Ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)
[bron: PG Awb I, p. 273-275]
[Eindtekst] Artikel 4:19 [4.1.4.5]
Ter motivering van een beschikking of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en het advies ter kennis van de belanghebbenden is of wordt gebracht.
Voorontwerp
Ter motivering van een beschikking of een onderdeel daarvan kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf volledig de motivering bevat en het advies ter kennis van de belanghebbenden is of wordt gebracht.
Tekst RvS
Ter motivering van een beschikking of een onderdeel daarvan kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de volledige motivering bevat en het advies ter kennis van de belanghebbenden is of wordt gebracht.
VvW = Eindtekst
Memorie van toelichting
In de jurisprudentie wordt het standpunt ingenomen dat ter motivering van een beschikking in het algemeen niet kan worden volstaan met een klakkeloze verwijzing naar een uitgebracht advies (zie bij voorbeeld Afd. rechtspraak 24 oktober 1979, AB 1980, 263, m.n.; CRvB 14 oktober 1981, RSV 1982,128). Daarin zitten drie van elkaar te onderscheiden elementen besloten. Ten eerste het element, neergelegd in artikel 3.3.5, dat, wil het bestuur een advies aan zijn beslissing ten grondslag leggen, het zich er – zij het marginaal – van moet vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen; de zorgvuldigheidseisen die normaliter voor het bestuursorgaan gelden, moeten thans immers in acht genomen zijn door het adviesorgaan. En voor zover daarin een gebrek wordt geconstateerd, zal het bestuursorgaan er zelf alsnog in moeten voorzien.
Het tweede en het derde element zijn beide neergelegd in het onderhavige artikel 4.1.4.5.
Het bestuursorgaan is verplicht, voor zover de beschikking steunt op een uitgebracht advies, te beoordelen of het advies inhoudelijk concludent is. Is dat niet het geval, dan kan het niet een voldoende motivering voor de beschikking bevatten.
Voorts moet het advies en daarmee de motivering van de beschikking of het betrokken onderdeel daarvan kenbaar zijn voor de betrokkenen. Een simpele verwijzing naar een advies is onvoldoende. De gronden zullen ofwel in de beschikking moeten worden overgenomen, ofwel zal het advies zelf de gronden moeten bevatten en ter kennis moeten zijn of worden gebracht van de belanghebbenden. Dat zal vaak kunnen geschieden door het advies als bijlage bij de beschikking te voegen.
Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat het artikel niet beoogt, motivering door middel van verwijzing voor te schrijven; het doel ervan is juist, de voorwaarden te formuleren waaraan moet zijn voldaan, wil deze wijze van motiveren rechtens aanvaardbaar zijn.
Voorlopig verslag II
[2.141] In de Awb wordt geen verschil gemaakt naar typen advies. Scherpe grenzen tussen de verschillende functies van advies zijn moeilijk trekken, maar het belang van het onderscheid is toch dat het aanleiding geeft tot verschillende toepassing van algemene regels omtrent advisering.
De leden van de commissies, met uitzondering van de leden van de G.P.V. fractie stelden de volgende vraag: Ligt het nu niet voor de hand om andere eisen te stellen aan de omgang met een (zuiver) deskundigenadvies dan aan de omvang met semi-gerechtelijke adviezen?
[2.142] Krachtens artikel 3.3.1 en volgende Awb moet de adviseur niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
Wat denkt de regering van het feit dat de Rijksbelastingdienst bijna nooit met externe adviseurs werkt, met eigen deskundigen, zo wilden de leden van de commissies, behoudens de leden van de G.P.V. fractie, weten.
[2.143] De VUGA adviseert de volgende tekst:
Artikel 4.1.4.5: Het woord «beschikking dient vervangen te worden door het woord «besluit» (impliceert aanpassing in artikel 3.1.1 afd. 2 t/m 4 en 6) en bovendien dient het motiveringsbeginsel een andere plaats te krijgen in de Algemene wet bestuursrecht, namelijk in hoofdstuk 3, onderdeel 6.
Memorie van antwoord II
(2.141) Zoals de commissies terecht opmerken is er onderscheid tussen de verschillende functies van adviezen en kan daarin een reden liggen voor een verschillende behandeling van adviezen door het bestuur. Maar ook binnen dezelfde categorie adviezen kan er verschil in behandeling liggen. Een bestuursorgaan zal met grotere zekerheid kunnen vertrouwen op de juistheid van een advies naarmate het adviesorgaan op het desbetreffende terrein een grotere expertise heeft opgebouwd. Kortom, het ene advies is het andere niet. Bij de totstandkoming van (primaire) beschikkingen is evenwel slechts bij hoge uitzondering sprake van «semi gerechtelijke» advisering.
Zodanige advisering speelt een grotere rol bij de bezwaarschriftprocedure. Maar het is onverantwoord om in het algemeen te zeggen dat strengere eisen zouden moeten worden gesteld aan de omgang met het ene soort advies dan aan de omgang met het andere soort. Daarbij spelen veel factoren een rol zoals: de aard van de materie waarover de beslissing handelt en in het bijzonder van het deel waarover het advies wordt gevraagd; de relatie tussen het bestuursorgaan en het adviesorgaan; de samenstelling van het adviesorgaan; de vraag of het advies wordt uitgebracht na raadpleging van belanghebbende of slechts op de stukken, en dergelijke.
(2.142) In artikel 3.3.1 is niet vastgelegd dat een adviserende instantie niet onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan mag werken, maar is slechts buiten twijfel gesteld dat alleen in dat geval de bepalingen van afdeling 3.3 gelden. Het doel daarvan is om te voorkomen dat degenen die in hun gewone (ambtelijke) werkzaamheden advies uitbrengen aan het bestuursorgaan, worden beschouwd als adviseur in de zin van die afdeling. Dat zou er bij voorbeeld toe leiden dat alle interne adviseurs zouden moeten worden vermeld bij het uiteindelijke besluit, wat uiteraard niet de bedoeling kan zijn. In artikel 4.1.4.5 is de beperking evenwel niet aangebracht, omdat die bepaling een andere strekking heeft: ter motivering van een beschikking mag best worden volstaan met een verwijzing naar een ambtelijk advies, mits dat advies zelf maar de motivering voor de beschikking bevat en tevens ter kennis van de belanghebbende is of wordt gebracht.
Dat leidt ertoe dat het hier irrelevant is dat de belastingdienst «vrijwel nooit met externe adviseurs werkt», maar met eigen deskundigen, zoals rijksaccountants, FIOD ambtenaren en dergelijke. In de motivering van een beschikking mag best worden verwezen naar een advies van een interne adviseur, mits daaruit de motivering dan maar blijkt en het advies ook kenbaar is voor de belanghebbende.
(2.143) De suggestie van de VUGA om het motiveringsbeginsel te verplaatsen naar hoofdstuk 3, zodat het beginsel ook gelding krijgt voor andere besluiten dan beschikkingen en wellicht ook voor andere handelingen dan besluiten, spreekt ons op zichzelf aan. Wij geven er echter de voorkeur aan de Commissie Scheltema te verzoeken hieraan aandacht te besteden en ons zonodig, mogelijk reeds bij de aanbieding van het voorontwerp van de derde tranche van de wet, een voorstel te doen. Deze voorkeur hangt samen met het feit dat in dat voorontwerp andere besluiten dan beschikkingen aan de orde zullen komen, zodat dan goed kan blijken of voor die andere besluiten de regels over de motivering eveneens behoren te gelden.
Eindverslag
(2.143) Naar aanleiding van de suggestie van de VUGA om het motiveringsbeginsel te verplaatsen naar Hoofdstuk 3, zodat het beginsel ook gelding krijgt voor andere besluiten der schikkingen en wellicht ook voor andere handelingen dan besluiten, merkte de regering op dat hun die suggestie aansprak en dat zij dit zo wilden voorleggen aan de Commissie Scheltema.
Heeft de Commissie Scheltema zich hier al een mening over gevormd?
Zo ja, zal dit dan worden opgenomen in het voorontwerp van de derde tranche van de Awb?
Nota naar aanleiding van het eindverslag
(2.143) Naar verwachting zal de Commissie Scheltema in het voorontwerp voor de derde tranche Awb inderdaad voorstellen om de in afdeling 4.1.4 neergelegde uitwerking van het motiveringsbeginsel te verplaatsen naar hoofdstuk 3, zodat zij eveneens van toepassing zal zijn op andere besluiten dan beschikkingen (met uitzondering van besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften).
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)
[bron: PG Awb III, p. 156-157]
[Eindtekst] Artikel 3:49
Ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.
Voorontwerp
1. Ter motivering van een besluit of onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.
2. Het advies wordt ter kennis van de belanghebbenden gebracht, indien het besluit tot een of meer belanghebbenden is gericht.
3. Het advies wordt met overeenkomstige toepassing van artikel 3.5.3 ter kennis gebracht, indien het besluit niet tot een of meer belanghebbenden is gericht.
Tekst RvS = VvW
VvW = Eindtekst
Memorie van toelichting
Dit artikel komt, behoudens de uitbreiding van het toepassingsbereik, zakelijk overeen met het huidige artikel 4:19. Het ligt ook bij besluiten die niet tot één of meer belanghebbenden zijn gericht voor de hand, dat de kennisgeving van het advies geschiedt op overeenkomstige wijze als de bekendmaking van het besluit.