Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
a. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;
b. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of
c. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)
[bron: PG Awb III, p. 241-242]
Voorontwerp
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
a. bij wettelijk voorschrift een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;
b. toepassing wordt gegeven aan artikel 4.2.5.3, vierde lid;
c. een beroep wordt gedaan op een voorbehoud als bedoeld in artikel 4.2.3.5 of artikel 4.2.3.6, of
d. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of gewijzigd.
Tekst RvS = VvW
VvW = Eindtekst [4.2.5.6]
Memorie van toelichting
De hoofdregel is dat de subsidie op aanvraag van de ontvanger wordt vastgesteld. Deze hoofdregel lijdt uitzondering in de in artikel 4.2.5.6 opgesomde gevallen. Het komt voor, dat het bestuursorgaan geen behoefte heeft aan een afzonderlijke aanvraag tot vaststelling, omdat het reeds uit andere hoofde (bijvoorbeeld door tussentijdse gegevensverstrekking, vgl. artikel 4.2.4.0, eerste lid, onder c) over de benodigde gegevens beschikt. In dat geval zou de aanvraag slechts een overbodige administratieve handeling zijn. Daarom is in onderdeel a de mogelijkheid geboden bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening van het vereiste van een aanvraag af te wijken. De eis dat uitdrukkelijk wordt bepaald dat geen aanvraag behoeft te worden ingediend, houdt verband met het grote belang dat de vaststelling uit oogpunt van rechtszekerheid voor de ontvanger heeft. Er mag geen twijfel bestaan over de noodzaak een aanvraag in te dienen, noch over de termijn waarbinnen de vaststelling moet geschieden. Daarom is in onderdeel a tevens bepaald, dat het wettelijk voorschrift of de subsidieverlening de termijn moet aangeven binnen welke de ambtshalve vaststelling geschiedt.
Onderdeel b betreft het geval waarin artikel 4.2.5.3, vierde lid, wordt toegepast. Verwezen zij naar de toelichting op dat artikel. Onderdelen c en d zien op gevallen waarin de hoogte van de subsidie ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd. Ook bij intrekking met terugwerkende kracht kan nog een vaststelling nodig zijn, omdat deze niet zonder meer meebrengt dat de subsidie op nul kan worden vastgesteld. Bij een gedeeltelijke intrekking kan immers nog een subsidiebedrag resteren.
In deze gevallen ligt het echter niet in de rede van de ontvanger te verwachten dat deze een aanvraag tot vaststelling indient. Daarom is bepaald, dat het bestuursorgaan dan ambtshalve tot vaststelling van de subsidie kan overgaan.
Verslag II
Zie Verslag II bij artikel 4:46.
Nota naar aanleiding van het verslag II
Zie Nota naar aanleiding van het II bij artikel 4:46.