Artikel 4:6

1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 245-246]

Voorontwerp

1. Indien na een beschikking in geheel of gedeeltelijk afwijzende zin op een aanvraag een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan de artikelen 4.1.1.5 en 4.1.1.6 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Tekst RvS = VvW

Voorstel van wet [4.1.1.7]

1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4.1.1.5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Memorie van toelichting

Artikel 4.1.1.7 verplicht een belanghebbende die buiten het geval van bezwaar of beroep wenst dat het bestuur terugkomt van het voor hem ongunstige standpunt, ingenomen bij de beslissing op een eerdere aanvraag, nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te noemen die tot een gunstiger resultaat kunnen leiden. Indien zulks wordt nagelaten kan het bestuur volstaan met een afwijzing van het herhaalde verzoek onder verwijzing naar de eerdere beschikking.
De bepaling hangt samen met het feit, dat een beschikking waartegen geen rechtsmiddel is ingesteld, onherroepelijk wordt. Het zou niet in overeenstemming met het bestuursrechtelijke stelsel van rechtsbescherming zijn, wanneer men een onherroepelijke beschikking nog weer langs een omweg zou kunnen aantasten door het bestuur te vragen terug te komen van die beschikking door het indienen van een nieuwe aanvraag. Een en ander is in de bepaling neergelegd. Dit is mede van belang, nu in de Awb regels zijn gegeven over het voorbereiden en motiveren van beschikkingen. Deze zijn in beginsel op de hier bedoelde gevallen niet van toepassing; bij de afhandeling van dit soort zaken kan de verwijzing naar de eerdere beschikking als voldoende motivering gelden.
Een en ander ligt uiteraard anders indien nieuwe feiten en omstandig­heden worden genoemd van zodanige aard, dat zij tot een andere beslissing aanleiding kunnen geven. Het bestuursorgaan is dan verplicht de betekenis daarvan te onderzoeken en, zo het de aanvraag niet kan inwilligen, te motiveren waarom de aangevoerde nieuwe feiten of gewij­zigde omstandigheden niet tot een andere uitkomst kunnen leiden. Het moet dan wel gaan om feiten en omstandigheden die bij de vorige beschikking niet bekend waren (vgl. CRvB 17 oktober 1978, AB 1979, 390, m.n., en Afd. rechtspraak 8 juli 1978, AB 1979, 217, m.n.). Conclusie 25 van het rapport-ABAR heeft dezelfde strekking.
Indien het bestuursorgaan ten onrechte op grond van dit artikel een herhaalde aanvraag heeft afgewezen omdat de aangevoerde feiten en omstandigheden tot heroverweging aanleiding hadden moeten geven, kan dit bij bezwaar of beroep blijken. De afwijzing van de hernieuwde aanvraag is immers een beschikking waartegen dezelfde rechtsbeschermingsmogelijkheden openstaan als tegen de oorspronkelijke beslissing op de aanvraag. Het bezwaar of beroep zal echter ongegrond zijn indien van dergelijke feiten of omstandigheden niet blijkt.
Het artikel ziet niet op de situatie dat het recht wordt gewijzigd. Indien het voor de aanvraag relevante recht wordt gewijzigd, kan er volgens de dan geldende bepalingen een (nieuwe) aanvraag worden gedaan. Daar zij betrekking heeft op nieuwe bepalingen is in zo’n geval in beginsel sprake van een nieuwe aanvraag. Wel kunnen uit het overgangsrecht ter zake beperkingen voortvloeien.

Voorlopig voorstel II

[2.103] Vermelding nieuwe feiten en veranderde omstandigheden in nieuwe of aangevulde aanvraag. In het belastingrecht geldt dat na onherroepelijke vaststelling van een aanslag aanvoering van nieuwe feiten en/of veran­derde omstandigheden in beginsel niet leiden tot een nieuwe beschikking. Alleen ambtshalve kan de inspecteur rekening houden met nieuwe feiten en omstandigheden. Indien de inspecteur daartoe niet overgaat, heeft de belastingplichtige geen mogelijkheid tot bezwaar of beroep. Dit artikel in de Awb lijkt de inspecteur in sommige gevallen de verplichting op te leggen een afgewezen aanvraag te heroverwegen.
Hoe zal dit vorm gegeven worden in de AWR? Valt aan te geven welke gevolgen dat kan hebben voor de belastingdienst?
[2.104] De leden van de S.G.P.-fractie begrepen niet waarom ingevolge dit artikel bij een nieuwe aanvraag slechts «nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden» mogen en moeten worden vermeld. Zij verbonden aan deze opmerking de vraag wat de reden is dat een aanvrager niet (ook) nieuwe argumenten voor zijn aanvraag zou kunnen en mogen leveren. Zij dachten hierbij bijvoorbeeld aan zeer recente jurisprudentie die op de situatie als in de aanvraag aan de orde betrekking heeft.
[2.105] Uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 12 september 1978, AB 1980,61) blijkt dat de Raad minder strenge eisen stelt aan een verzoek om herziening dan de AWB. De Raad stelt niet uitdrukkelijk als voorwaarde voor aantastbaarheid van in rechte vaststaande beschikkingen dat sprake moet zijn van nieuw gebleken feiten of omstandigheden dan wel, verzuimt aan deze voorwaarde in voorkomende gevallen concrete toepassing te geven. De Raad handelt hier niet in overeenstemming met het «ne bis in idem»-beginsel, zoals vastgelegd in dit artikel.
Als de Centrale Raad van Beroep zich naar de AWB gaat richten, betekent dat dan een vermindering van de bestuurlijke lasten?

Memorie van antwoord II

(2.103) Zoals eerder al naar voren is gebracht, is een belastingaanslag geen beschikking op aanvraag maar een ambtshalve beschikking. De toepasselijkheid van artikel 4.1.1.7 komt derhalve niet aan de orde. In dit verband kan tevens gewezen worden op artikel 65 van de AWR, waarin uitdrukkelijk sprake is van ambtshalve vermindering van een onjuiste aanslag.
Voor alle duidelijkheid zij er overigens op gewezen dat de bepaling, als deze wel van toepassing is, niet inhoudt dat het bestuursorgaan zelfstandig een eenmaal genomen beslissing moet heroverwegen. Het artikel komt aan de orde indien een belanghebbende om een nieuw besluit verzoekt. In dat geval geeft dit artikel het orgaan de bevoegdheid om een nieuwe aanvraag verkort af te doen als daarbij geen nieuwe gegevens of omstandigheden worden vermeld.
(2.104) De bedoeling van de bepaling is aan te geven wanneer een bestuursorgaan een herhaalde aanvraag in behandeling moet nemen, ondanks het feit dat de eerder beschikking niet in bezwaar of beroep is bestreden of dit althans geen succes heeft gehad. Nieuwe argumenten zijn dan op zichzelf niet voldoende: deze hadden eerder naar voren gebracht moeten worden. Steunen de nieuwe argumenten echter op omstandigheden die niet eerder bekend waren, dan was dit niet mogelijk. Als uitgangspunt is derhalve genomen dat er sprake moet zijn van nieuw gebleken feiten of omstandigheden; uiteraard zal het slechts gaan om feiten en omstandigheden waaraan de belanghebbende een (nieuw) argument voor inwilliging van zijn aanvraag kan ontlenen. In hoeverre wijziging in de jurisprudentie als nieuw feit zal worden aanvaard, moet aan de rechter worden overgelaten.
(2.105) Inderdaad betekent artikel 4.1.1.7 een verandering ten opzichte van de geciteerde jurisprudentie van de CRvB, en kan derhalve sprake zijn van een verlichting van bestuurlijke lasten.

Share This