Artikel 4:94

1. Het bestuursorgaan kan de wederpartij uitstel van betaling verlenen.
2. Gedurende het uitstel kan het bestuursorgaan niet aanmanen of invorderen.
3. De beschikking tot uitstel van betaling vermeldt de termijn waarvoor het uitstel geldt.  
4. Het bestuursorgaan kan aan de beschikking tot uitstel van betaling voorschriften verbinden.

 

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2009 ingevoegd bij wet van 25 juni 2009, Stb. 264 (wetsvoorstel 29 702).

VO = VvW, behoudens lid 5 dat in het VO luidde:
Het bestuursorgaan kan de beschikking tot uitstel van betaling intrekken indien de voorschriften niet worden nageleefd of voorzover veranderde omstandigheden zich tegen voortduring van het uitstel verzetten.

Tekst RvS = VvW, behoudens het vijfde lid dat in de Tekst RvS luidde:
5. Het bestuursorgaan kan de beschikking tot uitstel van betaling intrekken of wijzigen indien de voorschriften niet worden nageleefd of voorzover veranderde omstandigheden zich tegen voortduring van het uitstel verzetten.

Advies RvS

10. Artikelen 4.4.1.10 en 4.4.1.11
a. Wijziging of intrekking van een uitstel- en van een voorschotbeschikking is slechts mogelijk indien de voorschriften niet worden nageleefd of voorzover veranderde omstandigheden zich tegen het uitstel of de verlening van het voorschot verzetten (artikelen 4.4.1.10, vijfde lid, en 4.4.1.11, zevende lid). De Raad adviseert wijziging of intrekking van deze beschikkingen ook mogelijk te maken als de wederpartij onvolledige of onjuiste inlichtingen heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking heeft geleid. Hij wijst in dit verband op artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, Awb.
b. Volgens het voorgestelde artikel 4.4.1.10, vierde lid, alsmede artikel 4.4.1.11, zesde lid, kunnen aan een uitstel- en aan een voorschotbeschikking «voorschriften» worden verbonden. Het is niet duidelijk of hier «voorschriften» worden bedoeld, dat wil zeggen verplichtingen, dan wel «voorwaarden». Is het eerste het geval, dan is het van belang dat de toelichting daarvan enkele mogelijke voorbeelden geeft. Is het tweede bedoeld, dan verdient de tekst van beide bepalingen aanpassing. De Raad adviseert de kwestie te bezien.

Nader rapport

10. a. De Raad adviseert wijziging of intrekking van de beschikking tot uitstel van betaling en de beschikking tot verlening van een voorschot mede mogelijk te maken als de wederpartij onvolledige of onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. De wettekst is dienovereenkomstig aangepast.
b. De Raad vraagt zich af of in art. 4.4.1.10, vierde lid, respectievelijk art. 4.4.1.11, zesde lid, niet alleen over «voorschriften» maar ook over «voorwaarden» had moeten worden gesproken. Voor zover het zich al zou laten denken, achten wij het niet wenselijk aan dit soort beschikkingen opschortende of ontbindende voorwaarden te verbinden. Een bezwaar van een ontbindende voorwaarde is dat de beschikking, indien de gebeurtenis zich voordoet waarop de ontbindende voorwaarde betrekking heeft, van rechtswege zijn rechtskracht verliest. Dit leidt tot onzekerheden. De bestuursrechtelijke weg is dat de beschikking door het bestuur uitdrukkelijk wordt ingetrokken. Artikel 4.4.1.12 (voorheen: art. 4.4.1.10, vijfde lid, en 4.4.1.11, zevende lid) biedt hiervoor de grondslag. Voor zover opschortende voorwaarden bij uitstel van betaling en het verlenen van een voorschot al in aanmerking zouden komen, is het gebruik van dit soort voorwaarden onwenselijk aangezien het eveneens tot onzekerheden leidt. Onzeker is immers of de toekomstige gebeurtenis waarop deze voorwaarde betrekking heeft, zich zal voordoen. Het is beter dat het bestuursorgaan wacht met het nemen van de beschikking totdat de voorwaarde is vervuld. De term «voorschriften» is ingevolge de Aanwijzingen voor de regelgeving gereserveerd voor het aan beschikkingen verbinden van verplichtingen. In  beide bepalingen is alleen op voorschriften in deze zin gedoeld. Voorbeeld bij uitstek van aan een beschikking tot uitstel van betaling verbonden voorschriften vormen de voorschriften van een betalingsregeling. Voorschriften die worden verbonden aan de beschikking tot voorschotverlening hebben bijvoorbeeld betrekking op het stellen van zekerheden. Deze voorbeelden zijn ook in de memorie van toelichting genoemd.

VvW = Eindtekst [4.4.1.10]

Memorie van toelichting

[29 702, p. 42-43]

Eerste en tweede lid
In de praktijk kunnen zich situaties voordoen waarin de schuldenaar van een bestuursorgaan de verschuldigde geldsom niet binnen de gestelde termijn kan voldoen en betaling van hem ook in redelijkheid niet kan worden gevergd. In dergelijke situaties biedt het onderhavige artikel de mogelijkheid voor het bestuursorgaan om bij beschikking uitstel van betaling te verlenen. De betekenis daarvan is dat de schuldenaar wordt toegestaan de verschuldigde geldsom later dan de in de wet gestelde termijn te betalen, zodat maatregelen om hem overeenkomstig afdeling 4.4.4 tot betaling aan te manen of te dwingen niet kunnen worden getroffen ofwel – indien de dwanginvordering reeds is aangevangen – worden opgeschort. Dit is in het tweede lid tot uitdrukking gebracht.
Opmerking verdient dat de bevoegdheid tot verrekening in het tweede lid niet is genoemd en derhalve (voorzover zij aanwezig is) blijft bestaan. Dit ligt ook voor de hand omdat er tegenover de schuld aan het bestuursorgaan dan tevens een vordering op datzelfde bestuursorgaan bestaat. Ook kan het bestuursorgaan gedurende het uitstel natuurlijk wel vrijwillige (deel-)betalingen in ontvangst nemen. Slechts de aanmaning en de dwanginvordering zijn uitgesloten. Het begrip «invorderen» heeft hier dus een beperktere betekenis dan in de Invorderingswet 1990. Om zeker te stellen dat het bestuursorgaan geen uitstel aan zichzelf – als schuldenaar – verleent wordt in het eerste lid uitdrukkelijk bepaald dat het uitstel uitsluitend aan de wederpartij van het bestuursorgaan kan worden verleend.
Uitstel van betaling betekent overigens niet dat de wettelijke rente niet gaat lopen of niet doorloopt. Over de termijn van uitstel blijft in beginsel wettelijke rente verschuldigd, aangezien het verzuim is ingetreden. De schuldenaar is immers overeenkomstig artikel 4.4.2.1 in verzuim wanneer hij niet binnen de reguliere termijn heeft betaald. Wanneer het desalniettemin niet de bedoeling is dat de wettelijke rente gedurende het uitstel doorloopt, kan het bestuursorgaan op grond van artikel 4.4.2.5 in de beschikking anders bepalen.
Uitstel van betaling, alsmede de weigering om desgevraagd uitstel te verlenen zijn beschikkingen waartegen bezwaar en beroep open staan. Overigens zal het niet altijd om een afzonderlijke beschikking gaan: ook bij de beschikking waarbij de verplichting tot betaling wordt vastgesteld kan een beslissing omtrent uitstel zijn opgenomen.
De bepaling bevat geen antwoord op de vraag wanneer uitstel van betaling moet worden verleend. De omstandigheden die uitstel van betaling kunnen rechtvaardigen zijn zo divers dat regeling daarvan in de Awb niet mogelijk is. Niet uitgesloten is bijvoorbeeld dat het bestuursorgaan uitstel van betaling verleent om de belanghebbende de gelegenheid te geven de periode van bezwaar en beroep te kunnen overbruggen. Dit kan wenselijk zijn aangezien volgens de hoofdregel van artikel 6:16 bezwaar en beroep geen schorsende werking hebben.

Derde lid
In het derde lid is bepaald dat de beschikking tot uitstel van betaling de termijn vermeldt waarvoor het uitstel geldt. Het is van essentieel belang dat de schuldenaar die uitstel heeft verkregen weet wanneer de schuld dan wel moet worden voldaan. De termijn kan wel afhankelijk worden gesteld van een toekomstige gebeurtenis. In het belastingrecht komt het bijvoorbeeld nogal eens voor dat de ontvanger uitstel verleent totdat de inspecteur op een bezwaarschrift heeft beslist. Een dergelijke termijnstelling is niet bezwaarlijk, want zij schept voor de schuldenaar voldoende duidelijkheid.

Vierde lid
Op grond van het vierde lid kan het bestuursorgaan aan het uitstel van betaling voorschriften verbinden. Met name in het geval waarin langdurig uitstel is verleend voor grote bedragen is dit gewenst. De voorschriften kunnen behelzen dat de schuld in verschillende termijnen wordt voldaan of dat zekerheid voor de betaling moet worden gesteld. Het vierde lid biedt dus tevens de mogelijkheid een betalingsregeling te treffen. Dit sluit echter niet uit dat reeds in de beschikking waarin de betalingsplicht wordt vastgesteld een betalingsregeling wordt getroffen.

Verslag

[29 702, p. 14][1]

De leden van de LPF-fractie constateren dat tijdens uitstel van betaling de wettelijke rente gaat lopen of de wettelijke rente loopt door. Op grond van artikel 4.4.2.5 kan een bestuursorgaan bij beschikking bepalen dat geheel of gedeeltelijk geen wettelijke rente is verschuldigd (memorie van toelichting p.49).Kan de regering voorbeelden geven van situaties waarin bestuursorganen kunnen bepalen dat geheel of gedeeltelijk geen wettelijke rente is verschuldigd?

Nota naar aanleiding van het verslag

[29 702, p. 15-16]

22. Gedacht kan worden aan het geval dat met een belanghebbende met een geringe aflossingscapaciteit een betalingsregeling wordt getroffen die tevens een gedeeltelijke kwijtschelding inhoudt. Het ligt dan niet voor de hand om wel rente te berekenen.

 


[1] Gezien de inhoud van de tekst wordt hier waarschijnlijk artikel 4.4.1.10 bedoeld i.p.v. artikel 4.4.10 (welke in de hele Awb niet voorkomt).

 

 

 

Share This