Artikel 4:38

1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
2. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.
3. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 229-230]

Voorontwerp

1. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kunnen aan de subsidie-ontvanger verplichtin­gen worden opge­legd, die strekken tot verwe­zen­lij­king van het doel van de subsidie.
2. Andere verplichtingen kunnen worden opgelegd voor zover dit bij wettelijk voor­schrift is bepaald.

Tekst RvS

1. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kunnen aan de subsidie-ontvanger verplichtin­gen worden opge­legd, die strekken tot verwe­zen­lij­king van het doel van de subsidie.
2. Andere verplichtingen kunnen worden opgelegd voor zover dit bij wettelijk voor­schrift is bepaald.

Advies RvS

6.16.1. In punt 6.12.1 van het advies heeft de Raad geopperd om, mede ter verduidelijking van artikel 4.2.4.1 eerste lid, het voorschrift vervat in artikel 4.2.1.3, eerste lid, aanhef en onder b, te verplaatsen naar afdeling 4.2.4. Naar die passage moge het college in de eerste plaats verwijzen. Over de verhouding van de toelichting op artikel 4.2.4.1, eerste lid, tot de tekst van de bepaling merkt de Raad het volgende op. Blijkens de toelichting is in die bepaling de oplegging van verplichtingen bij wettelijk voorschrift voorop gesteld omdat die mogelijkheid in het algemeen de voorkeur verdient boven oplegging bij de subsidieverlening. De Raad deelt de voorkeur maar acht die, nu de vermelding van de twee mogelijkheden in de bepaling door het woord «of» zijn verbonden niet in de tekst neergelegd. In de toelichting ware dan ook met het uitspreken van de voorkeur te volstaan.
6.16.2. Artikel 4.2.4.1, tweede lid bepaalt dat aan de subsidieverlening andere verplichtingen kunnen worden verbonden dan verplichtingen strekkend tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. De Raad acht deze bepaling wegens de algemeenheid van haar formulering te bezwarend. Haar bewoordingen bieden het bestuursorgaan de mogelijkheid om geheel los van elkaar staande belangen te vermengen hetgeen kan leiden tot gebruik van de bevoegdheid tot subsidieverlening mede tot een ander doel dan waarvoor die is toegekend. De Raad acht daarom de opneming van de bepaling niet aanvaardbaar tenzij daarin alsnog tot uitdrukking zou kunnen worden gebracht dat de andere verplichting weliswaar niet in engere zin bijdraagt aan het bereiken van het oogmerk van de subsidiëring maar anderzijds toch op enigerlei wijze met dat doel, en dus met de aard van de activiteit waarvoor wordt gesubsidieerd, in verband te brengen valt. Wordt die laatste eis losgelaten dan resulteert immers een blanco-machtigingdie zou neerkomen op uitholling van de rechtspositie van de gesubsidieerde, ook als die machtiging wordt gebonden aan het vereiste van een grondslag in een wettelijk voorschrift. De Raad adviseert artikel 4.2.4.1, tweede lid, in het licht van het voorgaande opnieuw te overwegen. In elk geval ware in de toelichting het daar reeds vermelde voorbeeld van verplichtingen die verband houden met het door de gemeente gevoerde milieubeleid uit te werken opdat misverstand wordt voorkomen omtrent de marge die de ministers voor ogen staat.

Nader rapport

6.16.1. Het advies van de Raad is gevolgd.
6.16.2. Overeenkomstig het advies van de Raad is in het nieuwe artikel 4.2.4.1a de bevoegdheid om verplichtingen die niet strekken ter verwe­zenlijking van het doel van de subsidie enigszins beperkt. Tevens is een meer uitgewerkt voorbeeld in de memorie van toelichting opgenomen.

VvW = Eindtekst [4.2.4.1]

Memorie van toelichting

Eerste lid
Artikel 4.2.­4.1 stelt allereerst buiten twijfel dat aan de subsidie ook andere dan de in artikel 4.2.4.0 bedoelde verplichtingen kunnen worden verbonden. In de tweede plaats behelst de bepaling de norm, dat de ver­plich­tingen moeten strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Alleen die verplichtingen kunnen worden opgelegd, die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te verwezenlij­ken.
Naar hun inhoud kunnen de verplichtingen sterk variëren. Zij kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten. Men denkebijvoorbeeld aan de aan een instelling opgelegde verplichting om bepaalde activiteiten ten behoeve van derden (cursussen o.i.d.) uitsluitend te laten verzorgen door personen die aan bepaalde opleidings­eisen voldoen.
De verplichtingen kunnen ook een meer afgeleid en onder­steunend karakter hebben. Dat is bijvoorbeeld het geval bij verplichtingen met betrekking tot de wijze, waarop de gesubsi­dieerde instelling haar admini­stra­tie moet voeren of de wijze, waarop aan de subsidieverlener moet worden gerapporteerd over de verrichte activiteiten.

Tweede lid
Het tweede lid bepaalt dat, indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, dat wettelijk voorschrift ook de grondslag moet bieden voor de aan de subsidie-ontvanger op te leggen verplichtingen. Dit punt behoort in ieder geval de aandacht van de regelgever te hebben, zij het dat delegatie aan een lagere regelgever niet is uitgeslo­ten. Bepaalt het wettelijk voorschrift op dit punt niets, dan kunnen slechts de in artikel 4.2.4.0 bedoelde verplichtingen worden opgelegd. Bij eenvoudige subsidieregelingen kan dat voldoende zijn, maar bij meer gecompli­ceerde subsidie­re­gelingen zal nogal eens behoefte bestaan aan de mogelijkheid ook andere verplichtingen op te leggen.
In het algemeen verdient het de voorkeur, de verplichtin­gen van de subsi­die-ontvanger indien mogelijk neer te leggen in het wettelijk voor­schrift waarop de subsidie berust zelf. Indien de verplichtingen in een wettelijk voorschrift zijn neergelegd, heeft dat het voordeel dat de verplichtingen voor een ieder die overweegt een aanvraag in te dienen kenbaar zijn, terwijl voorts is verzekerd dat de ver­plichtingen voor alle subsidie-ontvan­gers gelijkelijk gelden. Bovendien is de totstandkoming van wettelijk voorschriften veelal met meer waarborgen omringd dan de totstand­koming van een individuele beschikking. Tenslotte is het ook doelmatiger om steeds terugkerende verplichtingen niet bij iedere afzonderlijke subsidie­verlening uit te werken, maar in algemene zin in het wettelijk voorschrift op te nemen.
Soms zal echter de behoefte bestaan om de verplichtingen te kunnen toesnij­den op het concrete geval, in een mate die niet kan worden bereikt door differentiatie binnen het toepas­selijk wettelijk voorschrift. Daarom is het gewenst, dat ook verplichtingen kunnen worden opgelegd in de vorm van voor­schriften verbonden aan de beschikking tot subsidie­verlening. De verplichtingen behoren dan wel expliciet in de voorschrif­ten bij de beschik­king te worden opgenomen; de ontvanger behoeft geen rekening te houden met bij het bestuursorgaan levende opvattingen die jegens hem niet kenbaar zijn gemaakt (Vz. Afd. rechtspraak 30-1-1986, tB/S 1986, 20). Dit is alleen anders, indien de verplichting langs andere weg ook voor de ontvan­ger onmis­kenbaar duidelijk moet zijn geweest (Afd. rechtspraak 18-3-1986, AB 1987, 40), doch het verdient veruit de voorkeur daarop niet te vertrou­wen.

Derde lid
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift behoeft te berusten, kan uiteraard niet worden geëist dat de verplichtingen wel een wettelijke grondslag hebben, terwijl het ook in deze gevallen kan voorkomen dat behoefte bestaat aan andere verplichtin­gen dan die, genoemd in artikel 4.2.4.0. Daarom is bepaald, dat bij niet-wettelijke subsidies de verplich­tingen kunnen worden opgenomen in de beschikking tot subsidie­verlening.

Share This