Artikel 4:8

1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
2. Het eerste lid geldt niet indien de belanghebbende niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting gegevens te verstrekken.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron:PG Awb I, p. 254-255]

Voorontwerp

1. Indien een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een beschikking gegevens moet betrekken over feiten of belangen betreffende een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen voordat het een beschikking geeft waarvan te verwachten is dat die belanghebbende daartegen bezwaar zal hebben.
2. Het eerste lid geldt niet indien:
a. de gegevens door de belanghebbende ter zake zelf zijn verstrekt;
b. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting om gegevens te verstrekken.

Tekst RvS

1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belangheb­bende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bezwaar zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
2. Het eerste lid geldt niet indien de belanghebbende niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting gegevens te verstrekken.

Advies RvS

Blijkens de memorie van toelichting is het horen van organi­saties niet verplicht. De argumen­tatie hiervoor is niet overtuigend. De jurisprudentie van de Afdeling recht­spraak laat zien dat er, bijvoorbeeld ten aanzien van milieu-organisaties, regelmatig belangen in het geding zijn, hen in het bijzonder betref­fende. Voorts is de Raad van oordeel dat de woorden «naar verwachting» in het eerste lid te weinig bepaald zijn en in de praktijk tot problemen aanleiding zullen geven.

Nader rapport

De passage in de oorspronkelijke memorie van toelichting gaf inderdaad een te restrictieve uitleg aan het artikel waar het organisaties betreft die als belanghebbende moeten worden aangemerkt. De toelichting is in verband hiermee gewijzigd.
De woorden «naar verwachting» in het eerste lid, zijn nader toegelicht.
De term «bezwaar» is om reden van consistentie vervangen door «bedenkingen».

VvW = Eindtekst [4.1.2.2]

Memorie van toelichting

In veel gevallen is er bij een beschikking slechts sprake van één belanghebbende: de aanvrager. Daarop heeft het vorige artikel betrekking.
Het onderhavige artikel heeft betrekking op het horen van andere personen dan de aanvrager. Het gaat over twee groepen van gevallen:
a. er is een beschikking aangevraagd, waarbij ook anderen dan de aanvrager belanghebbenden zijn. Voor het horen van hen geldt dan dit artikel; voor de vraag of de aanvrager gehoord moet worden is artikel 4.1.2.1 beslissend;
b. er wordt, zonder dat een aanvraag is ingediend, dus ambtshalve, een beschikking voorbereid. De bepaling geldt dan voor alle belanghebbenden. De wijze waarop belanghebbenden in de gelegenheid moeten worden gesteld hun bedenkingen naar voren te brengen, wordt geregeld in het volgende artikel.
In het verlengde van de regeling van het vorige artikel wordt ook hier bij de hoorplicht in het bijzonder gelet op de vraag of feiten en belangen aan de orde zijn, die speciaal de (derde-)belanghebbende betreffen.
De verplichting tot horen heeft een betrekkelijk beperkt karakter. Een eerste beperking is gelegen in het feit dat het horen slechts overwogen behoeft te worden indien een belanghebbende naar verwachting bedenkingen zal hebben tegen de voorgenomen beschikking. Dat zal niet bij iedere belastende beschikking het geval zijn. Indien bij voorbeeld een beschikking dringend uit een wettelijk voorschrift voortvloeit en over de vaststelling van de relevante feiten in redelijkheid geen verschil van mening mogelijk is, mag het bestuursorgaan aannemen dat geen beden­kingen bestaan, althans bij afwezigheid van aanwijzingen in andere richting. Een tweede beperking is gelegen in het feit dat – indien beden­kingen kunnen worden verwacht – de hoorplicht slechts bestaat indien de beide voorwaarden, genoemd in de onderdelen a en b, worden vervuld: de beschikking zou steunen op feiten en belangen die de belangheb­bende betreffen en die niet door de belanghebbende zelf zijn verstrekt. Hiermee wordt aangesloten bij de regeling van het vorige artikel.
Wordt bij voorbeeld in een gemeente een taxi-vergunning aangevraagd, dan kunnen de gegevens betreffende een reeds in die gemeente gevestigd taxi-bedrijf voor de beslissing van betekenis zijn. Dat bedrijf behoort, indien de gegevens over feiten en belangen het bedrijf betreffen, derhalve gehoord te worden. Indien echter een bouwvergunning wordt aangevraagd die volgens het geldende bestemmingsplan niet geweigerd kan worden, dan behoeven de buren niet gehoord te worden. Gaat het daarentegen om een vrijstelling om van het bestem­mingsplan af te wijken, dan is het voorstelbaar dat de belangen van een of meer buren voor de beslissing relevant worden. In dat geval zullen zij gehoord moeten worden. Zo moeten volgens de Afdeling rechtspraak belanghebbenden bij de verlening van een vergunning aan een exploitant van een pand als discotheek worden gehoord voordat een dergelijke vergunning kan worden verleend (Afd. rechtspr.3 december 1982, N, A-32, 6936 (1982)/S 6724).
Uiteraard zullen wel alle belanghebbenden, ook zij die niet gehoord behoeven te worden, in de bezwaarschriftprocedure kunnen opkomen.
Tot de onder b genoemde categorie van beschikkingen behoren de beschikkingen die niet op aanvraag van een belanghebbende zijn genomen. Te denken is hierbij aan belastingaanslagen, intrekking of wijziging van begunstigende beschikkingen zoals subsidies en vergunningen of de verlaging van salarissen van ambtenaren of van uitkeringen. Deze beschikkingen worden wel als ambtshalve beschikkingen aangeduid. Van een ambtshalve gegeven belastingbeschikking is ook sprake indien deze is gegeven naar aanleiding van een zogeheten T-biljet. De verplichting tot horen hangt ook hier af van de vraag of er gegevens meespelen die in het bijzonder een belanghebbende betreffen. Verwezen zij naar het hierboven gegeven voorbeeld van een salarisver­laging voor een ambtenaar.
Ook hier geldt, dat het horen niet nodig is indien het bestuur zijn beslissing neemt in overeenstemming met gegevens die de betreffende belanghebbende zelf heeft verstrekt (eerste lid, onder b) en dat evidente tik- of telfouten kunnen worden gecorrigeerd. Soms is de betrokkene tot het verstrekken van gegevens verplicht, zoals bij het invullen van een aangiftebiljet voor de belastingen.
Bij het geven van een beschikking op aanvraag heeft artikel 4.1.1.7 een zekere corrigerende werking wanneer de belanghebbende op basis van dezelfde, maar door het bestuur bestreden gegevens nogmaals een beschikking aanvraagt. Het bestuur behoeft de belanghebbende dan niet te horen voordat een dergelijke aanvraag kan worden afgewezen. Eenzelfde soort situatie kan zich voordoen bij beschikkingen die jaarlijks ambtshalve worden gegeven. Het ligt voor de hand dat een meningsver­schil tussen bestuursorgaan en belanghebbende eenmaal voor het geven van de beschikking wordt besproken en dat eenzelfde meningsverschil dan niet meer keer op keer aan de orde behoeft te komen. Indien de belanghebbende van oordeel is dat het bestuursorgaan de zaak niet goed beoordeelt, dient hij bezwaar en/of beroep aan te tekenen. Om deze reden wordt in artikel 4.1.2.5, onderdeel b, het ten tweede male horen over feiten die eerder aan de orde kwamen voor het geven van een beschikking ten aanzien van hetzelfde punt, uitgezonderd van de hoorplicht.
In het tweede lid is nog bepaald dat het bestuur geen contact behoeft te zoeken indien de belanghebbende een wettelijke plicht tot het verstrekken van gegevens niet heeft vervuld. Dit ligt voor de hand omdat de belanghebbende dan zijnerzijds in gebreke is gebleven gegevens te verschaffen. Voldoet bij voorbeeld een belastingplichtige niet aan zijn verplichting een aangiftebiljet in te vullen, dan behoeft de belastingdienst hem niet te horen voordat ambtshalve een aanslag wordt opgelegd.
Uit het artikel vloeit voort dat het horen van organisaties die in verband met hun doelstelling als belanghebbende moeten worden aangemerkt­ – men denke aan een milieuorganisatie of middenstandsverenigingen – in het algemeen niet verplicht is. Een dergelijke verplichting bestaat alleen dan, als dergelijke organisaties bij de belangen die voor de voorgenomen beschikking relevant zijn, voldoende betrokken zijn en juist voor die beschikking relevante gegevens over feiten en belangen die hen betreffen naar voren zouden kunnen brengen. Zo mag worden verwacht dat een vereniging die zich inzet voor het behoud van een bepaald plein, gegevens over feiten en belangen in het kader van over dat plein te nemen beslissingen naar voren kan brengen, terwijl dat bij een vereniging die alle pleinen in Nederland of historisch belang tot haar werkterrein rekent, niet het geval zal zijn. In dit verband speelt voorts een rol dat het bestuur van dergelijke organisaties alleen dan bedenkingen kan verwachten, indien het betrokken bestuursorgaan van het bestaan van dergelijke organisaties op de hoogte is.

Voorlopig verslag II

Zie Voorlopig verslag II bij artikel 4:7.

Memorie van antwoord II

Zie Memorie van antwoord II bij artikel 4:7.

Share This