Artikel 6:20

1. Indien het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, blijft het bestuursorgaan verplicht dit besluit te nemen, tenzij de belanghebbende daarbij als gevolg van de beslissing op het beroep geen belang meer heeft.
2. Het bestuursorgaan stelt een besluit als bedoeld in het eerste lid onverwijld ter beschikking aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
3. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
4. De beslissing op het beroep kan echter worden verwezen naar een ander orgaan waarbij bezwaar of beroep tegen het alsnog genomen besluit aanhangig is, dan wel kan of kon worden gemaakt of ingesteld.
5. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan alsnog gegrond worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 310-312]

[Eindtekst] Artikel 6:20 [6.2.12a]
1. Indien het bezwaar of beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, blijft het bestuursorgaan verplicht een besluit op de aanvraag te nemen.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet:
a. gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is;
b. na de beslissing op het bezwaar of beroep indien de indiener van de aanvraag als gevolg daarvan geen belang meer heeft bij een besluit op de aanvraag.
3. Indien het bestuursorgaan een besluit op de aanvraag neemt, doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij het bezwaar of beroep tegen het niet tijdig beslissen aanhangig is.
4. Het bezwaar of beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen het besluit op de aanvraag, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.
5. De beslissing op het bezwaar of beroep tegen het besluit op de aanvraag kan echter worden verwezen naar een ander orgaan waarbij bezwaar of beroep tegen het besluit op de aanvraag aanhangig is, kan of kon worden gemaakt.
6. Het bezwaar of beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag kan alsnog gegrond worden verklaard, indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.

VO Dit artikel was in het VO niet opgenomen.

Tekst RvS

1. Indien tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, blijft het bestuursorgaan bevoegd een besluit op de aanvraag te nemen.
2. Op dit besluit zijn de artikelen 6.2.11 en 6.2.12 van overeenkomstige toepassing.

Advies RvS

Artikel 6.2.12a, eerste lid
Indien voorziening is gevraagd tegen een fictief besluit, doet dat niet af aan de gehoudenheid van het bestuursorgaan op de aanvrage c.q. het bezwaar- of beroepschrift te beslissen. De mogelijkheid op te komen tegen een fictief besluit is immers niet gegeven om het bestuursorgaan van verplichtingen te verlossen, maar om betrokkenen, indien een gevraagde beslissing voorshands uitblijft, de gelegenheid te geven een procedure aan te spannen. Een uitzondering op het vorenstaande is om praktische redenen evenwel op haar plaats als (bij hetzelfde orgaan) een bezwaar­schrift is ingediend; het is niet zinvol dat het orgaan behalve op het bezwaarschrift ook nog op de aanvraag beslist, aangezien (bij ontvankelijkheid) de ene en de andere beslissing dezelfde zullen zijn. Voorts heeft het ook na een verwerping van het beroep in hoogste instantie (veelal) geen zin meer dat alsnog een reëel besluit wordt genomen. De bepaling ware in deze zin aan te passen.

Artikel 6.2.12a, tweede lid
De redactie van deze bepaling lijkt niet geheel te stroken met de bedoeling ervan, zoals deze in de toelichting naar voren komt. Die bedoeling is kennelijk niet een alsnog genomen reëel besluit op één lijn te stellen met een besluit tot intrekking of wijziging van een besluit als bedoeld in artikel 6.2.11, eerste lid. Wanneer alsnog een reëel besluit wordt genomen, kan inderdaad bezwaarlijk van een intrekking of wijziging van het aangevochten fictieve besluit worden gesproken: enerzijds kan dit al niet omdat het fictieve besluit geen «echt» besluit is (het fungeert alleen maar als middel tot rechtsbescherming), terwijl anderzijds het reële besluit in het algemeen van dezelfde strekking is als het fictieve besluit. In verband hiermede gaat het niet aan artikel 6.2.11, wat betreft het nemen van het reële besluit zelf, van overeen­komstige toepassing te verklaren. Dit lijkt in artikel 6.2.12a, tweede lid, echter wel gebeurd, ook al is dit blijkens de memorie van toelichting niet beoogd. Ter wille van de eenvoud en duidelijkheid ware de redactie van deze bepaling derhalve te wijzigen.

Nader rapport

Artikel 6.2.12a, eerste lid (in het wetsvoorstel: artikel 6.2.12a, eerste en tweede lid). Aan de suggestie van de Raad is gevolg gegeven. Voor de duide­lijkheid is het oorspronkelijke eerste lid vervangen door twee nieuwe leden.

Artikel 6.2.12a, tweede lid (in het wetsvoorstel: artikel 6.2.12a, derde tot en met zesde lid). De opmerkingen van de Raad hebben ons ertoe gebracht het oorspronkelijke tweede lid door vier nieuwe leden te vervangen.

Voorstel van wet

1. Indien het bezwaar of beroep is gericht tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag, blijft het bestuursorgaan verplicht een besluit op de aanvraag te nemen.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet:
a. gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is;
b. na de beslissing op het bezwaar of beroep indien de indiener van de aanvraag als gevolg daarvan geen belang meer heeft bij een besluit op de aanvraag.
3. Indien het bestuursorgaan een besluit op de aanvraag neemt, doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij het bezwaar of beroep tegen het niet tijdig beslissen aanhangig is.
4. Het bezwaar of beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen het besluit op de aanvraag, tenzij het besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.
5. De beslissing op het bezwaar of beroep tegen het besluit op de aanvraag kan echter worden verwezen naar een ander orgaan waarbij bezwaar of beroep tegen het besluit op de aanvraag aanhangig is, kan of kon worden gemaakt.
6. Het bezwaar of beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag kan alsnog gegrond worden verklaard, indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.

Memorie van toelichting

Dit artikel betreft het geval dat het bezwaar of beroep is gericht tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. In het voorontwerp was de regeling van dit artikel vervat in artikel 6.2.11, derde lid. Terwille van de begrijpelijkheid is zij nu uitgeschreven in een afzonderlijk artikel, dat na artikel 6.2.12 is opgenomen.
In het hier bedoelde geval is weliswaar bezwaar of beroep mogelijk, maar is het bestuursorgaan in beginsel niet ontslagen van de verplichting alsnog op de aanvraag te beslissen. De mogelijkheid om tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op te komen, is immers niet gegeven om het bestuursorgaan van verplichtingen te verlossen, maar om belang­hebbenden de gelegenheid te bieden daartegen een bezwaar- of beroepsprocedure aan te spannen. Voorts is het voor een goede proces­voering in het algemeen een voordeel om over een uitdrukkelijke en dus doorgaans goed gemotiveerde beslissing van het bestuursorgaan te beschikken, ook al komt deze niet aan de indiener van het bezwaar- of beroepschrift tegemoet. Het uitgangspunt van het eerste lid is dan ook dat het bestuursorgaan gehouden blijft op de aanvraag te beslissen.
In sommige gevallen heeft dit echter geen zin meer. Ten eerste zal dat bij bezwaar in het algemeen het geval zijn, zolang het bezwaar aanhangig is. De indiener van het bezwaarschrift mag dan spoedig een beslissing op zijn bezwaar verwachten. Dat zal tevens de beslissing op de oorspron­kelijke aanvraag zijn. De indiener van de oorspronkelijke aanvraag zal er dan veelal geen belang bij hebben dat voorafgaand aan de beslissing op zijn bezwaar alsnog op zijn oorspronkelijke aanvraag wordt beslist. Daarom is in onderdeel a van het tweede lid neergelegd, dat het bestuursorgaan hiertoe niet verplicht is. Het blijft daartoe wel bevoegd, hetgeen onder omstandigheden in het belang van de aanvrager zou kunnen zijn.
Daarnaast kan de indiener van de aanvraag als gevolg van de beslissing in bezwaar of beroep het belang bij een (afzonderlijke) beslissing op zijn aanvraag verloren hebben. Bij voorbeeld omdat inmiddels zijn bezwaar gegrond of ongegrond is verklaard. Of omdat inmiddels in hoogste instantie is uitgemaakt dat de aanvraag rechtmatig kon worden afgewezen. Daarom is in onderdeel b van het tweede lid neergelegd dat de verplichting alsnog op de aanvraag te beslissen, niet bestaat indien de indiener van de aanvraag daarbij als gevolg van de beslissing op het bezwaar of beroep geen belang meer heeft. Dat belang zal bij voorbeeld in het algemeen wel aanwezig zijn, indien het bezwaar of beroep tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op de aanvraag wegens niet-ontvankelijkheid buiten verdere behandeling blijft.
De bepalingen van het derde tot en met het zesde lid kwamen in het voorontwerp niet afzonderlijk voor. De bepaling van het derde lid lag besloten in artikel 6.2.11, vierde lid, van het voorontwerp. De bepalingen van het vierde, vijfde en zesde lid vloeiden in het voorontwerp voort uit de regeling van artikel 6.2.12 jo. artikel 6.2.11, derde lid. Terwille van de begrijpelijkheid zijn die bepalingen thans afzonderlijk geformuleerd: een «fictieve» weigering is immers niet in alle opzichten op één lijn te stellen met een uitdrukkelijk besluit. Dit heeft geleid tot vier artikelleden die zo nauw mogelijk bij artikel 6.2.11, vierde lid, en artikel 6.2.12 aansluiten.
Het derde lid van artikel 6.2.12a is verwant aan het vierde lid van artikel 6.2.11. Het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 6.2.12a zijn verwant aan respectievelijk het eerste, tweede en derde lid van artikel 6.2.12. De uitzondering die in artikel 6.2.12, eerste lid, is aangebracht en die in het voorontwerp niet voorkwam, is ook in het derde lid van het onderhavige artikel opgenomen.
Vermeld zij nog dat onder het niet tijdig beslissen op een aanvraag is begrepen het niet tijdig beslissen op bezwaar of administratief beroep. Een bezwaarschrift en – bij administratief beroep – een beroepschrift zijn immers aanvragen in de zin van artikel 1.3.

Voorlopig verslag II

[2.180] Wat is de zin van opneming in het vierde lid van de zinsnede: «tenzij het besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt»? Kan deze zinsnede niet beter worden weggelaten, zo vroegen de commissies behoudens de D66-fractie.

Memorie van antwoord II

(2.180) De zinsnede «tenzij het besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt» is allereerst ingegeven door de wens de regeling logisch eenvoudig te houden. De gedachte is dat – ter vermijding van dubbele procedures en van verlies van beroepsrechten – in de procedure tegen het niet tijdig beslissen ook de bedenkingen tegen het daarna gevolgde uitdrukkelijke besluit worden meegenomen. Indien echter dat laatste besluit juist datgene bevat wat de appellant verlangde, is het onwerkelijk in de regeling te veronderstellen dat hij daartegen wel wil opkomen. Het praktische gevolg van de aangehaalde woorden is bovendien dat de rechtskracht van het uitdrukkelijke besluit niet meer afhangt van het verdere verloop van de procedure tegen het niet tijdig beslissen. Dat is ook gewenst.

Nota van wijziging

Artikel 6.2.12a wordt gewijzigd als volgt:
– In het eerste lid worden de woorden «het niet tijdig beslissen op een aanvraag» vervangen door: het niet tijdig nemen van een besluit.
– In het vierde lid worden de woorden «tenzij het besluit» vervangen door: tenzij dat besluit.

Toelichting NvW
De vervanging van de term «het niet tijdig nemen van een beslissing op een aanvraag» door «het niet tijdig nemen van een besluit» hangt samen met de proble­matiek van het stilzitten van de overheid bij begunstigende ambtshalve beschikkingen. Verwezen zij naar het antwoord op vraag 2.149. Tevens wordt door de nieuwe redactie duidelijk dat de gelijkstelling ook geldt voor een beslissing op een bezwaarschrift, waarvoor de term «aanvraag» minder adequaat is. De artikelen 6.2.6, 6.2.8 en 6.2.12a worden hiermee in overeenstemming gebracht.

Dit artikel is met ingang van 1 oktober 2009 gewijzigd bij wet van 28 augustus 2009 Stb. 383 (wetsvoorstel 30 435, opgegaan in wetsvoorstel 29 934)

[Eindtekst] Artikel 6:20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste tot en met zesde lid vervalt telkens «op de aanvraag».
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «de indiener van de aanvraag» vervangen door: de belanghebbende.

Voorontwerp

Artikel 6:20 komt te luiden:
1. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, blijft het bestuursorgaan verplicht een besluit op de aanvraag te nemen.
2. Indien het bestuursorgaan een besluit op de aanvraag neemt, doet het daarvan onverwijld mededeling aan het orgaan waarbij het beroep tegen het niet tijdig beslissen aanhangig is.
3. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen kan alsnog gegrond worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft.

Memorie van toelichting

Onderdeel B (artikel 6:20)
Het eerste lid bepaalt dat het bestuursorgaan verplicht blijft op een aanvraag te beslissen, ook al is beroep wegens niet tijdig beslissen ingesteld. Dit komt overeen met het huidige artikel 6:20, eerste lid, met dien verstande dat de verwijzing naar bezwaar wegens niet tijdig beslissen is geschrapt.
Het tweede lid komt overeen met het huidige derde lid van artikel 6:20. Het verplicht het bestuursorgaan dat alsnog een besluit op de aanvraag neemt, om dit besluit onverwijld mede te delen aan het orgaan waarbij het beroep wegens niet tijdig beslissen aanhangig is. Het feit dat inmiddels een besluit is genomen, is immers van belang voor de beoordeling van dit beroep.
Het derde lid, dat overeenkomt met het huidige zesde lid, stelt buiten twijfel dat een beroep wegens niet tijdig beslissen gegrond kan worden verklaard, ook al is er inmiddels een besluit, indien de indiener daarbij belang heeft. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in verband met eventuele schade als gevolg van het te laat beslissen.
Het huidige tweede lid van artikel 6:20 kan vervallen. Dit artikellid maakt thans twee uitzonderingen op de verplichting van het bestuursorgaan om alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De eerste uitzondering betreft het geval dat bezwaar wegens niet tijdig beslissen aanhangig is. Dit geval kan zich in het nu voorgestelde stelsel niet meer voordoen, zodat deze uitzondering kan vervallen.
De tweede uitzondering betreft het geval dat de indiener van het bezwaar of beroep wegens niet tijdig beslissen als gevolg van de beslissing op dat bezwaar of beroep geen belang meer heeft bij een besluit op de aanvraag. Deze uitzondering is destijds opgenomen, omdat de wetgever er rekening mee hield dat het beroep wegens niet tijdig beslissen zou kunnen uitmonden in een inhoudelijk oordeel, bijvoorbeeld inhoudende dat de aanvraag moest worden afgewezen. Nu het beroep voortaan uitsluitend nog zal gaan over de vraag of de beslistermijn is overschreden, laat zich geen geval meer denken waarin de indiener geen belang meer zou hebben bij een besluit op de aanvraag, zodat ook deze uitzondering kan worden gemist.
Het vierde lid van het huidige artikel 6:20 bepaalt dat een beroep wegens niet tijdig beslissen geacht wordt zich mede te richten tegen een hangende dat beroep genomen reëel besluit. Zoals in paragraaf 9 van het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet, past ook deze bepaling niet meer in het nieuwe stelsel. Hetzelfde geldt voor het vijfde lid, dat verband houdt met het vierde lid.

Voorstel van wet

[30 435]

Artikel 6:20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste tot en met zesde lid vervalt telkens «op de aanvraag».
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «de indiener van de aanvraag» vervangen door: de belanghebbende.

Memorie van toelichting

[30 435]

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt artikel 6:20 op enkele punten technisch aan te passen.

Amendement nr. 16, IV onderdeel Cb (29 934) (Fierens-van Schijndel), ter vervanging van nr. 12:

Artikel 6:20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste tot en met zesde lid vervalt telkens «op de aanvraag».
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «de indiener van de aanvraag» vervangen door: de belanghebbende.

Toelichting amendement
Zie toelichting op artikel 6:12.

Stemming 27 juni 2006, p. 95-5844

De voorzitter: Door de aanneming van het gewijzigde amendement-Fierens/Van Schijndel (stuk nr. 16, IV) worden de onderdelen Ca tot en met Cc ingevoegd.

Dit artikel is met ingang van 1 oktober 2009 gewijzigd bij wet van 28 augustus 2009 Stb. 383 (29 934) juncto artikel XXXIA van wet van 18 juni 2009 Stb. 384 (31 751) (alleen eindtekst opgenomen).

[Eindtekst] Artikel II, lid 6
Artikel 6:20 komt te luiden:
1. Indien het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, blijft het bestuursorgaan verplicht dit besluit te nemen, tenzij de belanghebbende daarbij als gevolg van de beslissing op het beroep geen belang meer heeft.
2. Het bestuursorgaan deelt een besluit als bedoeld in het eerste lid onverwijld mede aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
3. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
4. De beslissing op het beroep kan echter worden verwezen naar een ander orgaan waarbij bezwaar of beroep tegen het alsnog genomen besluit aanhangig is, dan wel kan of kon worden gemaakt of ingesteld.
5. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan alsnog gegrond worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft.

Zie Losse wijzigingen Artikel II (29 934)

Dit artikel is met ingang van 12 juni 2017 gewijzigd bij wet van 13 juli 2016, Stb. 2016, 288 (wetsvoorstel 34 059)

[Eindtekst] Artikel 6:20, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. «deelt» wordt vervangen door: stelt.
  2. «mede» wordt vervangen door: ter beschikking.

VO = VvW

Memorie van toelichting

Zie de toelichting bij artikel 6:19.

Share This