Artikel 3:41

1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 231-232]

[Eindtekst] Artikel 3:41 [3.5.2]
De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

VO = VvW

Tekst RvS = VvW

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Besluiten die rechtstreeks tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, worden bekendgemaakt door toezending of uitreiking. Voor het geval dat de aanvrager van de beschikking niet beschouwd kan worden als degene tot wie de beschikking is gericht, is hij uitdrukkelijk genoemd. Daarbij is gedacht aan verzoeken om politiedwang jegens anderen uit te oefenen of verzoeken om subsidie, aan derden verleend, in te trekken (zie de toelichting bij artikel 1.2 aan het slot). Deze vorm van bekendmaking is in de eerste plaats bedoeld voor beschikkingen, die immers bijna steeds tot een bepaalde persoon zijn gericht.

Eindverslag

Artikel 3.5.2. en 3.5.3
De leden van de SGP-fractie vroegen naar aanleiding van de bekendmakingsprocedure van artikel 3.5.2 en 3.5.3 of een besluit dat is gericht tot bijvoorbeeld de bewoners van een bepaalde wijk een besluit is dat is gericht tot een of meer belanghebbenden als bedoeld in artikel 3.5.2, waarvan de bekendmaking dus dient te geschieden door toezending of uitreiking aan hen. Deze leden konden zich voorstellen dat bij zo'n ruime kring van belanghebbenden de bekendmaking via bijvoorbeeld een wijkkrant voldoende zou zijn. Zij vernamen graag de reactie hierop van de bewindslieden.

Nota naar aanleiding van het eindverslag

Artikel 3.5.2. en 3.5.3
Een besluit dat gericht is tot alle inwoners van een wijk is in de meeste gevallen niet een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht in de zin van artikel 3.5.2. Doorgaans zal ingevolge artikel 3.5.3. met bekendmaking in een wijkkrant dus inderdaad voldaan zijn aan de eisen die de Awb stelt. Dit is alleen anders indien het in feite gaat om een reeks tot individuele inwoners gerichte besluiten.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 gewijzigd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700).

[bron: PG Awb III, p. 149-150]

[Eindtekst] Artikel 3:41 [3.5.2]
1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan ge­schieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

Voorontwerp

Artikel 3.5.2 wordt als volgt gewijzigd:
Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Indien de bekendmaking van een besluit niet kan ge­schieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

Tekst RvS

Artikel 3:41 wordt als volgt gewijzigd:
Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Indien de bekendmaking van een besluit niet kan ge­schieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

Advies RvS

Uit de toelichting op de wijziging van artikel 3:41 (artikel I, onderdeel C, van het wetsvoorstel) leidt de Raad af dat ook het toe te voegen tweede lid betrekking heeft op besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht. De Raad adviseert dit duidelijker uit de nieuwe bepaling te laten blijken, en daartoe in het tweede lid «een besluit» te vervangen door «het besluit».

Nader rapport

Het advies van de Raad is gevolgd.

Voorstel van wet

Artikel 3:41 wordt als volgt gewijzigd:
Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan ge­schieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, ge­schiedt zij op een andere geschikte wijze.

Memorie van toelichting

Bij het ontwerpen van afdeling 5.2 inzake bestuursdwang bleek dat het wenselijk is artikel 3:41 aan te vullen met een tweede lid. Bekendma­king op de voet van artikel 3:41, eerste lid, van een beschikking inhoudende de beslissing dat bestuursdwang zal worden toegepast, is niet altijd praktisch moge­lijk. Zo moet in die situa­ties rekening worden gehouden met de moge­lijkheid dat de overtre­der aan het bestuurs­orgaan onbekend is. Goed voorstel­baar is ook dat de identiteit van een overtreder of een andere belanghebbende wel bekend is, maar dat het bestuur niet over een correct adres van betrokkene beschikt. De bevoegdheid om met bestuursdwang op te treden mag van zulke omstandighe­den niet afhankelijk worden gesteld.
Het gaat hier in feite om een algemeen probleem, dat zich ook bij de bekendmaking van andere besluiten kan voor­doen. Daarom is in dit wetsvoor­stel een aanvulling in de vorm van een nieuw tweede lid van artikel 3:41 opgenomen, volgens welke aanvul­ling in het geval dat de hoofdregel van artikel 3:41, eerste lid, niet kan worden gevolgd, de bekendmaking ge­schiedt op een andere geschikte wijze. Als andere geschikte wijzen kunnen afhankelijk van de omstandigheden in het algemeen onder meer worden beschouwd publicatie in een dag- of nieuwsblad, aan­plakking op het gemeen­telijk publicatiebord of aanplakking ter plekke. Soms zal redelijker­wijze kunnen worden volstaan met het op het kantoor van het bestuursorgaan ter inzage leggen van de beschikking.

Verslag II

2.1 De leden van de PvdA-fractie zien niet in dat er situaties zijn waarbij redelijkerwijze zou moeten worden volstaan met het ter inzage leggen van de beschikking op het kantoor van het bestuursorgaan zonder daar enige vorm van publikatie aan te geven. Indien de regering niet kan meedelen dat zich dergelijke situaties kunnen voordoen, zien deze leden het vereiste van publikatie en de wijze waar­op graag opgenomen in het tweede lid.
De leden van de D66-fractie achten de aan­vulling, in de vorm van een tweede lid, op de hoofdregel inzake bekendmaking van artikel 3:41, eerste lid, wenselijk. Zij plaat­sen echter een kanttekening bij hetgeen in de memorie van toelichting (bladzijde 13) ten aanzien van artikel 3:41, tweede lid, wordt opgemerkt. De regering stelt dat soms re­delijkerwijze zal kunnen worden vol­staan met het op het kan­toor van het bestuurs­or­gaan ter inzage leggen van de beschik­king. De leden van de D66-­fractie zijn van mening dat deze toevoeging niet strookt met de ge­dachte achter het desbe­treffende wetsarti­kel. De functie van bekend­making is het naar buiten brengen, het ken­baar maken van een besluit. Bij een bekend­making in de vorm van het enkele ter inzage ­leggen van het besluit op het kantoor van het bestuursor­gaan, blijft het desbetreffende be­sluit letter­lijk binnen de muren van het be­stuurs­orgaan. Derhalve zal de bekendmaking ten minste ook moeten be­staan uit een publikatie – op één van de overi­ge in de me­morie van toe­lich­ting ge­noemde wijzen – van de perio­de en de plaats van de terinzagelegging. Ove­rigens vragen de leden van de D66-fractie­ waarom de regering zich in de bovengenoem­de zin­snede beperkt tot het be­grip «beschikking», aangezien de voorge­stelde afdeling 3.6 geld­t ten aanzien van beslui­ten.
Ook de leden van de GPV-fractie vragen de regering te verdui­delijken waarom in het tweede lid niet geko­zen is voor een formule­ring als die van artikel 3:42 Awb. Kan ter inzage leggen wel worden aange­merkt als ge­schikte bekendmaking nu de beslissing letter­lijk binnen de muren van het beslissende orgaan blijft?
2.2 In diverse bijzondere wetten wordt aan gemeenten de verplichting opgelegd regelin­gen ter inzage te leggen. De wijze waarop dit is geregeld, vertoont grote diversiteit. Ver­dient het aanbeveling een uniforme rege­ling in de Awb op te nemen ter zake van de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de (bijzon­dere) inzageverplichting? Conform het advies van de VNG ver­zoeken de leden van de D66-fractie de re­gering een uniforme regeling in de Awb, die bepaalt dat het bestuursorgaan regelt op welke wijze vorm wordt gegeven aan de (bij­zondere) inzage­plicht, te overwegen.
De leden van de SGP-fractie achten de voor­ge­stelde aanvulling over bekendma­king een verbetering. Zij wijzen er echter op dat er verschillende regelingen zijn waarin een bestuursor­gaan wordt ver­plicht, bepaalde besluiten ter inzage te leggen. Deze regelin­gen vertonen een grote diversiteit. Deze leden vragen hoe de regering oordeelt over een uniforme regeling hiervan in de Awb. Voor een concrete suggestie hiervoor verwij­zen deze leden naar het commentaar van de VNG van 17 oktober 1994. Zij vernemen graag de reactie van de regering op deze suggestie.

Nota naar aanleiding van het verslag II

2.1 Het enkele ter inzage leggen van een besluit kan inderdaad niet als een geschikte wijze van bekendmaking worden beschouwd. De terinzagelegging zal tevens op enigerlei wijze moeten worden aangekondigd. De laatste zin van de toelichting bij dit artikel, die onbedoeld een andere suggestie wekt, was daarom ongelukkig geformuleerd. Ook het gebruik van het begrip «beschikking» in die zin was minder nauwkeurig.
Het tweede lid geeft een regel voor het geval de gewone bekendmaking door toezen­ding of uitreiking aan de belanghebbende(n) niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat zijn identiteit of adres onbekend is. Het bestuurs­orgaan moet dan zorgen voor een andere geschikte wijze van bekendmaking. Het is niet goed mogelijk hiervan een andere op­somming te geven: het zal sterk van de om­standigheden van het geval afhangen wat het meest doeltreffend, en daarom het meest geschikt is. De formulering van het tweede lid van artikel 3:42 is voor dit doel niet goed bruikbaar. In laatstgenoemd artikel gaat het om besluiten waarbij (slechts) van de zakelij­ke inhoud wordt kennis gegeven, reden waarom in aanvulling op die kennisgeving terinzagelegging van de volledige tekst wordt voorgeschreven. In artikel 3:41 gaat het daarentegen om een bekendmaking die geheel in de plaats komt van de bekendmaking vol­gens het eerste lid.
2.2 De suggestie van de VNG om te komen tot uniforme voorschriften om­trent terinzagelegging spreekt ons aan. In hoeverre unifor­mering mogelijk is, en zo ja, wat dan de inhoud van de uniforme voorschriften moet zijn, moet echter nog nader worden onder­zocht. Om de voortgang van dit wetsvoorstel niet te belemmeren stellen wij daarom voor, in het kader van de aanpassingswetgeving op dit punt terug te komen. Vanzelfsprekend zullen de tekstsuggesties van de VNG bij dit nader onderzoek worden betrokken.

Handelingen II

De heer De Graaf (D66, p. 3646): In mijn bijdrage wil ik mij beperken tot een aantal opmerkingen over wat kleinere onderwerpen en een toelichting op de ingediende amendemen­ten. In de eerste plaats is dat de bekendmaking. Voor de betrokken­heid van de burger bij bestuurlijk handelen is goede bekendmaking van besluiten een vereiste. Met de aanvullende derde tranche wordt de bekendmaking gegarandeerd. De regering heeft aangekondigd dat een uniformering van de regelingen omtrent terinzagelegging in het kader van aanpassingswetgeving aan de orde zal komen. Wij zijn verheugd dat de minister in beginsel voelt voor deze nadere uniformering. Wij zien de nadere uitwerking graag tegemoet. Wat heb je aan een inzageverplichting als de praktische vormgeving nog niet doelmatig zou zijn?

 

 

Share This