Artikel 4:20f

1. Het bestuursorgaan kan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover dit nodig is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen.
2. Een beschikking als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking van rechtswege.
3. Het bestuursorgaan vergoedt de schade die door de wijziging of intrekking bedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt.

Dit artikel is met ingang van 28 december 2009 ingevoegd bij wet van 12 november 2009 Stb. 2009, 503 (wetsvoorstel 31 579; Dienstenwet)

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

[31 579, 133-134]

Dit artikel verschaft het bestuursorgaan de bevoegdheid om een van rechtswege verleende beschikking alsnog aan beperkingen te onderwerpen door er voorschriften aan te verbinden of de beschikking te wijzigen of zelfs in te trekken. Deze mogelijkheden zijn er uitsluitend indien ernstige nadelige gevolgen voor het algemeen belang moeten worden voorkomen. Dit betekent dat van de bevoegdheid die dit artikel geeft slechts gebruik zal worden gemaakt in uitzonderlijke gevallen en dat dus niet lichtvaardig kan worden besloten om de beschikking alsnog in te trekken of daaraan alsnog voorschriften te verbinden. Een deugdelijke onderbouwing is vereist en strookt ook met de gedachte dat weloverwogen wordt gekozen om te werken met de figuur van de van rechtswege verleende beschikking. Overigens worden onder algemeen belang ook dwingende redenen van algemeen belang begrepen.
Van de bevoegdheid om voorschriften aan de van rechtswege verleende beschikking te verbinden of om de beschikking in te trekken moet binnen zes weken na de bekendmaking van de vergunning van rechtswege, gebruik worden gemaakt. Hierdoor wordt een redelijk evenwicht gevonden tussen het belang van rechtszekerheid van degene die de beschikking van rechtswege heeft verkregen enerzijds en het algemeen belang anderzijds. De aanvulling met voorschriften of de intrekking geschiedt in een nieuwe beschikking, waartegen de betrokkene desgewenst kan opkomen. Het bepaalde in dit artikel moet goed worden onderscheiden van bepalingen in bijzondere regelingen die intrekkings- of wijzigingsgronden bevatten die gelden voor zowel tijdig verleende beschikkingen – meestal vergunningen – als van rechtswege verleende beschikkingen. Gedacht kan worden aan een bepaling die regelt dat een vergunning door het bestuursorgaan kan worden ingetrokken indien blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend of indien blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften verbonden aan de vergunning, niet naleeft. Een dergelijke intrekkingsgrond is bedoeld als sanctie op het niet-naleven van wettelijke of vergunningvoorschriften. Het onderhavige artikel is niet bedoeld als een sanctie maar moet ernstige nadelige gevolgen voorkomen, die zich in een enkel uitzonderlijk geval zouden kunnen voordoen bij een van rechtswege verleende vergunning. Het derde lid verplicht het bestuursorgaan tot vergoeding van de schade die de houder van de van rechtswege verleende beschikking lijdt indien deze beschikking ter voorkoming van ernstige gevolgen voor het algemeen belang weer wordt ingetrokken. Er dient derhalve causaal verband te bestaan tussen de schade en de intrekking of wijziging op grond van het eerste lid. Schade die is geleden doordat het bestuursorgaan niet tijdig heeft besloten of schade die anderszins is geleden in verband met de aanvraag, wordt niet op grond van het derde lid vergoed.

Voorlopig verslag I

Verhouding Awb
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of, nu informatieplichten zo uitdrukkelijk een plaats zijn gaan innemen in het algemeen bestuursrecht, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zouden moeten worden uitgebreid met een algemeen transparantiebeginsel teneinde te waarborgen dat burgers steeds op de hoogte kunnen zijn van hun rechten en plichten?
Volgens artikel 4:20f Awb kan het bestuursorgaan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover nodig is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen. Kan de regering de leden van de CDA-fractie uitleggen hoe dit artikel moet worden gelezen, gelet enerszijds op het feit, dat de richtlijn ten dele spreekt over « dwingende redenen van algemeen belang, met inbegrip van het rechtmatig belang van een derde partij» en anderzijds de gevestigde jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG?

Nadere Memorie van antwoord I

Verhouding Awb
De leden van de fractie van het CDA vroegen of, nu informatieplichten zo uitdrukkelijk een plaats gaan innemen in het algemene bestuursrecht, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zouden moeten worden uitgebreid met een algemeen transparantiebeginsel, opdat burgers steeds op de hoogte kunnen zijn van hun rechten en plichten. Ik meen dat deze vraag het bestek van de Dienstenwet verre te buiten gaat. Codificatie – aangenomen wordt dat deze leden daarop doelden – van een algemeen transparantiebeginsel zou een veel bredere bezinning vergen op de voor- en nadelen en de toegevoegde waarde daarvan. Wel zij er op deze plaats op gewezen dat er al tal van wettelijke bepalingen zijn die de overheid tot transparantie verplichten. Naast de Wet openbaarheid van bestuur zijn er vele specifieke informatieverplichtingen (men zie bijvoorbeeld artikel 3:20 Algemene wet bestuursrecht). Voorts vloeit de plicht tot transparantie soms ook voort uit Europese regelgeving (bijvoorbeeld bij aanbestedingen). Het is maar de vraag of een algemeen transparantiebeginsel daar voldoende aan zou toevoegen. In ieder geval zou zo’n abstract algemeen beginsel niet volstaan als implementatie van de concrete informatieplichten uit de dienstenrichtlijn.
De leden van de CDA-fractie vroegen om verduidelijking over de vraag hoe artikel 4:20f van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelezen moet worden in het licht van het begrip «dwingende redenen van algemeen belang, met inbegrip van het rechtmatig belang van een derde partij» zoals gehanteerd in de dienstenrichtlijn en anderzijds de gevestigde jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG. De bevoegdheid voor een bestuursorgaan om op grond van artikel 4:20f Awb aan een beschikking van rechtswege alsnog voorschriften te verbinden of de beschikking in te trekken is een correctiemiddel om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen. Het begrip algemeen belang zoals gehanteerd in artikel 4:20f Awb heeft een eigenstandige, nationaalrechtelijke betekenis en is niet gelijk aan het Europeesrechtelijke begrip «dwingende redenen van algemeen belang, met inbegrip van het rechtmatig belang van een derde partij» zoals gehanteerd in artikel 13, vierde lid, van de dienstenrichtlijn.
De lex silencio positivo zoals opgenomen in paragraaf 4.1.3.3. Awb is zowel van toepassing op vergunningstelsels die onder de reikwijdte van de dienstenrichtlijn vallen als op vergunningstelsels die daarbuiten vallen en waar gekozen is om de lex silencio positivo van toepassing te verklaren. Om het meer specifieke begrippenkader van de dienstenrichtlijn niet ook buiten de reikwijdte van de dienstenrichtlijn en Dienstenwet van toepassing te laten worden, is gekozen voor een meer generiek begrip «algemeen belang» dat aansluit bij het Nederlandse bestuursrecht. Overigens hebben beide begrippen inhoudelijke overeenkomsten: de belangen die onder het begrip «dwingende redenen van algemeen belang» vallen – zoals openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu – komen overeen met het algemeen belang als bedoeld in artikel 4:20f Awb. Het begrip «dwingende redenen van algemeen belang» is rechtstreeks gebaseerd op de jurisprudentie van het Hof van Justitie (zie in dit verband overwegingen 40 en 41 van de dienstenrichtlijn en de toelichting bij artikel 1 van de Dienstenwet, Kamerstukken II 2007/08, 31 579, nr. 3, blz. 82). Ten aanzien van het element van het «rechtmatig belang van een derde partij» in het criterium in de dienstenrichtlijn kan nog worden opgemerkt dat dit een toevoeging is aan de uitzonderingsmogelijkheden neergelegd in artikel 13, vierde lid, na een succesvolle Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over de dienstenrichtlijn. Deze uitzonderingsgrond komt niet voor in de jurisprudentie van het Hof en is eigen aan artikel 13, vierde lid, van de dienstenrichtlijn.

Handelingen I

Hirsch Ballin (p. 232) Er was ook een vraag naar de verhouding tussen het nationaalrechtelijke begrip algemeen belang en de dwingende redenen van algemeen belang in de Dienstenrichtlijn. Indien de toepassing van de lex silencio positivo in een concreet geval leidt tot een stilzwijgend verleende beschikking, is het mogelijk om in geval van ernstige gevolgen voor het algemeen belang – zo is het voorzien in de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht die in ons wetsvoorstel is verwerkt – deze beschikking alsnog in te trekken of er nadere gevolgen aan te verbinden. De toevoeging van de kwalificatie ernstige gevolgen zorgt ervoor dat wij niet verder mogen gaan dan dwingende redenen van het algemeen belang. Het voorstel blijft dus ruimschoots binnen het kader van de richtlijn.

 

Share This