen betreft is slechts zelden uitdrukkelijk in de wet geregeld dat zij pas in werking treden nadat zij zijn bekendgemaakt. Uit de regelingen met betrekking tot beschikkingen, blijkt echter wel dat dit in het algemeen het uitgangspunt van de wetgever is geweest; beroeps- ­en bezwaartermijnen beginnen in de regel pas te lopen op het moment van bekendmaking (hoe dat ook precies is geformuleerd), de termijn waarna invordering kan plaatsvinden, begint na bekendmaking te lopen, enz.
In het algemeen is de inwerkingtreding van plannen in de wetgeving niet aan de bekendmaking gekoppeld. Veelal wordt wel bepaald dat een plan moet worden gepubliceerd (zie bij voorbeeld artikel 31 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening), maar niet dat de inwerkingtreding van het plan pas na de bekendmaking mag geschieden. Hetzelfde geldt veelal voor plannen die vanaf een bepaald tijdstip gelden (gemeentelijke welzijnsplannen vanaf 1 januari), maar waarvoor niet is bepaald dat de definitieve versie voor die datum moet zijn gepubliceerd (zie bij voorbeeld ook artikel 65, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs). De bepaling zal ten aanzien van de inwerkingtreding van plannen dus preciserend werken.
Voor beleidsregels is er geen algemene bepaling aangaande de bekendmaking en de inwerkingtreding ervan. Wel is er enige jurisprudentie hieromtrent. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat beleidsregels pas kunnen worden toegepast als zij zijn bekendgemaakt. Deze jurisprudentie is evenwel beperkt tot wijzigingen in de beleidsregels (zie onder meer Vz Afd. rechtspraak 9 augustus 1983, AB 1984, 329 en Afd. rechtspraak 4 maart 1985, AB 1986, 15). De bekendmakingsplicht bij wijziging van beleidsregels is wellicht aan strakkere grenzen gebonden dan bij de invoering van een nieuwe regel. De Afdeling rechtspraak is van oordeel dat de bekendmaking van een wijziging niet op een mindere wijze mag geschieden dan bij de invoering van de regels het geval was als de beleidswijziging nadelig voor de belanghebbenden is en de regeling tamelijk snel na haar bekendmaking in werking treedt (Afd. rechtspraak 31 januari 1985, AB 1986, 208).
Ten slotte zij opgemerkt dat door deze bepaling geen grenzen zijn gegeven inzake de terugwerkende kracht van besluiten. Op besluiten met terugwerkende kracht is de bepaling op dezelfde wijze als op alle andere besluiten van toepassing, namelijk in zoverre dat een besluit met terugwerkende kracht pas in werking kan treden vanaf het moment dat het is bekendgemaakt. Wel kan het vertrouwensbeginsel zich tegen het verlenen van terugwerkende kracht verzetten.
Het artikel verbiedt niet dat een aantal rechtsgevolgen van een besluit later intreden dan het tijdstip van de bekendmaking. Men denke aan besluiten onder een opschortende tijdsbepaling of voorwaarde. Soms bepaalt de wetgever dat een besluit eerst in werking treedt nadat het onherroepelijk is geworden. Een dergelijke regeling is geenszins in strijd met dit artikel.

Share This