Artikel 4:89

1. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt betaling door bijschrijving op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening.
2. Betaling geschiedt in euro, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan anders is bepaald.
3. Betaling door bijschrijving op een bankrekening geschiedt op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd.
4. Bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat betaling aan een ander dan de schuldeiser geschiedt.

 

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2009 ingevoegd bij wet van 25 juni 2009, Stb. 264 (wetsvoorstel 29 702).
Voorontwerp

1. Betaling geschiedt door bijschrijving op een daartoe bestemde bankrekening ten name van de schuldeiser.
2. Betaling geschiedt op het tijdstip waarop de rekening wordt gecrediteerd.
3. Bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat betaling aan een ander dan de schuldeiser geschiedt.

Tekst RvS = VvW, behoudens het eerste en derde lid, die in de Tekst RvS luidden:
1. Betaling geschiedt door bijschrijving op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening. Voor betalingen tussen bestuursorganen onderling kan bij wettelijk voorschrift anders worden bepaald.
3. Betaling geschiedt op het tijdstip waarop de rekening wordt gecrediteerd.

Voorstel van wet

1. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt betaling door bijschrijving op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening.
2. Betaling geschiedt in euro, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan anders is bepaald.
3. Betaling geschiedt op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd.
4. Bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat betaling aan een ander dan de schuldeiser geschiedt.

Memorie van toelichting

[29 702, p. 37-38]

Eerste lid
Hoofdregel is dat de schuldenaar giraal betaalt, bijvoorbeeld door storting of overschrijving opeen bankrekening. Aan dergelijke betalingen zijn de minste kosten verbonden en zij leveren het minste risico van misbruik op. Girale betalingen zijn inmiddels volledig geaccepteerd. Het bestuursrecht gaat daarom uit van girale betaling. In het BW is chartale betaling nog wel het uitgangspunt, doch is de debiteur ingevolge artikel 6:114, eerste lid, in beginsel tot girale betaling bevoegd. De schuldeiser kan de schuldenaar tot girale betaling verplichten door zijn bankinstelling als plaats van betaling aan te wijzen. Betaling dient te geschieden opeen daartoe bestemde rekening ten name van de schuldeiser. De geldschuld is daarmee, net als in het BW (artikel 6:116, eerste lid) een brengschuld. Van het bestuursorgaan mag worden verlangd dat het duidelijk maakt, bijvoorbeeld in de beschikking waarbij de verplichting tot betaling wordt vastgesteld, op welk rekeningnummer de betaling dient te geschieden, omdat soms nogal wat verschillende bestuursorganen tot eenzelfde rechtspersoon behoren. Om die reden spreekt het eerste lid van een «daartoe door de schuldeiser bestemde» rekening.
Bij wettelijk voorschrift kan anders worden bepaald. Dit is bijvoorbeeld voor betalingen tussen bestuursorganen onderling gebeurd in het KB van 28 maart 1925, Stb. 1925, 125 («Rijksverrekening») op grond waarvan in opdracht van het Rijk op naam van elke gemeente bankrekeningen zijn geopend. Aangezien deze rekeningen in opdracht van het Rijk zijn geopend, berust de zeggenschap daarover , hoewel zij op op naam van een gemeente staan, formeel bij het Rijk. Dit betekent dat Rijk voor het crediteren en debiteren van deze rekeningen geen machtiging van de gemeente behoeft. Het is gezien het omvangrijke betalingsverkeer tussen rij en gemeenten om doelmatigheidsredenen niet gewenst dat het de gemeenten en provincies vrij zou staan voor deze betalingen een andere bankrekening te bestemmen.

Tweede lid
In het tweede lid is als hoofdregel bepaald dat betalingen plaatsvinden in euro. Aangezien geldschulden brengschulden zijn, is deze regel in het bijzonder van belang indien de wederpartij van het bestuursorgaan is gevestigd in een land waar de euro geen wettig betaalmiddel is. De ratio van deze regel is dat in het bestuursrechtelijk betalingsverkeer de plaats van vestiging in beginsel tot de risicosfeer van de wederpartij van het bestuursorgaan behoort. Op deze hoofdregel kan een uitzondering worden gemaakt. Het bestuursorgaan is hiertoe ook bevoegd indien deze uitzondering geen grondslag heeft in een wettelijk voorschrift. Aan een uitzondering kan bijvoorbeeld behoefte bestaan in het geval dat het ook voor het bestuursorgaan aantrekkelijker is de betaling in lokale valuta te voldoen. In de internationale betalingspraktijk is betaling in andere valuta in bepaalde gevallen goedkoper, in het bijzonder indien het om meer omvangrijke of kwantitatief veel voorkomende betalingen gaat. Voorts is het wenselijk een uitzondering op deze regel te kunnen maken voor betalingen aan een Nederlands bestuursorgaan dat (mede) buiten Europa is gevestigd (bijvoorbeeld op ambassades of consulaten).

Derde lid
Het derde lid bepaalt, overeenkomstig artikel 6:114, tweede lid, BW, dat bij bijschrijving op de rekening als tijdstip van betaling geldt het moment waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd. Eerst dan kan de schuldeiser of de ingevolgde het vierde lid bij wettelijk voorschrift aangewezen andere persoon immers over het geld beschikken.

Vierde lid
Sommige wettelijke regelingen kennen de mogelijkheid dat aan een ander dan de schuldeiser wordt uitbetaald, zoals bijvoorbeeld het geval is in de artikelen 75 en 76 van de Algemene bijstandswet. Het vierde lid voorziet hierin. Het vierde lid derogeert niet aan de bepalingen over volmacht van titel 3.3 BW. Op grond van de schakelbepaling van art. 3:79 BW gelden deze bepalingen ook in bestuursrechtelijke verhoudingen. Het is dus bijvoorbeeld mogelijk dat in de executiefase – rechtsgeldig – wordt betaald aan een deurwaarder die door de schuldeiser gemachtigd is de betaling in ontvangst te nemen.

Verslag

[29 702, p. 13-14]

In artikel 4.4.1.5. van het wetsvoorstel wordt voorgeschreven dat betaling geschiedt door bijschrijving op een daartoe bestemde bankrekening ten name van de schuldenaar, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In artikel 4.4.1.6, eerste lid, wordt reeds voorzien in uitzonderingen op deze regeling, namelijk voor de gevallen waarin girale betaling bezwaarlijk is.
Koopman meent dat het regelen van de wijze van betaling aan de bijzondere wetgever moeten worden overgelaten.[1] Dat voorkomt discussies over de vraag of girale betaling al dan niet bezwaarlijk is. Dat er in de praktijk genoeg situaties denkbaar zijn waarin girale betaling niet de geëigende weg is, ligt volgens hem voor de hand. Daarnaast ontstaan nieuwe betalingsvormen, waarbij de debiteur langs elektronische weg betaalt, en de crediteur het in zijn macht heeft de bijschrijving op zijn bankrekening direct plaats te laten vinden of uit te stellen. Door in het tweede lid van artikel 4.4.1.5 het moment van betaling te koppelen aan de bijschrijving op de bankrekening, wordt de debiteur naar zijn mening tekort gedaan. Het zou naar het oordeel van Koopman de voorkeur genieten in plaats van het. thans voorgestelde artikel 4.4.1.5, een bepaling op te nemen waarin staat dat indien betaling geschiedt door overmaking door de debiteur op een daartoe door de schuldeiser aangewezen bankrekening, de betaling geschiedt op het tijdstip waarop de rekening wordt gecrediteerd. Gezien de vele betalingswijzen die in de praktijk zijn gegroeid zou hij verdere regelgeving in de bijzondere wet willen opnemen. De commissie vraagt de regering aan te geven of de door Koopman in het voorontwerp gesignaleerde kwesties met de huidige tekst in het wetsvoorstel van de baan zijn. Zo neen, waarom niet?

Nota naar aanleiding van het verslag 

[29 702, p. 14-15]

19. Zowel in het voorontwerp als in het wetsvoorstel is als hoofdregel neergelegd dat de schuldenaar giraal betaalt. Maar een belangrijk verschil met het voorontwerp is dat het wetsvoorstel het mogelijk maakt dat door de bijzondere wetgever van de hoofdregel wordt afgeweken (men zie het eerste lid). Verder is het derde lid in die zin verduidelijkt dat dit voorschrift uitsluitend betrekking heeft op betaling door bijschrijving op een bankrekening. Een daartoe strekkende bepaling is in bijgaande nota van wijziging opgenomen. In zoverre zijn wij aan het voorstel van Koopman tegemoet gekomen. Voorts kan de betaling in andere vorm plaatsvinden indien girale betaling naar het oordeel van het bestuursorgaan niet wenselijk is (art. 4.4.1.6). Wij achten het echter niet wenselijk dat de vaststelling van de wijze van betaling zonder deze hoofdregel aan de bijzondere wetgever wordt overgelaten, omdat dan een versnipperd systeem zou ontstaan en de eenheid die dit wetsvoorstel beoogt te realiseren zou zoekraken. Met de thans voorgestelde bepaling kan aan beide wensen tegemoet worden gekomen.

Nota van wijziging

(onderdeel B)
In artikel I, onderdeel E, komt het derde lid van artikel 4.4.1.5 te luiden:
3. Betaling door bijschrijving op een bankrekening geschiedt op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd.

Toelichting NvW (onderdeel B)
Het derde lid van artikel 4.4.1.5 heeft uitsluitend betrekking op girale betalingen. Met deze wijziging is dit beter tot uitdrukking gebracht.
 


[1] NJB 2000, 1191.

 

 

 

 

 

 

 

Share This