Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoegd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)
[bron: PG Awb III, p. 295-296]
VO = VvW
Tekst RvS = VvW
VvW = Eindtekst [4.4.3]
Memorie van toelichting
Indien een vaste gedragslijn in een beleidsregel is neergelegd, kan het bestuursorgaan bij de motivering van met toepassing van die beleidsregel genomen afzonderlijke besluiten naar die beleidsregel verwijzen. Dit betekent, dat de bij de totstandkoming van het beleid in algemene zin gemaakte keuzen niet steeds opnieuw behoeven te worden gemotiveerd. Dat is immers reeds bij het tot stand brengen van de beleidsregel gebeurd. Bij de motivering van afzonderlijke besluiten kan dan veelal worden volstaan met een korte verwijzing naar (de motivering van) de toegepaste beleidsregel, alsmede de overweging dat geen sprake is van een bijzonder geval dat tot afwijking van de regel zou kunnen nopen (vgl. bijv. Afd. rechtspraak 14-8-1979, AB 1980, 636; CRvB 22-12-1978, AB 1980, 44). Dit is een niet onbelangrijke verlichting van de uit de motiveringsplicht voortvloeiende bestuurslasten.
De keerzijde daarvan is neergelegd in artikel 4.4.3. Een verwijzing naar een vaste gedragslijn, die niet in een beleidsregel is neergelegd, kan niet gelden als een toereikende motivering van een besluit. Uiteraard staat het het bestuursorgaan vrij in het kader van de motivering een dergelijke gedragslijn te noemen, maar dat kan niet als een motivering gelden.
De achtergrond hiervan is dat er bij een niet in een beleidsregel neergelegde gedragslijn geen garantie is, dat de motivering van de gedragslijn voor betrokkenen kenbaar is, en zelfs niet dat de aan de gedragslijn ten grondslag liggende keuzen gemotiveerd zijn. In zo'n geval zal het bestuursorgaan bij ieder afzonderlijk besluit ook over het in algemene zin gevoerde beleid verantwoording moeten afleggen. Indien een vaste gedragslijn niet in een beleidsregel is neergelegd, zijn de afzonderlijke besluiten dus niet reeds daarom onrechtmatig, maar zij moeten wel aan zwaardere motiveringseisen voldoen dan met toepassing van een beleidsregel genomen besluiten. Is de motivering van het afzonderlijke besluit in dit licht onvoldoende, dan kan dit in rechte tot vernietiging leiden. Deze benadering kan ook in recentere jurisprudentie worden aangetroffen (bijv. Afd. rechtspraak 12-4-1988, AB 1989, 49).
Voor alle duidelijkheid zij nog opgemerkt dat artikel 4.4.3 niet betekent dat naast bijvoorbeeld een beleidsnota steeds afzonderlijke beleidsregels moeten worden opgesteld, wil het bestuur daarnaar kunnen verwijzen. Wanneer de nota zelf regels bevat die naar hun inhoud als beleidsregels kunnen worden aangemerkt, is het voldoende om de nota zelf overeenkomstig artikel 3:42 bekend te maken.
Het voorgaande laat uiteraard onverlet dat ook indien een beleidsregel is toegepast, het bestuursorgaan, bijvoorbeeld bij verschil van mening over de kwalificatie van de feiten, zonodig zal moeten motiveren waarom de beleidsregel in het concrete geval van toepassing is geacht. Bovendien zal het bestuursorgaan in voorkomende gevallen moeten aangeven, waarom geen of juist wel bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4.4.5, die tot afwijking van de beleidsregel nopen, aanwezig zijn geacht.