Artikel 3:42

De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt op de in de artikelen 5 onderscheidenlijk 6 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 232]

[Eindtekst] Artikel 3:42 [3.5.3]
De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

Voorontwerp

De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebben­den
zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of de strekking ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

Tekst RvS

De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of de strekking ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Dit artikel ziet op de bekendmaking van besluiten die niet tot één of meer belanghebbenden zijn gericht en derhalve niet onder het vorige artikel vallen. Te denken valt aan besluiten van algemene strekking en aan «beschikkingen ter zake van een zaak», zoals de plaatsing van verkeersborden. Hier moet worden voorzien in een zodanige wijze van bekendmaking dat zo goed mogelijk de betrokkenen worden bereikt. De daarvoor in het artikel genoemde vormen zijn dezelfde als die, genoemd in artikel 3.4.3, eerste lid. Naar de toelichting bij die bepaling zij hier verwezen. Het voorontwerp gaf de mogelijkheid met kennisgeving van «de strekking» van het besluit te volstaan. Ter verduidelijking en overeenkomstig de in artikel 3.4.3, eerste lid, gehanteerde bewoordingen spreekt het wetsvoorstel van kennisgeving van «de zakelijke inhoud». Daarbij valt te denken aan een beknopte weergave van het onderwerp en van de belangrijkste onderdelen van het besluit.

Voorlopig verslag II

[2.93] De leden van de G.P.V.-fractie vroegen of dit artikel als gevolg zal hebben dat besluitenlijsten van vergaderingen van burgemeester en wethouders – in essentie – gepubliceerd moeten worden.

Memorie van antwoord II

(2.93) Dit gevolg heeft artikel 3.5.3 uitdrukkelijk niet. De besluitenlijsten van vergaderingen van burgemeester en wethouders zijn zelf geen besluiten in de zin van de Awb. Niet alle daar genomen beslissingen leiden tot een besluit in de zin van de Awb, maar ook degene waarbij dat wel het geval is, zullen meestal nog moeten worden opgemaakt op zodanige wijze dat zij de beoogde externe werking kunnen hebben. De mondeling genomen beslissing om een vergunning te verlenen is niet hetzelfde als het (schriftelijke) besluit waarbij de vergunning, inclusief de daaraan verbonden voorschriften, wordt verleend.

Eindverslag

Zie Eindverslag bij artikel 3:41.

Nota naar aanleiding van het eindverslag

Zie Nota naar aanleiding van het eindverslag bij artikel 3:41.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 gewijzigd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700).

[bron: PG Awb III, p. 150-151]

[Eindtekst] Artikel 3:42 [3.5.3]
1. De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
2. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisge­geven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.

Voorontwerp

Artikel 3.5.3 wordt als volgt gewijzigd:
Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisge­geven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.

Tekst RvS

Artikel 3:42 wordt als volgt gewijzigd:
Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisge­geven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.

Voorstel van wet

Artikel 3:42 wordt als volgt gewijzigd:
Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisge­geven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.

Memorie van toelichting

Het beginsel, dat besluiten van bestuursorganen de burger niet kunnen worden tegengeworpen dan nadat zij behoorlijk zijn bekendge­maakt, geldt ook voor beleidsregels.
Omdat het vaststellen van een beleidsregel een besluit is dat niet tot één of meer belangheb­benden is gericht, dienen beleids­regels te worden bekend gemaakt overeenkomstig artikel 3:42, eerste lid. Dit voorschrift laat uiteenlopende wijzen van bekendmaking toe. Als een geschikte wijze van bekendmaking kan in ieder geval niet worden be­schouwd een uitsluitend mondelinge kennisgeving, een vermelding uit­sluitend bij de bekendmaking van de beschikking waarbij de beleidsregel een rol speelt of een vermelding uitsluitend in het kader van een bezwaar- of beroeps­procedu­re.
Anderzijds eist artikel 3:42, eerste lid, niet, dat steeds de volledi­ge tekst van een besluit bekend gemaakt wordt. Volstaan kan worden met kennisgeving van de zakelijke inhoud.
Het belang van een goede bekendmaking van beleidsregels wordt geaccentueerd door de recente jurisprudentie van de Hoge Raad, die in een reeks van arresten heeft beslist dat beleidsre­gels «recht» in de zin van artikel 99 Wet op de rechterlijke organisatie kunnen zijn (HR 28-3-1990, NJ 1991, 118, AB 1990, 306, BNB 1990, 194; HR 25-4-1990, BNB 1990, 199; HR 19-6-1990, NJ 1991, 119; HR 29-6-1990, NJ 1991, 120). De Hoge Raad stelt daarbij onder meer als voor­waarde, dat de be­leidsregels door of met medeweten van de overheid zijn bekendge­maakt op zodanige wijze, dat de daarin vervatte regels voor betrokkenen kenbaar en toegankelijk zijn. Indien bij beleidsregels wordt volstaan met de bekendmaking van de zakelijke inhoud, zoals artikel 3:42 als mogelijkheid openlaat, behoort, zoals door de Hoge Raad is uitgesproken, de (gehele) inhoud voor betrokke­nen toch kenbaar en toegankelijk te zijn. Teneinde dit zeker te stellen, is het gewenst aan artikel 3:42 een tweede lid toe te voegen dat voorschrijft dat een besluit, waarvan slechts de zakelij­ke inhoud in de kennisgeving is weergegeven, volledig ter inzage moet worden gelegd. De Bekendmakings­wet kent ook een derge­lijke moge­lijk­heid, zij het slechts voor bijlagen bij bepaalde catego­rieën algemeen verbindende voor­schriften (art. 5, eerste lid, onder b).
Het nieuwe tweede lid van artikel 3:42 zal niet alleen voor beleids­regels gaan gelden, maar voor alle besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht (behoudens voor algemeen verbin­dende voor­schriften: de bekendmaking daarvan wordt in diverse wetten geregeld, zoals de Bekendmakingswet voor voor­schriften van het rijk, de Provinciewet en Gemeentewet e.d.). Dit lijkt ook juist: het behoort tot het wezen van de bekendmaking dat de betrokkenen kennis kunnen nemen van het gehele besluit dat hen kan raken. Hoewel de Wet openbaarheid van bestuur die mogelijkheid in beginsel ook verschaft, verdient het de voorkeur een meer recht­streekse mogelijkheid tot kennisneming in de regeling over de bekendmaking op te nemen.
Opmerking verdient dat bij beleidsregels in het algemeen bekendma­king door opneming van het volledige besluit in de kennisgeving de voorkeur verdient. Niettemin zijn er gevallen waarin dat niet goed mogelijk of niet zinvol is. Men denke aan zeer omvangrijke regelingen, of regelingen waarin, al of niet in de vorm van bijlagen, uitvoerige en gedetailleerde technische specificaties zijn opgenomen. In deze gevallen kan worden volstaan met bekendmaking van de zake­lijke inhoud, gepaard aan het ter inzage leggen van de volledige tekst.

Verslag II

2.3 Verdient het niet de voorkeur in dit wetsvoorstel een uniforme regeling op te nemen die bepaalt dat het bestuursor­gaan regelt op welke wijze vorm wordt gegeven aan de bijzondere inzageplicht, zo vragen de leden van de GPV-fractie.
2.4 Welke betekenis hecht de regering aan de bereikbaarheid van de plaats van terinzage­legging als zelfstandig­ criterium in relatie tot dit artikel?

Nota naar aanleiding van het verslag II

2.3 Verwezen zij naar het antwoord bij vraag 2.21.[1]
2.4 Het is uiteraard van belang dat de be­langhebbenden voldoende gelegenheid wordt geboden van het besluit kennis te nemen. Het bestuursorgaan dat tot terinzageleggingbe­sluit, zal daarom moeten zorgen dat dit ge­schiedt op een plaats die daarvoor, alle om­standigheden in aanmerking genomen, uit een oogpunt van bereikbaarheid geschikt is.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2004 gewijzigd bij wet van 29 april 2004 Stb. 214 (wetsvoorstel 28 483)

[Eindtekst] Artikel 3:42
In artikel 3:42 wordt, onder vernummering van het tweede tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de bekendmaking niet elektronisch.

VvW=Eindtekst

Memorie van toelichting

Artikel I, onderdeel B (wijziging artikel 3:42)
Deze bepaling strekt ertoe tot uitdrukking te brengen dat de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, niet langs elektronische weg geschiedt. Indien van een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht, op verschillende manieren is kennisgegeven, bijvoorbeeld door plaatsing op een website en door publicatie in een van overheidswege uitgegeven blad, dan kan de publicatie in het blad gelden als bekendmaking, maar niet die op een website. Dit punt kan van belang zijn voor de inwerkingtreding van het besluit of voor de ingang van de beroepstermijn.
Deze regeling vloeit voort uit het uitgangspunt dat de elektronische weg wel nevengeschikt is aan de schriftelijke vorm van verspreiding, maar dat – behoudens andersluidend wettelijk voorschrift – de elektronische weg niet als enige gebruikt kan worden voor berichten die niet tot een bepaalde geadresseerde zijn gericht (art. 2:14, tweede lid). Dat brengt met zich dat bij de bekendmaking van een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht, altijd mede van de schriftelijke vorm gebruik moet worden gemaakt. Omdat het bij de bekendmaking van belang is dat de datum ervan zoveel mogelijk eenduidig vaststaat, is bepaald dat de schriftelijke vorm als bekendmaking geldt: de datum daarvan is doorslaggevend, ook al is daarnaast op een ander tijdstip langs elektronische weg kennis gegeven van het besluit.
Artikel 2:14, tweede lid, biedt de mogelijkheid bij wettelijk voorschrift te bepalen dat de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, uitsluitend langs elektronische weg plaatsvindt. In aansluiting daarop wordt diezelfde mogelijkheid geboden voor het geval het om de bekendmaking gaat.
Door de Raad voor het openbaar bestuur is gevraagd op welk niveau van regelgeving de uitzondering van art. 3:42, tweede lid, kan worden gemaakt. Met de woorden «bij wettelijk voorschrift» worden niet alleen wetten in formele zin bedoeld, maar ook regels gesteld door organen die aan Grondwet of wet regelgevende bevoegdheid kunnen ontlenen. Derhalve kan ook bij gemeentelijke of provinciale verordeningen van de hoofdregel worden afgeweken (vgl. Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, p. 17). Voorts kan aan delegatie naar algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen worden gedacht, althans voor zover de wet in formele zin daarvoor voldoende basis biedt.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2009 gewijzigd bij wet van 27 november 2008 Stb. 551 (wetsvoorstel 31 084).

[Eindtekst] Het eerste en tweede lid van artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht komen te luiden:
1. De bekendmaking van besluiten van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in de Staatscourant, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
2. De bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

[31 084, p. 12-13]

5.2 Bekendmaking van andere besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht
De Staatscourant en verschillende andere publicatiebladen van de overheid bevatten ook besluiten waarop het bekendmakingsregime van artikel 3:42 Awb van toepassing is. Het betreft dan besluiten die geen algemeen verbindend voorschrift zijn, maar die evenmin tot een of meer belanghebbenden zijn gericht. Hieronder vallen bijvoorbeeld beleidsregels, maar ook concretiserende besluiten van algemene strekking («aanwijzingsbesluiten»). Voor zover het gaat om besluiten van de rijksoverheid (veelal ministeriële besluiten) is vaak, maar lang niet altijd, in de desbetreffende wet geregeld dat zij in de Staatscourant moeten worden bekendgemaakt.
Artikel 3:42 Awb is met name relevant voor die gevallen waarin niet in een bijzondere wet een specifieke bekendmakingswijze is voorgeschreven. In artikel 3:42 is vastgelegd dat besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, moeten worden bekendgemaakt «door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze». Het tweede lid bepaalt: «Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de bekendmaking niet elektronisch. ». Dit tweede lid is toegevoegd via de eerdergenoemde Wet elektronisch bestuurlijk verkeer en heeft als oogmerk te voorkomen dat er interpretatiemoeilijkheden zouden kunnen ontstaan doordat er verschillen kunnen bestaan als gevolg van een verschillende inhoud of een verschillend tijdstip van bekendmaking van een langs conventionele weg rechtsgeldige bekendgemaakte versie van een besluit en een langs elektronische weg eveneens rechtsgeldig bekendgemaakte versie. Tot nu toe kan dus – behoudens andersluidend wettelijk voorschrift – de elektronische weg niet als enige gebruikt worden voor de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht.
Nu in dit wetsvoorstel wordt bepaald dat Staatsblad en Staatscourant elektronisch worden uitgegeven en publicatiebladen van decentrale overheden elektronisch (kunnen) worden uitgegeven, wordt tevens bewerkstelligd dat andere besluiten dan algemeen verbindende voorschriften die daarin volgens wettelijk voorschrift gepubliceerd moeten worden, elektronisch bekend (kunnen) worden gemaakt. In gevallen waarin een dergelijk wettelijk voorschrift ontbreekt, zou het huidige artikel 3:42, tweede lid, Awb echter in de weg staan aan bekendmaking van een dergelijk besluit in het Staatsblad of de Staatscourant of een elektronisch uitgegeven decentraal publicatieblad. Dit wordt uiteraard niet beoogd. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat alle besluiten die in een van overheidswege elektronisch uitgegeven publicatieblad worden gepubliceerd daarmee rechtsgeldig worden bekendgemaakt. Anders zou er onzekerheid kunnen ontstaan over de vraag of een dergelijk besluit in werking is getreden. Om die reden wordt een wijziging van artikel 3:42 Awb voorgesteld. Deze wijziging houdt in de eerste plaats in dat niet tot een of meer belanghebbenden gerichte besluiten die afkomstig zijn van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan steeds in de Staatscourant – en dus langs elektronische weg, omdat de Staatscourant ingevolge het voorgestelde artikel 1, tweede lid, van de Bekendmakingswet elektronisch wordt uitgegeven – moeten worden gepubliceerd. Voordeel hiervan is dat op deze wijze één loket wordt gecreëerd voor bekendmakingen. Overigens sluit deze bepaling niet uit dat ook in andere bladen bekendheid aan een besluit wordt gegeven, bijvoorbeeld omdat hiermee een bepaalde doelgroep kan worden bereikt.
Voor niet tot een of meer belanghebbenden gerichte besluiten die niet afkomstig zijn van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan, zal gelden dat deze elektronisch kunnen worden gepubliceerd, mits dit dan geschiedt in een van overheidswege – elektronisch – uitgegeven blad. Voor deze categorie van decentrale besluiten dient dus een keuze te worden gemaakt. Het publicatieblad verschijnt of in gedrukte vorm of in elektronische vorm (zie hierover ook paragraaf 5.5 hierna). Dit weer om mogelijke verschillen in inhoud of tijdstip van bekendmaking te voorkomen. Er is voor gekozen de huidige publicatiemogelijkheden in stand te houden. Daardoor wordt aan niet tot de centrale overheden behorende bestuursorganen de ruimte gelaten om eventueel over te gaan op elektronische publicatie op een moment dat zij zelf daartoe geëigend achten.
Voor beide hierboven genoemde gevallen – dus voor het bekendmakingsregime van zowel besluiten van de centrale overheid als decentrale overheden – geldt dat bij wettelijk voorschrift een uitzondering kan worden gemaakt op elektronische bekendmaking in de Staatscourant onderscheidenlijk een van overheidswege uitgegeven blad. Deze uitzondering kan inhouden dat in een bepaald geval toch het beginsel van nevenschikking geldt of dat in plaats van de Staatscourant een andere publicatiemedium wordt aangewezen als het medium waarin het desbetreffende besluit rechtsgeldig wordt bekendgemaakt. Dit laatste doet zich onder andere voor bij de bekendmaking van bepaalde «kleine» koninklijke besluiten, die, hoewel zij geen algemeen verbindende voorschriften inhouden, niet in de Staatscourant maar in het Staatsblad worden gepubliceerd. Op basis van artikel 8 van de Bekendmakingswet is in artikel 4 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant bepaald dat in het Staatsblad wordt opgenomen «al hetgeen waarvan een wet of koninklijk besluit bekendmaking in het Staatsblad voorschrijft». Deze systematiek blijft onder het regime van het nu voorliggende wetsvoorstel ongewijzigd. Genoemd artikel uit het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant, dat ongewijzigd zal worden overgenomen in het voor dat Besluit in de plaats tredende Bekendmakingsbesluit, is daarmee te beschouwen als wettelijk voorschrift in de zin van het nieuwe artikel 3:42, eerste lid, Awb. Op basis daarvan kan in het desbetreffende koninklijk besluit zelf worden bepaald dat bekendmaking plaatsvindt in het Staatsblad in plaats van de Staatscourant. Dit pleegt te geschieden in het slotformulier van een dergelijk koninklijk besluit. Destijds is in de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel voor de Bekendmakingswet aangegeven dat in het algemeen terughoudendheid wordt betracht bij het opnemen van voorschriften tot publicatie in het Staatsblad, wanneer bekendmaking ook op andere wijze, bijvoorbeeld in de Staatscourant, kan geschieden. Als beleidslijn terzake werd vastgelegd dat voor plaatsing in het Staatsblad naast wetten, algemene maatregelen van bestuur en andere koninklijke besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, in aanmerking komen «uitzonderlijke belangrijke andere koninklijke besluiten», zoals bijvoorbeeld een koninklijk besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer. Deze beleidslijn is vervolgens ook opgenomen in het Draaiboek voor de wetgeving (nr. 204). Door de tweede ondergetekende zal erop worden toegezien dat aan deze beleidslijn de hand wordt gehouden en ter zake van de plaatsing van kleine koninklijke besluiten in het Staatsblad meer dan voorheen terughoudendheid en consistentie wordt betracht.

[p. 26-27]

Artikel VI
Het voorgestelde eerste lid van artikel 3:42 Awb leidt ertoe dat besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, in beginsel in de Staatscourant worden bekendgemaakt als zij afkomstig zijn van decentrale overheid. Daarmee wordt gekozen voor een elektronisch medium, nu de Staatscourant na de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel elektronisch zal worden uitgegeven. Bij wettelijk voorschrift kan afgeweken worden van het uitgangspunt van bekendmaking in de Staatscourant. Zie hierover nader paragraaf 5.2 van het algemeen deel van deze memorie.
Besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht en die afkomstig zijn van andere bestuursorganen dan die behorend tot de centrale overheid, kunnen volgens het voorgestelde tweede lid van artikel 3:42 worden bekendgemaakt in een overheidsblad, zoals het provincieblad of het gemeenteblad, maar ook in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Zolang het overheidsblad nog niet elektronisch wordt uitgegeven, zal de bekendmaking langs die weg geschieden op papier. Indien gekozen wordt voor bekendmaking in een dag, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan geschiedt de bekendmaking op papier. Overeenkomstig het huidige eerste lid van artikel 3:42 kan bekendmaking ook op een andere geschikte wijze plaatsvinden. Elektronische bekendmaking kan echter alleen plaatsvinden via een elektronisch uitgegeven overheidsblad, tenzij elektronische bekendmaking via een ander medium bij wettelijk voorschrift mogelijk is gemaakt.

Voorlopig verslag I

[31 084 en 31 343, p. 2-3]

Verder wordt in het wetsvoorstel 31 084 (Wet elektronische bekendmaking) voorgesteld artikel 3:42 Awb te wijzigen. De voorgestelde nieuwe tekst voor artikel 3:42 luidt:
«1. De bekendmaking van besluiten van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in de Staatscourant, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
2. De bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.»
Deze voorgestelde wijziging van artikel 3:42 zal – aldus M.M. Groothuis in het Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht – in de praktijk in het bijzonder van belang zijn voor de bekendmaking van beleidsregels en overige besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb (Awb-besluiten die algemeen verbindende voorschriften zijn vallen al onder de andere regels van de Wet elektronische bekendmaking). Indien artikel 3.42 wordt gewijzigd zoals hierboven is weergegeven roept dat de vraag op bij de leden van de fractie van het CDA of niet ook artikel 2:14 lid 2 Awb moet worden gewijzigd. Deze bepaling schrijft – in lijn met de nu geldende tekst van artikel 3:42 lid 2 Awb – voor dat, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, de verzending van berichten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch geschiedt. De leden van de CDA fractie vragen de regering hier nader op in te gaan.

Memorie van antwoord I

[31 084 en 31 343, p. 2-3]

De leden van de CDA-fractie merkten verder op dat het door de voorgestelde wijziging van artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk wordt dat de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven elektronisch blad zoals de Staatscourant of een gemeenteblad. Dit riep bij die leden de vraag op of niet ook artikel 2:14, tweede lid, Awb zou moeten worden gewijzigd, opdat ook de verzending van berichten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht elektronisch zou kunnen geschieden.
Wij wijzen erop dat artikel 2:14, tweede lid, Awb in diverse opzichten een andere strekking heeft dan het huidige artikel 3:42, tweede lid, Awb. Artikel 3:42, tweede lid, betreft de bekendmaking (als noodzakelijke voorwaarde voor de inwerkingtreding) van besluiten. Uit het oogpunt van rechtszekerheid is één exclusieve wijze van bekendmaking vereist. Thans is dat ingevolge artikel 3:42, tweede lid, bekendmaking in papieren vorm (behalve in die gevallen waarin een wettelijk voorschrift uitdrukkelijk anders bepaalt). Volgens de nieuwe tekst van artikel 3:42 zal ook in de toekomst één exclusieve wijze van bekendmaking blijven gelden, waarbij, in ieder geval wat de publicatie van besluiten van de centrale overheid betreft, de elektronische publicatie die wijze van bekendmaking zal zijn (behalve in die gevallen waarin een wettelijk voorschrift uitdrukkelijk anders bepaalt). Los van de omstandigheid dat wetsvoorstel 31 084 geen betrekking heeft op elektronische publicatie van overheidsinformatie in het algemeen, maar ziet op de bekendmaking van wetten, algemene maatregelen van bestuur, algemeen verbindende voorschriften en andere besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht en een wijziging van artikel 2:14 daarmee de reikwijdte van dit wetsvoorstel te buiten zou gaan, ligt het niet in de rede om in het verlengde van de voorgestelde wijziging van artikel 3:42 Awb een soortgelijke wijziging van artikel 2:14 Awb voor te stellen. In artikel 2:14 gaat het immers niet om bekendmaking (als voorwaarde voor inwerkingtreding) en evenmin om besluiten. De strekking van artikel 2:14 is – kort gezegd – dat algemene berichtgeving van de overheid die niet het karakter heeft van rechtsgeldige bekendmaking van besluiten, wél elektronisch mag geschieden, mits tevens is voorzien in verzending van het bericht in papieren vorm. De verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, kan op grond van artikel 2:14 dus reeds elektronisch geschieden, zo antwoorden wij deze leden, mits dit niet de exclusieve wijze van verzending is. Het zou te ver gaan om voor de verzending van deze niet af te bakenen verzameling van berichten voortaan uitsluitend de elektronische weg voor te schrijven, zoals wordt voorgesteld in artikel 3:42 Awb ten aanzien van de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, waarbij bovendien specifiek is voorgeschreven dat zulks voor besluiten van de centrale overheid geschiedt in de (elektronische) Staatscourant en voor besluiten van decentrale overheden in een van overheidswege uitgegeven blad. Verplichte publicatie in de Staatscourant c.q. een van overheidswege uitgegeven blad van alle berichten van de overheid die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, zou voor tal van deze berichten bovendien een onnodige beperking opleveren.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2021 gewijzigd bij wet van 1 juli 2020, Stb. 2020, 262 (Wet elektronische publicaties; kamerstukken 35 218)

Artikel 3:42 komt te luiden:

Artikel 3:42

De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt op de in de artikelen 5 onderscheidenlijk 6 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.

VvW = Eindtekst

Memorie van Toelichting

Een aantal bepalingen in de Awb over bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen in huis-aan-huisbladen moet worden aangepast aan de voorgestelde wijzigingen van de Bekendmakingswet. Artikel 3:12 Awb over de kennisgeving van de terinzagelegging van een voorgenomen besluit waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is, kan aanzienlijk worden verkort. Het tweede lid kan vervallen, nu in het voorstel artikel 12 van de Bekendmakingswet de publicatie van kennisgevingen gaat regelen. Daarom zijn ook de bepalingen in artikel 3:12, eerste lid, laatste zin, en derde lid, onderdeel a, zoals deze nu luiden, overbodig. In de artikelen 3:13 en 3:18 Awb wordt een verwijzing naar artikel 3:12 aangepast en in artikel 3:14 Awb een verwijzing naar 3:11 Awb.

Ook artikel 3:42 Awb over de bekendmaking van besluiten die niet zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, kan aanzienlijk worden verkort. De eerste twee leden worden samengevoegd. Strikt genomen kan artikel 3:42 vervallen, nu de artikelen 5 en 6 van de Bekendmakingswet uitputtend zijn, maar omdat artikel 3:42 complementair is aan artikel 3:41 Awb en ter handhaving van de leesbaarheid van afdeling 3.6 Awb is de thans voorgestelde tekst gehandhaafd. Het derde lid, dat regelt dat bekendmaking ook mogelijk is door terinzagelegging, komt te vervallen, omdat voor deze besluiten, gelet op de voorgestelde artikelen 5, 6 en 12 van de Bekendmakingswet, terinzagelegging als zodanig geen toegevoegde waarde meer heeft naast elektronische bekendmaking. Wel kunnen op grond van het voorgestelde artikel 7 van de Bekendmakingswet bepaalde bijlagen anders dan in het officiële publicatieblad worden bekendgemaakt.

Kamerstukken II 2018/19, 35 218, nr. 3.

 

 


[1].Zie PG Awb III, p. 150.

 

 

 

Share This