1. Indien uit een beschikking tot intrekking of wijziging van de last onder dwangsom voortvloeit dat een reeds gegeven beschikking tot invordering van die dwangsom niet in stand kan blijven, vervalt die beschikking.
2. Het bestuursorgaan kan een nieuwe beschikking tot invordering geven die in overeenstemming is met de gewijzigde last onder dwangsom.
Dit artikel is met ingang van 1 juli 2009 ingevoegd bij wet van 25 juni 2009, Stb. 264 (wetsvoorstel 29 702).
VO Dit artikel was in het VO niet opgenomen.
Tekst RvS
De beschikking omtrent de invordering vervalt, indien de beschikking tot oplegging van de last onder dwangsom wordt ingetrokken of vernietigd.
Voorstel van wet
De beschikking omtrent de invordering vervalt, voorzover de beschikking tot oplegging van de last onder dwangsom wordt ingetrokken of vernietigd.
Memorie van toelichting
[29 702, p. 116]
Deze bepaling komt overeen met artikel 5:31b. Als de last onder dwangsom door intrekking of vernietiging haar rechtskracht verliest, dient ook de invorderingsbeschikking te vervallen. Verwezen zij naar de toelichting bij artikel 5:31b.
Verslag
[29 702, p. 24]
De VNG merkt op dat het artikel tekstueel niet klopt. Een last onder dwangsom kan ook voor een deel worden ingetrokken. Bovendien heeft intrekking geen terugwerkende kracht, zodat de al verbeurde dwangsommen blijven bestaan. Dan kan de beschikking tot invordering niet zomaar vervallen. Is de regering bereid de formulering van het artikel aan te passen, zo vraagt de commissie.
Nota naar aanleiding van het verslag
[29 702, p. 47-48]
88. Inderdaad is de bepaling niet goed geformuleerd. Zij beoogt te voorkomen dat een invorderingsbeschikking van een dwangsom blijft bestaan indien de dwangsom zelf ongedaan is gemaakt of verminderd. Het is in het belang van de rechtszekerheid dat de invorderingsbeschikking dan vervalt, en eventueel een nieuwe beschikking wordt genomen die is aangepast aan de nieuwe situatie.
Daartoe bestaat echter alleen aanleiding indien de last onder dwangsom zodanig is gewijzigd, dat dit gevolgen heeft voor de dwangsom(men) waarvoor reeds een invorderingsbeschikking is genomen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de dwangsom met terugwerkende kracht is verminderd of zelfs geheel is ingetrokken. Maar indien de last onder dwangsom alleen met gevolgen voor de toekomst is gewijzigd, heeft dat voor het verleden geen consequenties. In dat geval wordt de invorderingsbeschikking niet geraakt door de nieuwe last onder dwangsom, en moet zij dus blijven bestaan.
Een en ander is in het nieuwe eerste lid tot uitdrukking gebracht. Uit de bepaling vloeit voort dat de invorderingsbeschikking steeds in haar geheel vervalt, ook indien de nieuwe last onder dwangsom slechts tot een gedeeltelijke wijziging van de reeds ingevorderde dwangsom leidt. Dat is in het belang van de rechtszekerheid. Zou de invordering van een deel van de dwangsom ook in de nieuwe situatie in aanmerking komen, dan moet dat in een nieuwe beschikking tot uitdrukking worden gebracht. Dat is voor alle duidelijkheid in het tweede lid bepaald.
In de oorspronkelijke bepaling was ook aandacht besteed aan de gevolgen van de vernietiging van de beschikking. Daarvoor geeft artikel 5:39 echter bij nader inzien een voldoende voorziening. Doordat is bepaald dat bezwaar en beroep tegen de last onder dwangsom mede betrekking hebben op de beschikking tot invordering, komt bij vernietiging van de last in de rechterlijke procedure ook vast te staan welke gevolgen dit moet hebben voor de invorderingsbeschikking. In artikel 5:38 is daarom geen regeling voor de vernietiging van de last onder dwangsom nodig.
NvW (onderdeel E) = Eindtekst
Toelichting NvW
Voor een toelichting op de wijziging van artikel 5:38 zij kortheidshalve verwezen naar het antwoord op vraag 88 in de nota naar aanleiding van het verslag.