[Artikel 4:80b]

[Eindtekst]

Dit artikel is met ingang van […] ingevoegd bij wet van […], Stb. […] (wetsvoorstel 31 418).
Voorstel van wet

1. Ter uitvoering van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van de artikelen 11, tweede lid, 14, eerste lid, of 16 jo. 14, eerste lid, van Verordening (EG), nr. 659/1999 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-verdrag (PbEG L 83) of van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak, kan het bestuursorgaan dat de steun heeft verstrekt deze bij de begunstigde terugvorderen. Voor zover de steun bij beschikking is verstrekt, kan het bestuursorgaan deze beschikking wijzigen of intrekken.
2. Bij de beschikking tot terugvordering van de steun wordt rente gevorderd. Deze rente wordt berekend overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van de in het eerste lid genoemde verordening en de op artikel 27 van die verordening gebaseerde regels.
3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
4. De artikelen 4.4.2.2 tot en met 4.4.2.7 en afdeling 4.4.3 zijn niet van toepassing op de terugvordering.
5. Voor zover de steun bestond uit vermindering van belasting, vindt de terugvordering van deze steun ingevolge dit artikel plaats met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990.

Memorie van toelichting

Eerste lid
Het eerste lid creëert een grondslag voor terugvordering van staatssteun naar aanleiding van een Commissiebeschikking of een uitspraak van het Hof van Justitie (daaronder begrepen het Gerecht van Eerste Aanleg) of van een Nederlandse rechter inzake staatssteun. Voor de reikwijdte van de grondslag wordt verwezen naar paragraag 4 van het algemeen deel van de toelichting. Voor zover de terugvordering een bestuursrechtelijke betalingsverplichting behelst, is op de verdere afwikkeling de regeling van titel 4.4 inzake Bestuursrechtelijke geldschulden van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing alsmede de op de bijzondere terreinen daarvoor getroffen regelingen.

Tweede lid
Het tweede lid bepaalt dat de bij beschikking terug te vorderen steun ook rente omvat en dat deze rente wordt berekend overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van de procedureverordening alsmede de op grond van artikel 27 van de procedureverordening door de Commissie gestelde regels. Verwezen zij naar de artikelen 9 tot en met 11 van Verordening (EG), nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004, PbEG L 140/1 tot uitvoering van Verordening (EG), nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag. De Commissie stelt het rentepercentage vast. De Commissie hanteert als grondslag voor de marktrentevoet het (jaarlijks bijgestelde) referentiepercentage dat wordt gebruikt voor de berekening van het subsidie-equivalent in het kader van regionale steun1. De rente is verschuldigd vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling van de steun.

Derde lid
Het derde lid bepaalt dat het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel kan worden ingevorderd. Dit betekent dat indien (terug)betaling van de steun binnen de voorgeschreven termijn uitblijft, de begunstigde in verzuim is (artikel 4.4.2.1 Awb) en het bestuursorgaan, na aanmaning, een dwangbevel kan uitvaardigen. Het dwangbevel is in artikel 4.4.4.2.3 Awb aangemerkt als een executoriale titel die met de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kan worden gelegd. Paragraaf 4.4.4.2 Awb regelt de tenuitvoerlegging van een dwangbevel.

Vierde lid
Aangezien de terugvordering op last van de Commissie een verplichting tot betaling van een geldsom inhoudt, is titel 4.4 inzake Bestuursrechtelijke geldschulden van de Algemene wet bestuursrecht daarop van toepassing. Aangezien deze terugvordering in belangrijke mate door het gemeenschapsrecht wordt genormeerd, moeten nationale bepalingen die daarmee op gespannen voet staan, wijken. Om die reden zijn in het derde lid de artikelen 4.4.4.2 tot en met 4.4.4.7 alsmede afdeling 4.4.3 Awb buiten toepassing verklaard bij terugvordering op grond van artikel 4:80b, eerste en tweede lid, Awb.
De artikelen 4.4.4.2 tot en met 4.4.4.7 Awb (wettelijke rente) zijn uitgezonderd omdat de procedureverordening een – afwijkende – regeling bevat voor vergoeding van rente (artikel 14, tweede lid, procedureverordening en de op grond van artikel 27 van die verordening door de Commissie gestelde regels (Verordening (EG), nr. 794/2004, PbEG L 140/1). Afdeling 4.4.3 Awb (verjaring) is uitgezonderd aangezien daarin het uitgangspunt is dat de rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken en artikel 15 van de procedureverordening een – afwijkende – regeling bevat. De bevoegdheden van de Commissie om steun terug te vorderen verjaren («vervallen») na verloop van een termijn van tien jaren. Deze termijn gaat in op de dag waarop de onrechtmatige steun aan de begunstigde is verleend. De verjaring wordt gestuit door elke maatregel van de Commissie of een op haar verzoek optredende lidstaat, waarna de termijn weer van voren af aan begint te lopen. De verjaring wordt geschorst, zolang over de beschikking van de Commissie een beroep aanhangig is bij het Hof van Justitie. In de jurisprudentie van het Hof van Justitie is bepaald dat het verstrijken van een nationale verjaringstermijn niet afdoet aan de verplichting van de lidstaat om onrechtmatige steun terug te vorderen (HvJ EG 20 maart 1997, C-24/95, Alcan, r.o. 33 e.v.). Is de vervaltermijn van artikel 15 van de procedureverordening verstreken, dan volgt uit het derde lid van dat artikel dat de steun als bestaande steun wordt aangemerkt en derhalve niet langer als onrechtmatig wordt beschouwd.
Er is geen aanleiding gezien om de bevoegdheid om uitstel van betaling te verlenen (artikel 4.4.1.10 Awb) uit te zonderen. Denkbaar is dat onder omstandigheden, in overleg met de Commissie, uitstel van betaling wordt verleend.

Vijfde lid
Op advies van de Raad van State is uitdrukkelijk bepaald dat, indien het gaat om de terugvordering van «fiscale»staatssteun, dit gebeurd met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingwet 1990. Dit betekent onder meer dat in die gevallen tegen een besluit dat (mede) is genomen op grond van artikel 4:80b Awb niet de algemene rechtsgang van de Awb open staat maar de fiscale rechtsgang. Dit voorkomt dat zowel de algemene bestuursrechter als de fiscale bestuursrechter moeten oordelen over hetzelfde feitencomplex.

Share This