Artikel 4:117

1. Een dwangbevel wordt slechts uitgevaardigd wanneer binnen de overeenkomstig artikel 4.112 gestelde aanmaningstermijn niet volledig is betaald.
2. Bij de wet kan evenwel worden bepaald dat het dwangbevel zo nodig zonder aanmaning en voor het verstrijken van bij wettelijk voorschrift gestelde of eerder gegunde betalings- of aanmaningstermijnen kan worden uitgevaardigd of tenuitvoergelegd.

 

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2009 ingevoegd bij wet van 25 juni 2009, Stb. 264 (wetsvoorstel 29 702).
Voorontwerp [4.4.4.6]

Een dwangbevel wordt slechts uitgevaardigd wanneer binnen de overeenkomstig artikel 4.4.4.2 gestelde aanmaningstermijn niet volledig is betaald, tenzij bij de wet is bepaald dat het dwangbevel onmiddellijk na het ontstaan van de betalingsverplichting kan worden uitgevaardigd. In dat geval is geen aanmaning nodig.

Tekst RvS

[4.4.4.6] 1. Een dwangbevel wordt slechts uitgevaardigd wanneer binnen de overeenkomstig artikel 4.4.4.2 gestelde aanmaningstermijn niet volledig is betaald.
2. Bij de wet kan worden bepaald dat het dwangbevel onmiddellijk na het ontstaan van de betalingsverplichting kan worden uitgevaardigd. In dat geval kan het dwangbevel zonder aanmaning of zo nodig voor het verstrijken van een eerder gestelde termijn voor betaling worden uitgevaardigd en tenuitvoergelegd.

VvW = Eindtekst [4.4.4.2.4]

Memorie van toelichting

[29 702, p. 64-65]

Eerste lid
De mogelijkheid om in een concreet geval van niet (volledige) betaling een dwangbevel uit te vaardigen, ontstaat op het tijdstip dat de tweede, dat wil zeggen de in de aanmaning genoemde, betalingstermijn is verstreken. Aanmaning overeenkomstig artikel 4.4.4.1.1 is dus een ontstaansvoorwaarde voor de dwangbevelbevoegdheid. Het tijdstip waarop deze ontstaat zal doorgaans ten minste acht weken (zes weken ingevolge artikel 4.4.1.3, eerste lid, plus twee weken ingevolge artikel 4.4.4.1.1, eerste lid) na de beschikking liggen. Het is mogelijk dat de betalingsbeschikking dan al formele rechtskracht heeft gekregen – bij voorbeeld als de bezwaartermijn ongebruikt is verstreken –, maar dat hoeft niet (indien wèl een procedure aanhangig is).
Voor het tijdstip van ontstaan van de dwangbevelbevoegdheid is het einde van de aanmaningstermijn gekozen en niet bijvoorbeeld het moment waarop de betalingsbeschikking formele rechtskracht heeft verkregen. Hoewel deze laatste mogelijkheid de complicaties voorkòmt die ontstaan indien de beschikking wordt vernietigd nadat het dwangbevel is uitgevaardigd, is hiervoor toch niet gekozen, omdat het instellen van een rechtsmiddel, evenmin als bij een bij voorraad uitvoerbaar verklaard civiel vonnis, de bevoegdheid tot uitvaardiging van een dwangbevel niet opschort. Overigens kan ook een civiel vonnis dat nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, worden geëxecuteerd. Zoals gezegd, kan wel in een executiegeschil ex artikel 438 Rv de schorsing van de executie worden gevraagd.
Een alternatieve mogelijkheid was nog het moment van ontstaan van de dwangbevelbevoegdheid te laten samenvallen met het moment waarop het verzuim is ingetreden. Daarvoor is niet gekozen, omdat in het belang van de schuldenaar een laatste waarschuwing op zijn plaats is bij een dergelijk ingrijpend middel. Overigens mag op grond van de huidige praktijk worden aangenomen, dat ook het bestuursorgaan zelf behoefte heeft aan de aanmaning, en wel als laatste mogelijkheid om eventuele missers (onjuiste adressering e.d.) te herstellen of te voorkomen en zo het aansprakelijkheidsrisico te beperken.

Tweede lid
Het tweede lid van artikel 4.4.4.2.4 opent de mogelijkheid dat de wet bepaalt dat een dwangbevel onmiddellijk na het ontstaan van de betalingsverplichting kan worden uitgevaardigd. In dat geval is geen aanmaning nodig. Is reeds een aanmaning verzonden, dan kan zo nodig nog vóór het verstrijken van de daarin gestelde betalingtermijn tot uitvaardiging en tenuitvoerlegging van het dwangbevel worden overgegaan.
Tenslotte kan een dwangbevel zo nodig voor het verstrijken van de in het bevel tot betaling genoemde termijn worden ten uitvoer gelegd (vgl. de artikelen 10 en 15 Invorderingswet 1990). Al deze mogelijkheden zijn bedoeld voor gevallen waarin aanwijzingen bestaan dat de schuldenaar de betalingstermijn zal misbruiken om activa buiten het bereik van de overheid te brengen of zich anderszins aan betaling te onttrekken. Er kan dan behoefte bestaan aan een mogelijkheid om terstond tot invordering over te gaan; vooral in het fiscale recht kan de bevoegdheid daartoe niet worden gemist. Het gaat echter wel om een zodanig ingrijpende bevoegdheid, dat het wenselijk is om haar niet in het algemeen toe te kennen, maar de beslissing in welke gevallen zij onmisbaar is, aan de bijzondere formele wetgever over te laten.

Verslag

Zie Verslag bij paragraaf 4.4.4.2 (artikelen 4.4.4.2.1 t/m 4.4.4.2.11).

Nota naar aanleiding van het verslag

Zie Verslag bij paragraaf 4.4.4.2.

Share This