[Artikel 6:18]

Vervallen per 1 januari 2013

 

 

 

*******************************************************************************

Historie

Wettekst tot 1 januari 2013:
1. Het aanhangig zijn van bezwaar of beroep tegen een besluit brengt geen verandering in een los van het bezwaar of beroep reeds bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit.
2. Gaat het bestuursorgaan tot intrekking of wijziging van het bestreden besluit over, dan doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij het bezwaar of beroep aanhangig is.
3. Na de intrekking of wijziging mag het bestuursorgaan, zolang het bezwaar of beroep aanhangig blijft, geen besluit nemen waarvan de inhoud of strekking met het oorspronkelijke besluit overeenstemt, tenzij:
a. gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen en
b. het bestuursorgaan daartoe los van het bezwaar of beroep ook bevoegd zou zijn geweest.
4. Een bestuursorgaan doet van een besluit als bedoeld in het derde lid onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij het bezwaar of beroep aanhangig is.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 307-308]

[Eindtekst] Artikel 6:18 [6.2.11]
1. Het aanhangig zijn van bezwaar of beroep tegen een besluit brengt geen verandering in een los van het bezwaar of beroep reeds bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit.
2. Gaat het bestuursorgaan tot intrekking of wijziging van het bestreden besluit over, dan doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij het bezwaar of beroep aanhangig is.
3. Na de intrekking of wijziging mag het bestuursorgaan, zolang het bezwaar of beroep aanhangig blijft, geen besluit nemen waarvan de inhoud of strekking met het oorspronkelijke besluit overeenstemt, tenzij:
a. gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen en
b. het bestuursorgaan daartoe los van het bezwaar of beroep ook bevoegd zou zijn geweest.
4. Een bestuursorgaan doet van een besluit als bedoeld in het derde lid onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij het bezwaar of beroep aanhangig is.

Voorontwerp

1. Indien een bestuursorgaan hangende een procedure tegen een besluit gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit, doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij de procedure aanhangig is.
2. Na de intrekking of wijziging mag het bestuursorgaan, zolang de procedure aanhangig blijft, geen besluit nemen waarvan de inhoud of strekking overeenstemt met het oorspronkelijke besluit, tenzij gewijzigde feiten of omstandigheden dit rechtvaardigen en het bestuursorgaan daartoe ook anders bevoegd zou zijn geweest.
3. Indien het bezwaar of het beroep zich richt tegen het niet tijdig beslissen op een verzoek een besluit te nemen, blijft het bestuursorgaan bevoegd een besluit op het verzoek te nemen.
4. Indien een bestuursorgaan een besluit neemt als bedoeld in het tweede of derde lid, doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij de procedure aanhangig is.

Tekst RvS

1. Indien een bestuursorgaan hangende een procedure tegen een besluit gebruik maakt van een bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit, doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij de procedure aanhangig is.
2. Na de intrekking of wijziging mag het bestuursorgaan, zolang de procedure aanhangig blijft, geen besluit nemen waarvan de inhoud of strekking overeenstemt met het oorspronkelijke besluit, tenzij gewijzigde feiten of omstandigheden dit rechtvaardigen en het bestuursorgaan daartoe ook anders bevoegd zou zijn geweest.
3. Indien een bestuursorgaan een besluit neemt als bedoeld in het tweede lid, doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij de procedure aanhangig is.

Advies RvS

De toelichting op dit artikel gaat voorbij aan de sedert de in de toelichting vermelde uitspraak van 10 november 1981 gewezen – en deels ook gepubliceerde -uitspraken van de Afdeling rechtspraak ter zake. Ook in andere sectoren van het administratief recht is jurisprudentie tot ontwikkeling gekomen die betrekking heeft op de wijziging, intrekking of vervanging van een besluit hangende een procedure, en de gevolgen daarvan voor het oorspronkelijk besluit. Tekst en toelichting van dit artikel dienen op deze ontwikkeling te worden aangesneden.

Nader rapport

De Raad wijst er terecht op, dat in de toelichting aan de ontwikkeling van de jurisprudentie te weinig aandacht is geschonken. Dat is thans verholpen door wijziging van de toelichting op de beide nauw samen­hangende artikelen 6.2.11 en 6.2.12. Voorts heeft nadere overweging ons ertoe gebracht het uitgangspunt van het eerste lid betreffende de mogelijkheden tot intrekking en wijziging van het bestreden besluit expliciet in dat lid vast te leggen en met vernummering van de volgende leden enige zuiver redactionele verbeteringen aan te brengen. Dit om het artikel beter toegankelijk te maken. Voor inhoudelijke wijziging zien wij geen reden. De in de artikelen 6.2.11 en 6.2.12 neerge­legde regels trekken op samenhan­gende wijze de in de jurisprudentie ontwikkelde lijnen door en bieden aldus een goede oplossing voor de uit de jurisprudentie blijkende problemen. In de toelichting op beide artikelen wordt hierop nader ingegaan.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Dit artikel behandelt tezamen met artikel 6.2.12 de problematiek van de intrekking of wijziging van een besluit hangende een procedure tegen dat besluit. Dit punt levert regelmatig moeilijkheden op. Deze worden veroorzaakt doordat het enerzijds wenselijk is dat een bestuursorgaan tijdens de procedure het bestreden besluit kan intrekken of wijzigen, bijvoorbeeld omdat het bij nader inzien de bezwaren van de appellant gegrond acht. Door het besluit in de gevraagde zin te wijzigen, kan het voortzetten van een eventueel overbodig geworden procedure worden voorkomen. Maar anderzijds kan het bestuursorgaan met de intrekking of wijziging bereiken dat de procedure wordt belemmerd omdat zij, naar veelal werd aangenomen, niet een inmiddels ingetrokken besluit tot object kan hebben. Omdat veelal verzuimd wordt tevens beroep in te stellen tegen het wijzigingsbesluit, zou dan aan de appellant de mogelijkheid ontvallen om zijn nog resterende bezwaren tegen dat besluit te laten toetsen.
De voorgestelde regeling strekt ertoe, het bestuursorgaan de vrijheid te laten het bestreden besluit in te trekken of te wijzigen in al die gevallen waar daartegen geen bezwaar bestaat, maar tegelijkertijd een voorziening te treffen ter voorkoming van verlies van rechtsbescherming ten gevolge van die intrekking of wijziging.
Daartoe wordt in het eerste lid als uitgangspunt vooropgesteld dat een bestuursorgaan tijdens de procedure de bevoegdheid tot intrekking en wijziging, die het reeds heeft, behoudt. Dat betekent bijvoorbeeld dat het tot intrekking, al dan niet met terugwerkende kracht, kan besluiten indien dat op grond van de geldende rechtsregels is toegestaan. Er is geen reden waarom het instellen van beroep voor het bestuur een belemmering zou moeten vormen om tot een uit anderen hoofde geoor­loofde intrekking te komen, bijvoorbeeld wegens inmiddels ontdekte fraude of wegens gewijzigde omstandigheden. De enige reden zou kunnen zijn dat het beroepsrecht wordt belemmerd, maar ter voorkoming van dat gevolg zijn in de voorgestelde regeling voorzieningen opgenomen. Anderzijds bestaat er geen reden waarom de intrekking in ruimere mate mogelijk zou worden wanneer er bezwaar of beroep is ingesteld. Dit uitgangspunt, dat in het voorontwerp niet expliciet was geformuleerd, is nu in het eerste lid uitdrukkelijk neergelegd.
Ter voorkoming van verlies van rechtsbeschermingsmogelijkheden wordt in het tweede lid allereerst voorgeschreven dat van de intrekking of wijziging mededeling moet worden gedaan aan het orgaan waarbij de procedure aanhangig is. Het derde lid en artikel 6.2.12 sluiten op deze bepaling aan.
Het derde lid kent een voorziening tegen een vorm van onjuist gebruik van de intrekkings- en wijzigingsbevoegdheid die tot gevolg heeft dat het beroepsrecht wordt gefrustreerd. Het komt voor dat een bestuursorgaan na het instellen van bezwaar of beroep niet alleen het bestreden besluit intrekt, maar vervolgens wederom materieel hetzelfde besluit neemt als waartegen de procedure zich richtte. In Afd. rechtspraak 10 november 1981, AB 1982, 144 had de gemeente een in beroep bestreden en inmiddels door de voorzitter geschorst besluit tot aanzegging van bestuursdwang ingetrokken, maar kort daarop die aanzegging opnieuw gedaan, daarmee pogend onder het beroep en de schorsing uit te komen. Teneinde een dergelijke handelwijze te voorkomen verbiedt het tweede lid een dergelijke herhaling zolang de procedure niet is geëindigd. Slechts indien er sprake is van nieuwe feiten of omstandig­heden, zal een nieuw besluit van dezelfde strekking te rechtvaardigen zijn. Ter controle of van die laatste mogelijkheid geen misbruik wordt gemaakt, wordt ook hier in het vierde lid een mededelingsplicht voorge­schreven en geldt voorts de regeling van artikel 6.2.12.
Het derde lid geldt gedurende de procedure. Voor de situatie na afloop daarvan is niet een algemene regel te geven. Veel zal afhangen van de uitkomst van de procedure, terwijl ook de wettelijke voorschriften van belang zullen zijn.
De regeling van de artikelen 6.2.11 en 6.2.12 is ook van toepassing in geval van een procedure bij een administratief beroepsorgaan in tweede instantie of bij een administratieve rechter in hoger beroep. Immers in de procedure bij de hogere administratieve rechter is het bestuursbesluit het voorwerp van geschil, al wordt uiteraard mede de uitspraak van de lagere rechter getoetst. In de procedure bij een administratief beroeps­orgaan om tweede instantie is weliswaar het besluit van het lagere orgaan voorwerp van geschil, maar ook dan is er alle reden voor toepas­selijkheid van de artikelen 6.2.11 en 6.2.12, zowel indien de beslissing van het lagere orgaan in de plaats treedt van het primaire bestuursbesluit als wanneer dit orgaan het beroep niet ontvankelijk of ongegrond heeft verklaard.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 vervallen bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst] Artikel 6:18 vervalt.

Voorontwerp

Het derde en vierde lid van artikel 6:18 vervallen.

Voorstel van wet

Artikel 6:18 vervalt.

Memorie van toelichting

Artikel 6:19 (nieuw) vervangt onder meer het huidige artikel 6:18. De bevoegdheid om het bestreden besluit in te trekken of te wijzigen hangende bezwaar of beroep (huidig artikel 6:18, eerste lid) blijkt al voldoende uit het eerste lid van artikel 6:19 (nieuw). De inhoud van het tweede lid van artikel 6:18 is verplaatst naar het derde lid van artikel 6:19.
Artikel 6:18, derde lid, bepaalt thans dat na intrekking of wijziging van een besluit hangende bezwaar of beroep geen nieuw besluit mag worden genomen dat naar inhoud of strekking overeenkomt met het oorspronkelijke besluit. Dit derde lid is indertijd opgenomen vanuit de vrees dat met het herhaaldelijk wijzigen of intrekken het beroepsrecht van betrokkenen zou kunnen worden gefrustreerd.[1] De toelichting noemt het voorbeeld van een gemeentebestuur dat een bestuursdwangbesluit eerst intrekt en vervolgens opnieuw neemt in de hoop daarmee onder een beroep tegen het eerste bestuursdwangbesluit uit te komen.[2] De in artikel 6:18, derde lid, geformuleerde uitzonderingen op het verbod om opnieuw een besluit van dezelfde strekking te nemen, worden in de praktijk echter zo ruim uitgelegd dat het verbod nauwelijks beperkende betekenis heeft. In de praktijk blijken soms ook legitieme redenen te bestaan om een besluit waaraan gebreken kleven, eerst in te trekken en vervolgens, na herstel van deze gebreken, opnieuw te nemen. Dit kan bijdragen aan het voorkomen van een formele vernietiging die het geschil niet definitief beslecht. Bovendien wordt artikel 6:19, eerste lid, zo uitgelegd, dat in zo’n geval het beroep tegen het oorspronkelijke besluit geacht wordt zich niet alleen mede te richten tegen het intrekkingsbesluit, maar ook tegen het nieuwe (derde) besluit.[3] Langs die weg is dus al in bescherming tegen misbruik voorzien. Voorgesteld wordt om die uitleg te codificeren door in artikel 6:19 ook te verwijzen naar een besluit ter vervanging van het bestreden besluit (dat op dat moment al dan niet door de rechter is vernietigd). Een en ander leidt tot de conclusie dat het derde lid van artikel 6:18 kan worden gemist. Hetzelfde geldt dan voor de met het derde lid verbonden mededelingsplicht van het vierde lid.

 


[1] Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 137-138.
[2] ARRS 10 november 1981, AB 1982, 144.
[3] Bijvoorbeeld CRvB 28 april 1998, RSV 1998, 193.

 

 

Share This