Artikel 4:92

1. Betaling ter voldoening van een bepaalde geldschuld strekt in de eerste plaats tot mindering van de kosten, vervolgens tot mindering van de verschenen rente en ten slotte tot mindering van de hoofdsom en de lopende rente.
2. Indien een schuldenaar verschillende geldschulden heeft bij dezelfde schuldeiser, kan de schuldenaar bij de betaling de geldschuld aanwijzen waaraan de betaling moet worden toegerekend.

 

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2009 ingevoegd bij wet van 25 juni 2009, Stb. 264 (wetsvoorstel 29 702).
Voorontwerp

De toerekening van de betaling ter voldoening van een bepaalde geldschuld geschiedt overeenkomstig artikel 44, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Tekst RvS

De toerekening van de betaling ter voldoening van een bepaalde geldschuld geschiedt overeenkomstig artikel 44, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Advies RvS

9. Artikel 4.4.1.8 Artikel 4.4.1.8 regelt de toerekening van de betaling ter voldoening van een bepaalde geldschuld: de volgorde van toerekening geschiedt overeenkomstig artikel 6:44 BW. In artikel 6:43 BW wordt geregeld hoe de toerekening gaat bij verschillende geldschulden aan één schuldenaar. Ingevolge artikel 13 van het Besluit Tica inzake betaling, terugvordering en tenuitvoerlegging van boeten en onverschuldigd betaalde uitkering wordt een betaling eerst toegerekend aan een verschuldigde boete, vervolgens, conform de artikelen 6:43 en 6:44 BW, aan de oudste vordering, en ten slotte aan de kosten, de verschenen rente, de hoofdsom en de lopende rente; dit alles tenzij de debiteur een andere vordering aanwijst (artikel 6:43 lid 1 BW). Het Landelijk instituut sociale verzekeringen wijst erop dat het met het lik-op-stukbeleid van de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid beter spoort dat een betaling eerst aan een boete wordt toegerekend.[1] De Raad adviseert aandacht te besteden aan de plaats van de boete bij de toerekening van betaling van een geldschuld. Ook adviseert de Raad in de memorie van toelichting in te gaan op de vraag welke regels gelden bij verschillende schulden aan één bestuursorgaan, en eventueel artikel 6:43 BW van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Nader rapport

9. Naar aanleiding van het advies van de Raad in het kader van de toerekening van de betaling ter voldoening van een bepaalde geldschuld ook aandacht te besteden aan de plaats van de boete, is de toelichting van artikel 4.4.1.8 dienovereenkomstig aangevuld. Voorts is artikel 4.4.1.8 uitgebreid met een regeling voor de toerekening van de betaling voor het geval een schuldenaar verschillende geldschulden bij dezelfde schuldeiser heeft.

VvW = Eindtekst [4.4.1.8]

Memorie van toelichting

[29 702, p. 39-40]

Eerste lid
Indien de schuldenaar eerst na het verstrijken van de reguliere betalingstermijn betaalt, kan het verschuldigde bedrag inmiddels zijn opgelopen met eventuele aanmanings- en invorderingskosten, alsmede wettelijke rente. In die situatie kan vervolgens onduidelijkheid ontstaan als de schuldenaar het verschuldigde bedrag niet volledig betaalt. Indien niet de volgorde vaststaat aan welke posten de betaling achtereenvolgens moet worden toegerekend, kan ook niet worden bepaald welk bestanddeel van de schuld al dan niet volledig is voldaan.
Uit een oogpunt van rechtszekerheid wordt daarom uitdrukkelijk in de wet bepaald welke volgorde van toerekening geldt. Daarbij is aangesloten bij Boek 6 BW. Krachtens artikel 6:44, eerste lid, BW geldt dat betaling van een opeen bepaalde verbintenis toe te rekenen geldsom in de eerste plaats strekt in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente. Onder verschenen rente wordt de reeds vervallen, opeisbare rente verstaan. Onder lopende rente wordt verstaan de sinds de vorige vervaldatum van de rente weer ontstane en geleidelijk aangegroeide, maar nog niet opeisbare rente. Door deze volgorde in artikel 4.4.1.8 over te nemen, geldt zij ook voor de bestuursrechtelijke geldschulden die onder de reikwijdte van het wetsvoorstel vallen. In de praktijk betekent dit dat betaling allereerst strekt tot betaling van de mogelijk berekende aanmanings- en/of executiekosten. Daaronder vallen bij schulden aan de overheid de aanmaningsvergoeding en de kosten van het dwangbevel die op grond van de artikelen 4.4.4.1.2 en 4.4.4.2.7 in rekening kunnen worden gebracht, alsmede de executiekosten. Vervolgens wordt de verschuldigde wettelijke rente van artikel 4.4.2.2 in mindering gebracht voorzover deze opeisbaar is. Indien bovengenoemde posten zijn voldaan, wordt tenslotte het resterende bedrag dat is betaald afgetrokken van de verschuldigde hoofdsom en daarna van de nog niet opeisbare rente.
In artikel 13 van het Besluit Tica inzake betaling, terugvordering en tenuitvoerlegging van boeten en onverschuldigd betaalde uitkering is een afwijkende regeling van toerekening van betalingen neergelegd. Daarbij wordt een betaling in eerste instantie toegerekend aan een verschuldigde boete, tenzij de schuldenaar een andere vordering aanwijst. Het opleggen van een boete gaat in de sociale zekerheid veelal gepaard met de terugvordering van te veel of ten onrechte betaalde uitkering. Omdat de terugvordering als zodanig niet kan worden beschouwd als een sanctie wordt het wenselijk geacht de sanctie van de boete zo snel mogelijk te effectueren om het gedrag van de schuldenaar te bestraffen. Om die reden dient de boete in de sociale zekerheidswetten in tegenstelling tot andere vorderingen reeds in één jaar te worden voldaan en wordt een betaling ter voldoening van een geldschuld in eerste instantie aan de verschuldigde boete toegerekend. De achtergrond van deze regeling geldt specifiek de sociale zekerheid en kan niet ten grondslag worden gelegd aan de algemene regeling die artikel 4.4.1.8 beoogd te zijn.
Het belastingrecht kent in artikel 7 Invorderingswet 1990 een meer gedetailleerde regeling voor de toerekening van betalingen. Deze zal in aanvulling op artikel 4.4.1.8 voor het belastingrecht worden gehandhaafd, omdat zij daar in een behoefte voorziet. Voor het overige bestuursrecht volstaat de regeling van artikel 4.4.1.8.

Tweede lid
Ingevolge het tweede lid kan de schuldenaar die verschillende geldschulden bij hetzelfde bestuursorgaan heeft, bij de betaling aangeven ter voldoening van welke geldschuld zijn betaling geschiedt. Op deze wijze kan hij voorkomen dat de betaling wordt toegerekend aan een geldschuld die hij nog betwist. Dit voorschrift is ontleend aan de hoofdregel die in artikel 6:43, eerste lid, BW ten aanzien van de toerekening van privaatrechtelijke geldschulden is neergelegd.

 


[1] Zie het nagekomen commentaar van het Landelijk instituut sociale verzekeringen op het Voorontwerp Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht van 23 december 1999.

 

 

 

 

Share This