1. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.
2. Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.
3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)
[bron: PG Awb III, p. 345-346]
VO = VvW, behoudens lid 1 dat in het VO luidde: Een toezichthouder is bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden.
Tekst RvS = VvW
VvW = Eindtekst [5.1.7]
Memorie van toelichting
Met de woorden «gegevens en bescheiden» in artikel 5.1.7 is aansluiting gezocht bij elders in de Algemene wet bestuursrecht gehanteerde terminologie (zie bijvoorbeeld artikel 4:2, tweede lid). In tal van wetten wordt aan toezichthouders de bevoegdheid verleend inzage te verlangen van «boeken en andere zakelijke bescheiden». In de voorgestelde bepaling worden «boeken» niet meer afzonderlijk genoemd. Ondernemingen en particulieren leggen hun administratie steeds vaker vast in elektronische bestanden in plaats van in boeken of andere documenten. De term «gegevens» omvat ook gegevens die langs elektronische weg zijn vastgelegd. In het voetspoor van de desbetreffende bepalingen in de bijzondere wetgeving is vastgelegd dat de bevoegdheid slechts betrekking heeft op zakelijke gegevens en bescheiden. Gegevens en bescheiden van persoonlijke aard vallen daar dus buiten. Dergelijke gegevens en bescheiden kunnen in het kader van een opsporingsonderzoek slechts worden ingezien volgens de daarvoor geldende algemene regels van het Wetboek van Strafvordering. Ter voorkoming van misverstand zij overigens opgemerkt dat ook gegevens die zijn opgenomen in persoonsregistraties een zakelijk karakter kunnen hebben. De onderhavige bepaling verhindert dus niet dat toezichthouders – uiteraard voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is – dergelijke gegevens kunnen inzien. Zo zal bijvoorbeeld de onderwijsinspectie inzage kunnen vorderen van de leerlingenadministratie van een school. Voor zover het gaat om gegevens uit persoonsregistraties van instanties in de publieke en semi-publieke sector, zij er nog op gewezen dat bij de uitoefening van de onderhavige bevoegdheid rekening moet worden gehouden met artikel 18, derde lid, van de Wet persoonsregistraties. Artikel 18, derde lid, handelt over het desgevraagd verstrekken van deze gegevens aan personen of instanties met een publiekrechtelijke taak, waaronder toezichthouders moeten worden gerekend. Verstrekking van deze gegevens is dan mogelijk voor zover een toezichthouder die gegevens behoeft voor de uitvoering van zijn taak en de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Het tweede lid van artikel 5.1.7 biedt de mogelijkheid tot het maken van kopieën. De term «afschrift» is vermeden ten einde buiten twijfel te stellen dat ook gegevens die langs geautomatiseerde weg zijn vastgelegd, kunnen worden overgenomen op diskettes e.d. Ook kunnen kopieën worden gemaakt door het «uitprinten» van dergelijke gegevens.
Het eerder genoemde evenredigheidsbeginsel brengt voorts met zich mee dat de in het derde lid vermelde termijn om gegevens en bescheiden met het oog op het maken van kopieën mee te nemen, zo kort mogelijk dient te zijn. Voorts zij er op gewezen dat, indien zulks de voorkeur van de belanghebbende heeft en de faciliteiten daarvoor aanwezig zijn, de kopieën onmiddellijk ter plaatse moeten worden vervaardigd. Om misverstanden tussen de belanghebbende en de toezichthouder achteraf te voorkomen, is het meenemen van gegevens en bescheiden slechts mogelijk tegen afgifte van een schriftelijk bewijs. Een dergelijk vereiste treft men thans bijvoorbeeld ook aan in artikel 47, eerste lid, onder b, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen.
Verslag II
6.55 De leden van de SGP-fractie vinden niet duidelijk wat verstaan moet worden onder «zakelijke» gegevens en bescheiden.
Nota naar aanleiding van het verslag II
6.55 Met de term «zakelijke» wordt beoogd aan te geven dat het gaat om gegevens die gebruikt worden ten dienste van het maatschappelijk verkeer. Een toezichthouder is op grond van deze bepaling derhalve niet bevoegd inzage te vorderen van gegevens en bescheiden van persoonlijke aard. Dergelijke gegevens kunnen slechts worden ingezien in het kader van een opsporingsonderzoek binnen de daarvoor geldende voorwaarden van het Wetboek van Strafvordering.
Zoals ook in de toelichting al werd vermeld, kunnen gegevens van persoonlijke aard niet worden gelijkgesteld met gegevens die in een persoonsregistratie zijn opgenomen. In persoonsregistraties kunnen immers ook persoonsgegevens zijn opgenomen die een zakelijk karakter dragen. Voor de inzage in dergelijke gegevens vormt artikel 5.1.7 geen belemmering. Zo is de onderwijsinspectie bijvoorbeeld in beginsel bevoegd om inzage te vorderen in leerlingenadministraties van scholen.
Handelingen II
De heer Rehwinkel (PvdA, p. 3669): Het amendement op stuk nr. 10 trek ik nu in, want de expliciete opmerkingen van de zijde van de regering over het onderbrengen van «je hachje» bij derden, zijn voldoende duidelijk en zullen ook als zodanig de wetsgeschiedenis ingaan.
De voorzitter (p. 3669): Aangezien het amendement-Rehwinkel (stuk nr. 10) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.