Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
a. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;
b. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of
c. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 241-242]

Voorontwerp

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshal­ve vaststellen, indien:
a. bij wettelijk voorschrift een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;
b. toepassing wordt gegeven aan artikel 4.2.5.3, vierde lid;
c. een beroep wordt gedaan op een voorbehoud als bedoeld in artikel 4.2.3.5 of artikel 4.2.3.6, of
d. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievast­stelling wordt ingetrokken of gewijzigd.

Tekst RvS = VvW

VvW = Eindtekst [4.2.5.6]

Memorie van toelichting

De hoofdregel is dat de subsidie op aanvraag van de ontvanger wordt vastge­steld. Deze hoofdregel lijdt uitzonde­ring in de in artikel 4.2.5.6 opgesom­de geval­len. Het komt voor, dat het bestuursor­gaan geen be­hoefte heeft aan een afzonder­lijke aanvraag tot vaststelling, omdat het reeds uit andere hoofde (bijvoorbeeld door tussen­tijdse gege­vensver­strekking, vgl. artikel 4.2.4.0, eerste lid, onder c) over de benodigde gege­vens beschikt. In dat geval zou de aanvraag slechts een over­bodige administra­tieve handeling zijn. Daarom is in onder­deel a de mogelijkheid geboden bij wettelijk voor­schrift of bij de subsidieverlening van het vereiste van een aanvraag af te wijken. De eis dat uitdrukkelijk wordt bepaald dat geen aanvraag behoeft te worden ingediend, houdt verband met het grote belang dat de vaststelling uit oogpunt van rechtsze­ker­heid voor de ont­vanger heeft. Er mag geen twijfel bestaan over de noodzaak een aan­vraag in te dienen, noch over de termijn waarbinnen de vast­stelling moet geschieden. Daarom is in onderdeel a tevens bepaald, dat het wettelijk voorschrift of de subsidieverlening de termijn moet aange­ven binnen welke de ambts­halve vaststelling geschiedt.
Onderdeel b betreft het geval waarin artikel 4.2.5.3, vierde lid, wordt toegepast. Verwezen zij naar de toelichting op dat artikel. Onderde­len c en d zien op gevallen waarin de hoogte van de subsidie ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd. Ook bij intrekking met terugwer­kende kracht kan nog een vast­stelling nodig zijn, omdat deze niet zonder meer meebrengt dat de subsidie op nul kan worden vastge­steld. Bij een gedeelte­lijke intrekking kan immers nog een subsidie­bedrag reste­ren.
In deze gevallen ligt het echter niet in de rede van de ontvanger te verwachten dat deze een aanvraag tot vaststelling indient. Daarom is bepaald, dat het bestuursorgaan dan ambts­halve tot vaststelling van de subsidie kan overgaan.

Verslag II

Zie Verslag II bij artikel 4:46.

Nota naar aanleiding van het verslag II

Zie Nota naar aanleiding van het II bij artikel 4:46.

Share This