1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of
e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)
[bron: PG Awb III, p. 244-245]
Voorontwerp
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
b. de subsidie-ontvanger heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
d. de subsidieverlening onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Tekst RvS
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
b. de subsidie-ontvanger heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
d. de subsidieverlening onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of
e. met toepassing van artikel 4.2.3.5 of artikel 4.2.3.6, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op het voorbehoud dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Advies RvS
6.19. Artikel 4.2.6.1 regelt intrekking van de subsidieverlening met terugwerkende kracht in gevallen die grotendeels gelijk zijn aan die omschreven in artikel 4.2.5.5. Voor zover de bewindslieden die gevallen ook hier zouden typeren als niet-vervulling van de voorwaarde waaronder de subsidie is verleend, gelden de opmerkingen die de Raad in dit advies onder punt 6.18[1] heeft gemaakt over het mogelijk maken van een intrekking die verder gaat dan de nader gebleken feiten rechtvaardigen. Daarnaast wijst het college ook hier op het vereiste van een uitdrukkelijke wettelijke grondslag daar waar de intrekking leedtoevoeging zou beogen In het eerste lid, onder a, ware «heeft gehandeld in strijd met» te vervangen door: niet heeft voldaan aan.
Nader rapport
6.19. De door de Raad voorgestelde redactionele wijziging is aangebracht. Voor het overige zij verwezen naar punt 6.18 van dit nader rapport.[2]
Voorstel van wet [4.2.6.1]
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of
e. met toepassing van artikel 4.2.3.5 of 4.2.3.6, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Memorie van toelichting
Deze bepaling regelt de gronden, waarop de subsidieverlening met terugwerkende kracht kan worden ingetrokken. Zoals in het algemeen gedeelte van dit hoofdstuk, onder het hoofdje «handhaving», reeds werd uiteengezet, bestaat in het stelsel van de Algemene wet bestuursrecht slechts in beperkte mate behoefte aan een dergelijke intrekkingsmogelijkheid, omdat de functie daarvan in belangrijke mate wordt vervuld door de mogelijkheid de subsidie lager vast te stellen dan overeenkomstig de subsidievaststelling (artikel 4.2.5.5). Een aanvullende mogelijkheid tot intrekking «ex tunc» van de subsidieverlening is echter noodzakelijk, om te voorkomen dat het bestuursorgaan in geval van onregelmatigheden pas zou kunnen ingrijpen op het moment waarop normaal gesproken de vaststelling zou plaatsvinden. In plaats daarvan is gekozen voor het systeem, dat het bestuursorgaan bij tussentijdse constatering van onregelmatigheden de subsidieverlening kan intrekken en daarna zonodig ambtshalve tot vaststelling kan overgaan (artikel 4.2.5.6, onder c).
De gronden waarop de subsidieverlening kan worden ingetrokken zijn, behoudens die genoemd in artikel 4.2.6.1, eerste lid, onder e, dezelfde als die, waarop de subsidie lager kan worden vastgesteld. Voor een toelichting op de onder a tot en met d genoemde gronden zij verwezen naar de toelichting op artikel 4.2.5.5[3]. De onder e genoemde grond houdt verband met de mogelijkheid de subsidie onder voorwaarde te verlenen. De duidelijkheid kan er dan mee gediend zijn dat een beroep op de voorwaarde gepaard gaat met een uitdrukkelijke intrekking van de subsidieverlening. Voor het begrotingsvoorbehoud is dit laatste zelfs voorgeschreven. Verwezen zij verder naar de toelichting op de artikelen 4.2.3.5 en 4.2.3.6[4].
Hier zij nog opgemerkt, dat de onder a genoemde intrekkingsgrond mede goede diensten kan bewijzen ingeval van faillissement of surséance van de subsidie-ontvanger. Immers, faillissement zal veelal, en surséance kan meebrengen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel meer plaatsvinden of zullen plaatsvinden. In dat geval kan het bestuur tot intrekking overgaan, alsmede daarop vooruitlopend de betaling van eventuele voorschotten opschorten (artikel 4.2.7.5). Aan deze constructie is de voorkeur gegeven boven het van rechtswege vervallen van de beschikking tot subsidieverlening, omdat zij de mogelijkheid biedt een genuanceerd beleid te voeren, alsmede omdat het nemen van een expliciete beslissing omtrent intrekking voor alle betrokkenen meer duidelijkheid schept.
Het spreekt vanzelf, dat de subsidieverlening slechts kan worden ingetrokken zolang de subsidie nog niet is vastgesteld. Na de vaststelling is intrekking van de verlening zinloos, omdat daardoor de uit de vaststelling voortvloeiende aanspraak op financiële middelen niet wordt aangetast.
De intrekking of wijziging heeft terugwerkende kracht tot op het moment van de verlening, tenzij bij het besluit tot intrekking of wijziging anders is bepaald. De mogelijkheid dat het bestuursorgaan anders bepaalt is opgenomen, omdat, met name bij subsidies voor voortdurende activiteiten, de redelijkheid soms zal eisen dat de intrekking niet verder terugwerkt dan tot op het moment waarop de activiteiten zijn beëindigd of het moment, waarop in strijd met de verplichtingen is gehandeld.
Verslag II
10.9 De verwijzing naar artikel 4.2.3.5 klopt niet, omdat de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld, hierin niet voorkomt.
Nota naar aanleiding van het verslag II
10.9 Deze misstelling is gecorrigeerd.
Nota van wijziging
In artikel 4.2.6.1, eerste lid, onderdeel e, vervalt: 4.2.3.5 of.
Toelichting NvW
Deze wijzigingen betreffen correcties van misstellingen.
Dit artikel is met ingang van […] gewijzigd bij wet van […], Stb. […] (wetsvoorstel 31 418; staatssteun).
Voorstel van wet
Artikel 4:48, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel d wordt «, of» vervangen door een puntkomma.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «, of» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:80b.
Memorie van toelichting
Onderdelen C en D (wijziging artikelen 4:48 en 4:49 Awb)
De artikelen 4:48 en 4:49 Awb regelen de intrekking en wijziging met terugwerkende kracht van de beschikking tot subsidieverlening respectievelijk subsidievaststelling. Intrekking en wijziging met terugwerkende kracht dient ook mogelijk te zijn indien uitvoering wordt gegeven aan een terugvorderingsbeschikking van de Commissie ter zake van staatssteun of een uitspraak van het Hof van Justitie of een Nederlandse rechter inzake staatssteun. Voorgesteld wordt aan het beide artikelen een onderdeel van deze strekking toe te voegen.
[1] Zie PG Awb III, p. 238-239.
[2] Zie PG Awb III, p. 239.
[3] Zie PG Awb III, p. 239-240.
[4] Zie PG Awb III, p. 216-217 en 219-220.