Artikel 4:31

1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
2. Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III,  p. 213-214]

Voorontwerp

1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
2. Indien de beschikking tot subsidiever­lening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag of het aantal formatie-eenheden waarop de subsidie ten hoogste kan worden vast­gesteld.
3. Het tweede lid is niet van toepassing, indien uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust, voortvloeit dat aan het bedrag van de subsidie geen maximum kan worden gesteld.

Tekst RvS = VvW

VvW = Eindtekst [4.2.3.3] 

Memorie van toelichting

Eerste lid
Om betrokkenen duidelijkheid te verschaffen over de inhoud van de rechtsbe­trekking dient de beschikking tot subsi­dieverle­ning de hoogte van de subsi­die aan te geven. Dit kan op twee manieren: door in de beschik­king een bedrag in guldens (in een enkel geval in ECU's of een andere valuta) te noemen, dan wel door aan te geven hoe dit bedrag bij de subsi­die­vaststel­ling zal worden berekend.
Bij de subsidievaststelling moet – gezien het karakter van deze beschikking – steeds een nominaal bedrag worden genoemd. Deze methode kan ook bij een subsidie­ver­lening worden gehanteerd, bij­voorbeeld indien uit de subsi­dieregeling voort­vloeit dat het bedrag niet afhankelijk is van de kosten van de gesubsi­dieerde activiteiten of van de door de subsidie-ontvanger geleverde prestaties. Dit doet zich bijvoor­beeld voor als de subsidie niet de strekking heeft kostendek­kend te zijn, maar het karak­ter heeft van een – forfaitaire – aanmoedigingspremie.
Indien uit de systematiek van de subsidieregeling volgt dat de subsidie op een bedrag per tijdvak wordt bepaald, kan worden volstaan met het noemen van dat bedrag in plaats van het totaalbedrag van de subsidie. Ook dan weet de ontvanger immers voldoende waar hij aan toe is, mits ook duidelijk is voor welke periode de subsidie wordt verleend. In veel gevallen zal het subsidiebedrag wel afhankelijk zijn van de kosten van de activiteiten of van de geleverde prestaties, en daarom bij de subsidieverlening nog niet ge­noemd kunnen worden. Het bedrag in guldens van de subsidie zal dan pas bij de subsidievaststelling kunnen worden bepaald.
Ook in dit geval moet de beschikking tot subsidieverle­ning de ontvanger duidelijkheid verschaffen over de subsidie die hij mag verwach­ten. Daartoe moet worden aangegeven, welke factoren de hoogte van de subsidie bepalen, en op welke wijze.
De in de praktijk belangrijkste twee factoren die een rol spelen bij de bepaling van de hoogte van de subsidie zijn de kosten van de gesubsi­dieerde activiteiten en de prestaties van de ontvanger. Indien de kosten bepalend zijn, dient bij wette­lijk voorschrift of bij de subsidieverlening te worden aangege­ven of de werkelijke kosten bepalend zijn dan wel een systeem van genormeerde kosten wordt gehanteerd, welke kostensoorten subsidiabel zijn en welk percentage van de kosten wordt ver­goed. 
Indien de prestaties van de ontvanger bepalend zijn voor de hoogte van de subsidie, moet bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden aangegeven welke de bepalende prestaties zijn (bijvoor­beeld het aantal verzorgde cursussen). Daarnaast moet een bedrag per eenheid «pro­dukt» worden genoemd. Veelal zal het ook noodzakelijk zijn aan te geven hoe de prestaties zullen worden gemeten (bijvoorbeeld door peildata vast te leggen), tenzij daarover redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan.
Zowel bij kosten- als bij prestatiesubsidies geldt voorts,­ dat, indien de uit de gesubsidieerde activiteiten voort­vloei­ende inkomsten van invloed zijn op het subsidiebe­drag, bij de subsidieverlening moet worden aangege­ven dat en op welke wijze dit het geval is.
Over al deze aspecten dient bij de subsidieverlening duidelijkheid te bestaan. Dat kan door een en ander in de beschikking uiteen te zetten, maar het verdient de voorkeur deze aspecten waar mogelijk te regelen in het wette­lijk voor­schrift waarop de subsidie berust; in de beschikking tot subsidieverlening kan dan worden volstaan met een korte aandui­ding en een verwijzing naar die voorschriften. Zo wordt voorko­men, dat in iedere beschikking de gehele systematiek van de regeling uiteengezet moet wor­den. ­Voor zover de regeling het bestuurs­orgaan echter keuzevrijheid laat ten aanzien van – een onderdeel van – de te hanteren systematiek, dient de gemaakte keuze uit de beschik­king tot subsidieverlening te blijken.

Tweede lid
Hoewel artikel 4.2.3.3 niet een bepaalde manier van subsidiëren voor­schrijft, is het, mede uit een oogpunt van beheersing van overheidsuit­gaven, van groot belang dat zorg­vuldig wordt nagegaan welke systematiek het meest geschikt is om het nagestreefde doel te bereiken. Een belangrijke overwe­ging daarbij is, in hoeverre van de gekozen systematiek voor de ontvanger een prikkel uitgaat om zijn activiteiten zo doelmatig mogelijk te verrichten.
Vanuit deze invalshoek zal in veel gevallen subsidiëring op basis van geleverde prestaties aantrekkelijker zijn dan subsidiëring op basis van kosten. Het is echter niet steeds mogelijk om voldoende objectieve presta­tie-indicatoren te formuleren. Ook de aard van de subsidie – men denke wederom aan de subsidie voor de energiezuinige verwarmingsketel – kan meebrengen dat subsidie op basis van kosten het meest aangewe­zen is. Een subsidie op basis van feitelijk bereikte energie­besparingen zou vermoede­lijk nogal fraudegevoelig zijn en onevenredig hoge handhavingskosten meebren­gen.
Het is derhalve niet mogelijk en niet gewenst een bepaal­de vorm van subsidiëring voor te schrijven of uit te sluiten. Daarop bestaat echter één uitzondering. Een systeem waarbij ongelimiteerd feitelijke kosten kunnen worden gedeclareerd, is ongewenst, omdat daarvan geen enkele prikkel tot doelmatigheid uitgaat. Mede daarom is in het tweede lid bepaald, dat in de beschikking tot subsidieverlening de subsidie steeds aan een maximum moet worden gebonden.
Het opnemen van een maximum is ook bij prestatiesubsidies gewenst. Een prestatiesubsidie prikkelt de ontvanger tot het produceren van zoveel mogelijk eenheden subsidiabel «produkt». Zonder maximum zou slechts de vraag naar dat produkt een grens stellen aan de omvang van de te subsidiëren activiteiten. Soms doet zich echter het verschijnsel voor, dat het aanbod medebe­palend is voor de vraag. Bij bepaalde vormen van hulpverlening bijvoorbeeld kan het voorkomen, dat een uitbreiding van het aanbod niet leidt tot verzadiging van de «markt», maar slechts tot het eerder aanmerken van problemen als problemen waar professionele hulpverlening aan te pas moet komen. De overheid moet dan een grens stellen aan het niveau waarop zij een dergelijke voorziening wil subsidiëren. Dat kan door de subsi­die aan een maximum te binden.
In een beperkt aantal gevallen is het niet mogelijk of niet zinvol indivi­duele subsidies aan een maximum te binden. Dit kan zich voordoen indien bepaalde activiteiten zozeer onder het door de overheid gewenste niveau liggen, dat de overheid er bewust voor kiest die activitei­ten in beginsel onbeperkt te stimuleren. Voor die gevallen is de mogelijk­heid geboden om bij wettelijk voorschrift te bepalen dat van het stellen van een maximum kan worden afgezien.

Share This