Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
a. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;
b. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en
c. bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 210-211]

Voorontwerp

1. Het subsidieplafond kan in ieder geval worden verlaagd voor zover de vaststelling of goedkeuring van de begroting daartoe noopt.
2. De verlaging wordt binnen vier weken na de vaststel­ling of goedkeuring van de begroting bekendgemaakt.

Tekst RvS

Artikel 4.2.2.4, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
a. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidie­plafond beschikbaar is ingevolge wettelijk voor­schrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, en
b. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting.

Voorstel van wijziging

Artikel 4.2.2.4, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
a. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidie­plafond beschikbaar is ingevolge wettelijk voor­schrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;
b. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en
c. bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Memorie van toelichting

Hierboven is reeds ingegaan op de problematiek van niet tijdig vastgestelde of goedgekeurde begrotingen. Indien een begroting niet tijdig is vastge­steld of goedgekeurd, dient het subsidieplafond – dat dan immers is gebaseerd op de ontwerp-begroting – verlaagd te kunnen worden om recht te doen aan het budgetrecht van het orgaan dat de begroting vaststelt. Na de verlaging ingediende aanvragen kunnen – en moeten – dan worden afgewezen bij over­schrijding van het verlaagde plafond. Indien de begrotings­post op het tijdstip van goedkeu­ring of vaststel­ling reeds is overschreden, kan het (nieuwe) bedrag op nul worden gesteld.
Deze mogelijkheid biedt echter geen soelaas, als – zoals bijvoorbeeld bij zogenaamde «tender-regelingen» – op het tijdstip van vaststelling van de begroting ingevolge wettelijk voorschrift alle aanvragen reeds moeten zijn ingediend. In die gevallen dient, in afwijking van de hoofdregel van artikel 4.2.2.4, tweede lid, een verlaging van het beschikbare bedrag na de aanvang van het begrotingsjaar of het tijdvak waarvoor het beschikbaar is, ook gevolgen te kunnen hebben voor reeds ingediende aanvragen, omdat anders het budgetrecht van het orgaan dat de begroting vaststelt in deze gevallen illusoir zou worden. Om dat te voorkomen, dient een zekere inbreuk op de bij de aanvragers door de bekendmaking van het oorspronkelijke bedrag gewekte verwachtingen te worden aanvaard.
Deze inbreuk dient echter niet verder te gaan dan noodza­kelijk. Daarom geldt deze uitzondering op de hoofdregel alleen, indien het tijdstip waarop de begroting wordt vastgesteld of goedgekeurd ligt na het tijdstip waarop ingevolge wettelijk voorschrift alle aanvragen moeten zijn inge­diend. Voorts geldt de uitzondering alleen, indien de verlaging uit de vaststel­ling of goedkeuring van de begroting voortvloeit. De verlaging kan boven­dien niet verder gaan dan uit de begroting voortvloeit. Tenslotte dient bij de bekendmaking van het subsidieplafond op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan te worden gewezen.
Welke gevolgen de verlaging heeft voor reeds ingediende aanvragen, moet aan de hand van de in artikel 4.2.2.2 bedoelde «verdelingsre­gels» worden bepaald. Voor reeds verleende subsi­dies heeft de verlaging slechts gevolgen voor zover deze zijn verleend onder het voorbehoud dat voldoende gelden beschikbaar worden gesteld. Dit voorbehoud kan dan immers blijken niet vervuld te zijn.
De onderhavige bepaling verplicht niet tot verlaging van het bedrag ingeval van een verlaging of schrapping van de begrotingspost. Het is immers denkbaar, dat meer subsidierege­lingen op één begrotingspost zijn samengebracht en de begroting nog de ruimte biedt om te volstaan met verlaging van het bedrag dat voor één van die regelingen beschikbaar is. Het is wel gewenst, dat belang­hebbenden spoedig zekerheid krijgen over de vraag of het beschikbare bedrag verlaagd zal worden. Met de verlaging behoeft ook niet per se te worden gewacht tot de begro­ting definitief is vastge­steld of goedge­keurd. Voldoende is, dat vaststaat dat de verlaging noodza­kelijk is. Dit bete­kent dat op rijksniveau de verlaging in voorko­mende gevallen reeds na de behandeling van de begroting in de Tweede Kamer zal kunnen plaatsvinden.

Verslag II

Zie Verslag II bij artikel 4:27.

Nota naar aanleiding van het verslag II

Zie Nota naar aanleiding van het verslag II bij artikel 4:27.

Nota van wijziging

In artikel 4.2.2.5, onderdeel a, wordt «het tijdvak waarvoor het subsidieplafond beschikbaar is» vervangen door: het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld.

Toelichting NvW
Zie antwoord 10.7.[1]

 


[1] Bedoeld wordt antwoord 10.7 van NV II, zie PG Awb III, p. 210.

 

 

 

Share This