Artikel 4:69

1. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.
2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 267-268]

[Eindtekst] Artikel 4:69 [4.2.8.4.2]
1. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vast­stelling van de subsidie van belang zijnde rechten en ver­plichtingen alsmede de betalingen en de ontvang­sten kunnen worden nagegaan.
2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaren bewaard.

VO Dit artikel was in het VO niet opgenomen.

Tekst RvS

1. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde alle voor de vast­stelling van de subsidie van belang zijnde rechten en ver­plichtingen alsmede de betalingen en de ontvang­sten kunnen worden nagegaan.
2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaren bewaard.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Deze bepaling is een uitwerking van de algemene in artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek neergelegde verplichting voor een rechtspersoon om zodanige aantekening te houden over zijn vermogenstoestand, dat daaruit te allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
Voor beantwoording van de vraag welke bescheiden tot de administratie moeten worden gerekend, kan verwezen worden naar de opsomming in artikel 6, derde lid, Wetboek van Koophandel. Voorts vallen bewijsstukken van uitgaven hieronder. Bepalend is steeds het criterium dat alle voor de vaststelling van de subsidie relevante gegevens in de administratie vallen na te gaan.
De verplichting om de administratie en de daarbij behorende beschei­den gedurende tien jaren te bewaren, is eveneens ontleend aan artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek.

Verslag II

4.42 De leden van de GPV-fractie is het uit de memorie van toelichting niet duidelijk geworden hoe de bewaartermijn van tien jaar zich verhoudt tot de bewaartermijn van vijf jaar in de Archiefwet in situaties waarin een gemeentelijk bestuursorgaan de subsidie-ont­vanger is. Deze leden verzoeken de regering aan dit verschil in bewaartermijn een nadere uiteenzetting te wijden.

Nota naar aanleiding van het verslag II

4.42 De Archiefwet 1962 noch de nieuwe Archiefwet 1995 (Stb. 276) bevatten voor­schriften inzake de bewaarter­mijn van ar­chiefbeschei­den, anders dan het voorschrift inzake het overbrengen van ar­chiefbescheiden die niet voor vernieti­ging in aanmerking komen en ouder zijn dan vijftig (huidige wet) c.q. twintig (nieuwe wet) jaar naar archiefbe­waar­plaatsen. 

Dit artikel is met ingang van 1 juni 1998 gewijzigd bij wet van 26 maart 1998 Stb. 184 (wetsvoorstel 25 753) (alleen eindtekst opgenomen)

[Eindtekst] In de Algemene wet bestuursrecht komen in artikel 4:69, tweede lid, de woorden «tien jaren» te luiden: zeven jaren.

Share This