Artikel 4:70

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 268-269]

VO Dit artikel was in het VO niet opgenomen.

Tekst RvS

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk mededeling aan het bestuursor­gaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Advies RvS

6.27. De Raad acht de bewoordingen van artikel 4.2.8.4.3 te onbepaald. Over de aanduiding «aanmerkelijke verschillen» is, ook als de hoogte van de subsidie en andere omstandigheden in aanmerking worden genomen, in het concrete geval zo veel verschil van inzicht mogelijk dat de verplichting er niet voldoende scherp mee omschreven is. De zinsnede «tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten» laat de vraag open of reeds bij verschil op één punt van de inkomsten of uitgaven een mededelingsplicht bestaat dan wel verschillen op de ene post die op een andere kunnen compenseren. Uit het gebruik van het woord «ontstaan» zou voorts kunnen worden geconcludeerd dat de mededeling nog achterwege kan blijven wanneer de afwijking nagenoeg zeker vaststaat, maar in feite nog niet is opgetreden. Verder is niet duidelijk hoe lang gedurende het boekjaar mag worden gewacht met het signaleren van een verschil, in afwachting van een mogelijk goedmaken van dat verschil door de verdere ontwikkeling. De Raad adviseert het artikel te preciseren.

Nader rapport

6.27. De Raad adviseert de naar zijn oordeel onvoldoende scherp om­schreven mel­dings­plicht, zoals neergelegd in artikel 4.2.8.4.3, te precise­ren.
Welis­waar delen wij de constatering van de Raad dat over de inhoud van de aanduiding «aanmerkelijke verschillen» enig verschil van inzicht mogelijk is, maar anders dan de Raad achten wij dit criterium in de praktijk voldoende hanteer­baar. In dit verband wijzen wij er op dat de hier bedoelde meldings­plicht al wordt opgelegd, onder andere in de standaardvoorschrif­ten van de ministeries van Justitie en van Welzijn, Volksge­zondheid en Cultuur, en dat ons niet is gebleken dat dit in de praktijk tot problemen leidt. Ook de aandachtspuntenlijst administra­tie­ve bepalingen van de Interdepartemen­tale Werkgroep Administratieve Stan­daardbepalingen Subsidie en Bijdrageregelingen (verwe­zen zij naar het algemene deel van de toelichting bij afdeling 4.2.8) kent een vergelijkbare bepaling. Bovendien kunnen, zoals in de toelichting op artikel 4.2.8.4.3 reeds is vermeld, ter invulling van dit criterium nadere voorschriften worden opgelegd op grond van artikel 4.2.4.2, onder c.
De Raad constateert dat artikel 4.2.8.4.3 de vraag open laat in hoeverre verschillen op de ene begrotings­post verschillen op een andere begrotings­post kunnen compenseren. Naar ons oordeel hangt het antwoord op die vraag zozeer samen met de aard van de subsidie, dat daarvoor geen algemeen wettelijk criterium kan worden gegeven. Wel is de memorie van toelichting aangevuld met een beschouwing over de mogelijkheid van compensatie.
De Raad constateert terecht dat door het gebruik van het woord «ontstaan» de meldingsplicht zich beperkt tot reeds opgetreden ver­schillen. Bij nader inzien zijn wij van oordeel dat ook verschillen die nog niet zijn ontstaan, maar wel dreigen op te treden, gemeld moeten worden. Artikel 4.2.8.4.3 is in deze zin aangepast.
De Raad merkt voorts op dat niet duidelijk zou zijn hoe lang geduren­de het boekjaar gewacht mag worden met het melden van een verschil in afwach­ting van het mogelijk goedmaken van dat verschil door de verdere ontwikkeling. Artikel 4.2.8.4.3 bepaalt echter dat op het moment dat een verschil ontstaat of dreigt te ontstaan, daarvan onver­wijld mededeling moet worden gedaan. Dit impliceert dat het de subsi­die-ontvanger niet is toegestaan te blijven stilzitten in de hoop dat de financiële ontwikkelin­gen zich nog ten goede zullen keren.

VvW = Eindtekst [4.2.8.4.3]

Memorie van toelichting 

Deze bepaling verplicht de subsidie-ontvanger om van aanmerkelijke ver­schillen tussen de geraamde en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven mededeling te doen aan het bestuursorgaan.
Zowel bij budgetsubsidies als bij subsidies waarvan de omvang rechtstreeks afhankelijk is van de aan de activiteiten verbonden kosten, is het voor het bestuursorgaan van belang om van dergelijke verschillen op de hoogte te zijn. Er kan dan bijvoorbeeld aanleiding zijn om tussentijds de voorschotting te wijzigen of om de subsidieverlening te herzien. Zo kan worden voorkomen dat het bestuur pas bij de vaststelling wordt geconfron­teerd met grote tekorten of overschotten bij de subsidie-ontvanger of met de situatie dat activiteiten met het oog waarop de subsidie is verleend, niet verricht zijn als gevolg van tekorten bij de subsidie-ontvanger. Ook met het oog op de subsidieverlening voor een volgend boekjaar is het voor het bestuursorgaan van belang om hiervan op de hoogte te zijn. Het be­stuursor­gaan kan dan bij de beoordeling van de aanvraag rekening houden met het feit dat de begroting waarop het jaar tevoren subsidie is verleend, niet volledig is gerealiseerd.
Wanneer er sprake is van «aanmerkelijke» verschillen, waarvan mededeling gedaan moet worden, is niet in algemene zin aan te geven. Dit zal in het bijzonder afhankelijk zijn van de hoogte van de subsidie, mede bezien in het licht van de andere inkomsten van de subsidie-ontvanger. Indien nodig kan het bestuursorgaan op grond van artikel 4.2.4.0, eerste lid, onderdeel c, over dit onderwerp nadere voorschriften opleggen.
Gezien het voorgaande is het antwoord op de vraag of compensatie tussen verschillende begrotings­posten is toegestaan vooral afhankelijk van de vorm van de desbetreffende subsi­die. Zo bestaat tegen compensatie in beginsel geen bezwaar waar het gaat om budgetsubsidiëring. In dat geval gaat het er immers om dat een gewenst activi­teitenniveau wordt gerealiseerd tegen een vooraf vastgesteld totaal­bedrag of een bepaald genormeerd bedrag per prestatie-eenheid. Het is in die situatie in wezen onverschillig of binnen de verschillende componen­ten waaruit het subsidie­bedrag is opge­bouwd, ver­schuivingen optreden. Waar het om gaat is slechts of het gewenste activi­teitenniveau wordt gehaald. Wel kunnen, zoals gezegd, eventuele overschrijdingen of tekorten een rol spelen bij de beoorde­ling van de subsidie-aanvraag voor een volgend boekjaar.
Dit is anders als een exploitatie­tekort wordt gesubsidieerd. Omdat de hoogte van het tekort dan rechtstreeks bepalend is voor de hoogte van de subsidie, is het voor het bestuursorgaan van belang te weten wat de oorzaak is van de overschrij­ding van een bepaalde begro­tingspost. Indien dan bijvoorbeeld blijkt dat de overschrij­ding het gevolg is van onverantwoorde uitgaven in de materiële sfeer, kan dat aanleiding zijn om compensatie te weigeren.

Share This