Artikel 5:17

1. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.
2. Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.
3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd bij wet van 20 juni 1996 Stb. 333 (wetsvoorstel 23 700)

[bron: PG Awb III, p. 345-346]

VO = VvW, behoudens lid 1 dat in het VO luidde: Een toezichthouder is bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden.

Tekst RvS = VvW

VvW = Eindtekst [5.1.7]

Memorie van toelichting 

Met de woorden «gegevens en bescheiden» in artikel 5.1.7 is aanslui­ting gezocht bij elders in de Algemene wet bestuurs­recht gehanteerde termino­logie (zie bijvoorbeeld artikel 4:2, tweede lid). In tal van wetten wordt aan toezichthou­ders de bevoegdheid verleend inzage te verlan­gen van «boeken en andere zakelijke beschei­den». In de voorgestelde bepaling worden «boeken» niet meer afzon­derlijk genoemd. Ondernemingen en particulieren leggen hun administratie steeds vaker vast in elektronische be­standen in plaats van in boeken of andere documenten. De term «gege­vens» omvat ook gegevens die langs elektronische weg zijn vastge­legd. In het voetspoor van de desbetreffende bepa­lingen in de bijzondere wetgeving is vast­gelegd dat de be­voegdheid slechts betrekking heeft op zakelij­ke gegevens en beschei­den. Gegevens en bescheiden van persoon­lijke aard vallen daar dus buiten. Dergelijke gegevens en bescheiden kunnen in het kader van een opspo­ringson­derzoek slechts worden ingezien volgens de daarvoor geldende algemene regels van het Wetboek van Strafvordering. Ter voorkoming van misverstand zij overigens opgemerkt dat ook gegevens die zijn opgenomen in persoons­re­gistraties een zakelijk karakter kunnen hebben. De onderhavige bepaling verhindert dus niet dat toezichthouders – uiteraard voor zover dat redelij­kerwijs voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is – dergelij­ke gegevens kunnen inzien. Zo zal bijvoorbeeld de onderwijsin­spectie inzage kunnen vorderen van de leerlingenadministratie van een school. Voor zover het gaat om gegevens uit persoonsregistra­ties van instanties in de publieke en semi-publieke sector, zij er nog op gewezen dat bij de uitoefening van de onderhavige bevoegd­heid rekening moet worden gehouden met artikel 18, derde lid, van de Wet per­soonsregis­traties. Artikel 18, derde lid, handelt over het desge­vraagd verstrekken van deze gegevens aan personen of instan­ties met een publiek­rechtelijke taak, waaronder toe­zichthouders moeten worden gerekend. Verstrekking van deze gegevens is dan mogelijk voor zover een toezichthou­der die gegevens behoeft voor de uitvoering van zijn taak en de persoonlij­ke levenssfeer van de geregis­treerde daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Het tweede lid van artikel 5.1.7 biedt de mogelijkheid tot het maken van kopieën. De term «afschrift» is vermeden ten einde buiten twijfel te stellen dat ook gegevens die langs geautomatiseerde weg zijn vastgelegd, kunnen worden overgeno­men op diskettes e.d. Ook kunnen kopieën worden gemaakt door het «uitprin­ten» van dergelijke gegevens.
Het eerder genoemde evenredigheidsbeginsel brengt voorts met zich mee dat de in het derde lid vermelde termijn om gegevens en bescheiden met het oog op het maken van kopieën mee te nemen, zo kort mogelijk dient te zijn. Voorts zij er op gewe­zen dat, indien zulks de voorkeur van de belang­hebbende heeft en de faciliteiten daarvoor aanwezig zijn, de kopieën onmid­dellijk ter plaatse moeten worden vervaardigd. Om misver­stan­den tussen de belang­heb­bende en de toezichthouder achteraf te voorkomen, is het meenemen van gegevens en beschei­den slechts mogelijk tegen afgifte van een schrifte­lijk bewijs. Een derge­lijk vereiste treft men thans bijvoor­beeld ook aan in artikel 47, eerste lid, onder b, van de Wet op de telecommuni­ca­tie­voorzie­ningen.

Verslag II

6.55 De leden van de SGP-fractie vinden niet duidelijk wat verstaan moet worden onder «zakelijke» gegevens en bescheiden.

Nota naar aanleiding van het verslag II

6.55 Met de term «zakelijke» wordt beoogd aan te geven dat het gaat om gegevens die gebruikt worden ten dienste van het maat­schappelijk verkeer. Een toezichthouder is op grond van deze bepaling derhalve niet be­voegd inzage te vorderen van gegevens en bescheiden van persoon­lijke aard. Dergelijke gegevens kunnen slechts worden ingezien in het kader van een opsporingson­derzoek binnen de daarvoor geldende voorwaarden van het Wetboek van Strafvordering.
Zoals ook in de toelichting al werd ver­meld, kunnen gegevens van persoonlijke aard niet worden gelijkgesteld met gegevens die in een persoonsregistratie zijn opgeno­men. In persoonsregistraties kunnen immers ook per­soonsgegevens zijn opgenomen die een zake­lijk karakter dragen. Voor de inzage in der­gelijke gegevens vormt artikel 5.1.7 geen belemmering. Zo is de onderwijsinspec­tie bijvoorbeeld in beginsel bevoegd om inzage te vorderen in leerlingenadmi­nistraties van scholen.

Handelingen II

De heer Rehwinkel (PvdA, p. 3669): Het amendement op stuk nr. 10 trek ik nu in, want de expliciete opmerkingen van de zijde van de regering over het onderbrengen van «je hachje» bij derden, zijn voldoende duidelijk en zullen ook als zodanig de wets­geschiedenis ingaan.
De voorzitter (p. 3669): Aangezien het amendement-Rehwinkel (stuk nr. 10) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Share This