1. Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)
[bron: PG Awb III, p. 259-261]
VO Dit artikel was in het VO niet opgenomen.
Tekst RvS = VvW
VvW = Eindtekst [4.2.8.1.1]
Memorie van toelichting
Eerste lid
Om verschillende redenen hebben wij er voor gekozen om afdeling 4.2.8 het karakter te geven van een facultatieve standaardregeling, dat wil zeggen dat de afdeling van toepassing is indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
Allereerst veronderstelt afdeling 4.2.8 een in sommige opzichten tamelijk sterke betrokkenheid van het subsidieverlenende bestuursorgaan bij de subsidie-ontvanger. Die betrokkenheid is op haar plaats wanneer het bestuursorgaan enerzijds groot belang hecht aan de activiteiten die de subsidie-ontvanger verricht, en anderzijds daarvoor een betrekkelijk omvangrijk bedrag ter beschikking stelt. In dergelijke gevallen behoort het bestuursorgaan recht te hebben op bepaalde informatie en behoort het bovendien tot op zekere hoogte invloed te kunnen uitoefenen op het beleid van de subsidie-ontvanger en, afhankelijk van de gekozen vorm van subsidiëring, op de kostenontwikkeling bij de subsidie-ontvanger.
Niet alle subsidieverhoudingen kenmerken zich door een dergelijke betrokkenheid. Indien bijvoorbeeld een gemeentebestuur jaarlijks een vast bedrag aan een buurtvereniging verstrekt als blijk van waardering voor haar activiteiten, of een sportvereniging subsidieert met een vast bedrag per lid, is er in beginsel geen aanleiding om omvangrijke informatieverplichtingen op te leggen of ingrijpende controlebevoegdheden op te eisen. In dergelijke gevallen kan worden volstaan met toepassing van de overige afdelingen van de subsidietitel.
Afdeling 4.2.8 beoogt daarentegen een regeling te bieden voor die subsidies aan rechtspersonen, waarbij het bestuursorgaan zowel financieel als beleidsmatig sterk betrokken is. Het antwoord op de vraag wanneer dit precies het geval is, is sterk afhankelijk van de omstandigheden. Het ligt daarom in de rede de beslissing afdeling 4.2.8 toe te passen over te laten aan de bijzondere wetgever of het subsidieverlenende bestuursorgaan.
Voor een facultatieve regeling is daarnaast gekozen, omdat het niet goed mogelijk bleek een algemeen criterium te formuleren aan de hand waarvan bepaald kan worden wanneer de hier geboden procedure voor subsidieverstrekking gevolgd moet worden. Daarvoor zou het nodig zijn de subsidies waarop afdeling 4.2.8 van toepassing zou moeten zijn, zodanig te definiëren dat de reikwijdte van de afdeling zonder meer vast zou staan. Tot een dergelijke definitie zijn wij niet gekomen; daarvoor bestaan teveel onderlinge verschillen tussen subsidies. Hiervoor werden al de exploitatiesubsidie en de budgetsubsidie genoemd. Beide subsidies komen in tal van variaties voor, terwijl daarnaast nog andere subsidievormen kunnen worden onderscheiden. Een regeling met een dwingend karakter, zoals uit kringen van accountants wel is bepleit, zou dan ook tenminste gepaard moeten gaan met een bevoegdheid voor het bestuursorgaan om wegens dringende redenen af te wijken van het bepaalde in afdeling 4.2.8. Daaraan kleven uit een oogpunt van rechtszekerheid bezwaren. Naar onze opvatting verdient het dan ook de voorkeur om de wijze waarop afdeling 4.2.8 in de subsidiepraktijk toepassing vindt nauwlettend te volgen en op grond van de daarmee opgedane ervaringen eventueel nogmaals na te gaan of een regeling met een meer dwingend karakter nodig is.
Het gegeven dat afdeling 4.2.8 van facultatieve aard is, betekent niet dat daarvan geen uniformerende werking zou uitgaan. Wij gaan er van uit dat diegenen die bij de totstandbrenging van een wettelijke subsidieregeling of een subsidiebeschikking zijn betrokken zich steeds terdege zullen bezinnen op de vraag of afdeling 4.2.8 toepassing behoort te vinden. De onderhavige regeling beoogt immers door het bieden van een uniforme standaardregeling bij te dragen aan een doelmatiger besluitvormingsproces, zodat het in de rede ligt daarvan alleen af te wijken indien daarvoor goede redenen zijn. Niet alleen van de wetgever, maar ook van bestuursorganen mag worden verwacht dat zij afdeling 4.2.8 als uitgangspunt kiezen bij de subsidiëring en aldus bijdraagt aan de rechtseenheid en de kenbaarheid van het recht. Wij zullen het dan ook toejuichen wanneer bestuursorganen in algemene zin afdeling 4.2.8 van toepassing verklaren op de per boekjaar verstrekte subsidiëring van rechtspersonen.
Bij de keuze voor al dan niet toepassing van afdeling 4.2.8 moet tenslotte worden bedacht dat de regeling op een aantal punten de mogelijkheid biedt tot afwijking, zodat zij met een zekere flexibiliteit kan worden toegepast.
Tweede lid
Hiervoor is uiteengezet waarom afdeling 4.2.8 in beginsel een facultatief karakter heeft. Tegelijkertijd hebben wij ook aangegeven het toe te juichen wanneer bestuursorganen de afdeling in algemene zin van toepassing verklaren.
Op grond van de ervaring die met de afdeling wordt opgedaan moet blijken of het mogelijk is haar ten aanzien van bepaalde subsidies verplicht te stellen. Dit zou uiteraard de uniformiteit van voorschriften over subsidies bevorderen. Het ligt in de bedoeling in ieder geval binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze titel dit nader te onderzoeken. Het tweede lid geeft de bevoegdheid om dan bij algemene maatregel van bestuur de subsidies aan te wijzen waarop afdeling 4.2.8 van toepassing is.
Ook voor die tijd kan de bevoegdheid van het tweede lid worden gebruikt. Vooral voor subsidies van de rijksoverheid kan dat gewenst zijn: bepaalde soorten subsidies kunnen dan in algemene zin worden aangewezen, zodat de van toepassing verklaring van afdeling 4.2.8 zich niet behoeft te beperken tot subsidies op een bepaald beleidsterrein.
Verslag II
4.38 De leden van de PvdA‑fractie vragen de regering of het bepaalde in het tweede lid iets toevoegt aan het eerste lid. Zo, ja wat en is dit tweede lid daarmee noodzakelijk?
Artikelen 4.2.8.1.1 en 4.2.8.3.1 10.13 Het onderwerp van artikel 4.2.8.3.1 (verlening slechts aan rechtspersoon) zou beter kunnen worden ondergebracht in artikel 4.2.8.1.1, eerste lid. Daarmee zou een volledige beschrijving van de toepasselijkheid van de afdeling worden gegeven.
Nota naar aanleiding van het verslag II
4.38 Het eerste lid geeft aan dat afdeling 4.2.8 een facultatief karakter heeft: zij geldt niet rechtstreeks op grond van de Awb, maar pas als zij uitdrukkelijk van toepassing is verklaard, hetzij bij besluit, hetzij bij wettelijk voorschrift. Laatstgenoemde mogelijkheid bestaat echter slechts voor een orgaan dat reeds uit anderen hoofde bevoegd is om terzake van een bepaalde subsidie wettelijke voorschriften te geven. Het eerste lid geeft dus geen wetgevende bevoegdheid, maar geeft slechts aan dat een reeds bestaande wetgevende bevoegdheid gebruikt kan worden om afdeling 4.2.8 van toepassing te verklaren.
Het tweede lid biedt juist de mogelijkheid om het facultatieve karakter van afdeling 4.2.8 te doorbreken. Op grond van het tweede lid kan bij algemene maatregel van bestuur de toepassing van afdeling 4.2.8 voor bepaalde subsidies dwingend worden voorgeschreven, ook wanneer de terzake bevoegde bijzondere wetgever daarvoor niet heeft gekozen. Aldus wordt de mogelijkheid geopend om, indien dit nodig en mogelijk blijkt, toepassing van afdeling 4.2.8 bijvoorbeeld voor een aantal beleidssectoren voor te schrijven. Het tweede lid verleent dus wel wetgevende bevoegdheid.
Strikt genomen zou de toepassing van afdeling 4.2.8 ook kunnen worden voorgeschreven bij zelfstandige algemene maatregel van bestuur (d.w.z. een algemene maatregel van bestuur die niet op enige wet, maar rechtstreeks op artikel 89 Grondwet steunt). Het is echter beleid om de figuur van de zelfstandige algemene maatregel van bestuur slechts in uitzonderingsgevallen te gebruiken (vergelijk aanwijzing 21 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Daarom is in het tweede lid van artikel 4.2.8.1.1 een uitdrukkelijke wettelijke grondslag opgenomen.
10.13 De suggestie is niet gevolgd omdat artikel 4.2.8.1.1 reeds impliceert dat de subsidie alleen aan rechtspersonen wordt verstrekt; alleen rechtspersonen hebben immers een boekjaar. Daarnaast is er een nauwe verwantschap tussen het onderwerp van artikel 4.2.8.3.1 (verlening slechts aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid) en dat van artikel 4.2.8.3.2 (verlening voor een of meer boekjaren).