Artikel 6:8

1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit waartegen alleen door een of meer bepaalde belanghebbenden administratief beroep kon worden ingesteld, vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn ongebruikt is verstreken.

3. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit, inhoudende de goedkeuring van dat besluit, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

4. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht en dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a. ter inzage is gelegd.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 293-294]

[Eindtekst] Artikel 6:8 [6.2.2]
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

VO = VvW

Tekst RvS = VvW

Advies RvS

Gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 4.1.4.3 is ondui­delijk op welk moment de termijn voor het indienen van een bezwaar- ­of beroepschrift begint. Het artikel behoeft derhalve aanpassing.
Voorts ware in te gaan op de verhouding tussen deze bepaling en de artikelen 5 en 23 van de Algemene wet inzake rijksbelas­tingen, volgens welke artikelen de aanvang van de bezwaartermijn wordt bepaald door de dagtekening van het aanslagbiljet.

Nader rapport

Teneinde onduidelijkheid omtrent het begin van de bezwaar- of beroepstermijn te vermijden, is de memorie van toelichting aangepast.
Bij het opstellen van de aanpas­singswet zal aandacht worden besteed aan de verhoudingen met de artikelen 5 en 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Dit artikel legt vast welke dag als eerste dag van de termijn geldt. Ook op dit punt lijkt uniformering gewenst en zonder bezwaren mogelijk.
Het ligt voor de hand de aanvang van de termijn te koppelen aan de bekendmaking van het besluit. Nadat die is geschied, kunnen de belang­hebbenden op de hoogte zijn en kan dus de termijn gaan lopen. Aldus de bepaling van het eerste lid. De eerste dag van de termijn is de dag na die van de bekendmaking.
De bekendmaking moet uiteraard op de voorgeschreven wijze zijn geschied. In principe regelen de artikelen 3.5.2 en 3.5.3 dit voor besluiten. Deze artikelen bepalen dat een besluit wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking ervan aan de belanghebbende, dan wel, in bepaalde gevallen, door openbare kennisgeving in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad of op andere geschikte wijze.
Geschiedt de bekendmaking door toezending aan de belanghebbende, dan zal de dag na die van de verzending dus de eerste dag van de termijn zijn. Doorgaans is dit ook de dag waarop hij het besluit per post ontvangt.
Indien een besluit naast de geadresseerde ook andere belangheb­benden betreft, moet op grond van artikel 3.5.4 aan deze belangheb­benden zo spoedig mogelijk na de bekendmaking mededeling worden gedaan van het besluit. Omdat ook voor deze belanghebbenden de dag na de toezending of uitreiking van het besluit aan de geadresseerde de eerste dag van de termijn is, kan er tussen hen en de geadresseerde een klein verschil ontstaan in de lengte van de termijn. Gezien ook de lengte van de termijn weegt dit nadeel niet op tegen het voordeel, dat de termijn voor alle belanghebbenden op dezelfde dag eindigt, hetgeen, uitgaande van één dag van verzending, met het oog op de rechtsze­kerheid van groot belang is.
Zoals gezegd gaat de termijn voor bezwaar of beroep lopen vanaf de bekendmaking van het besluit. Bedoeld is de bekendmaking van de «blote» beschikking. De termijn gaat derhalve ook lopen indien bij de bekendmaking van het besluit niet voldaan wordt aan bijkomende verplichtingen, zoals de verplichtingen die uit artikel 3.5.5 en afdeling 4.1.4 voortvloeien. Die keuze is gemaakt om onduidelijkheden omtrent het begin van de termijn te vermijden. Zo behoeft ingevolge afdeling 4.1.4 de motivering niet altijd te worden vermeld of niet altijd tegelijk met beschikking te worden vermeld. Er zal soms meningsverschil en derhalve onzekerheid over kunnen bestaan of het bestuursorgaan de uit afdeling 4.1.4 voortvloeiende verplichtingen wel geheel heeft nageleefd. In zo’n geval zou een wettelijk voorschrift, inhoudende dat de termijn pas begint te lopen zodra de motiveringsverplichtingen geheel zijn nageleefd, tot onzekerheid kunnen leiden omtrent het werkelijke begin van de termijn.
Indien het bestuursorgaan zich niet houdt aan de in artikel 3.5.5 en afdeling 4.1.4 vervatte nevenverplichtingen, is dat derhalve niet van invloed op het begin van de termijn. Wel kan onder omstandigheden een beroep worden gedaan op artikel 6.2.5, dat een regeling voor veront­schuldigbare termijnoverschrijding bevat. Dat kan het geval zijn indien de motivering zonder goede grond in het geheel niet verstrekt wordt of onredelijk lang uitblijft, dan wel indien de belanghebbende niet of onjuist is ingelicht over zijn bezwaar- of beroepsmogelijkheden. Ingeval het bestuursorgaan niet of niet geheel aan zijn motiveringsverplichtingen voldoet, zal een dergelijk beroep op artikel 6.2.5 slechts slagen, indien duidelijk is dat de vraag of bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld blijkbaar afhankelijk is (en kan zijn) van de aan het besluit gegeven motivering. Is dat niet het geval, dan zal immers normaal (binnen de termijn van zes weken) bezwaar kunnen worden gemaakt of beroep kunnen worden ingesteld. Een soortgelijke benadering geldt indien het bestuursorgaan zich bij de bekendmaking van het besluit niet of niet geheel aan artikel 3.5.5 heeft gehouden; zie daarover nader de toelichting op artikel 6.2.5

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 gewijzigd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495).

[bron: PG Awb II, p. 359]

[Eindtekst] Artikel 6:8 [6.2.2]
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit waartegen alleen door een of meer bepaalde belanghebbenden administratief beroep kon worden ingesteld, vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn ongebruikt is verstreken.
3. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit, inhoudende de goedkeuring van dat besluit, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Tekst RvS = VvW

Voorstel van wet

Artikel 6.2.2 wordt als volgt gewijzigd:
Voor de tekst wordt het cijfer «1» geplaatst.
Een tweede en derde lid worden toegevoegd, luidende:
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit waartegen alleen door een of meer bepaalde belanghebbenden administratief beroep kon worden ingesteld, vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn ongebruikt is verstreken.
3. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit, inhoudende de goedkeuring van dat besluit, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Memorie van toelichting

Het voorgestelde tweede lid is ontleend aan artikel 9, derde lid, van de Wet Arob. De bepaling hangt samen met artikel 8.1.1.4, tweede lid. Daarin is onder meer bepaald dat geen beroep bij de rechtbank openstaat tegen een besluit dat nog vatbaar is voor administratief beroep. Nu komt het nog steeds voor, dat een wet het recht tot het instellen van administratief beroep tegen een besluit toekent aan een of meer bepaalde belanghebbenden. De belanghebbende die van administratief beroep is uitgesloten, kan beroep instellen hetzij tegen het in administratief beroep genomen besluit, hetzij tegen de oorspronkelijke beslissing indien van de mogelijkheid tot het instellen van administratief beroep geen gebruik is gemaakt. Ingevolge artikel 6.3.1a kan in het eerste geval direct beroep worden ingesteld, terwijl in het tweede geval eerst bezwaar moet worden gemaakt. Voor dat laatste geval voorziet de voorgestelde bepaling in een termijnregeling.
Het voorgestelde derde lid geeft een termijnregeling voor het instellen van beroep tegen een besluit dat nog aan goedkeuring onderhevig is. De beroepstermijn gaat pas lopen nadat het besluit is goedgekeurd.

Nota van verbetering

In de aanhef van onderdeel E wordt «6.2.2» vervangen door: 6:8.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2005 gewijzigd bij wet van 24 januari 2002 Stb. 54 (wetsvoorstel 27 023)

[Eindtekst] Artikel 6:8
Aan artikel 6:8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.

VvW=Eindtekst

Memorie van toelichting

Artikel I, onderdeel E (wijziging artikel 6:8)
Tussen enerzijds het tijdstip waarop het definitieve besluit wordt bekendgemaakt aan de geadresseerde(n) en anderzijds de tijdstippen waarop van het besluit mededeling wordt gedaan aan derden door terinzagelegging
en toezending van een exemplaar aan degenen die in de voorbereidingsprocedure zienswijzen naar voren hebben gebracht, kan enige tijd zitten (als regel enkele dagen). Artikel 3:43, eerste lid, Awb bepaalt immers dat die mededelingen moeten worden gedaan «tegelijkertijd of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking». Om te voorkomen dat derden worden geconfronteerd met een kortere beroepstermijn – de beroepstermijn zou
immers op grond van artikel 6:8, eerste lid, reeds aanvangen op de dag nadat het besluit wordt bekendgemaakt aan de geadresseerde(n) – is in het voorgestelde vierde lid van artikel 6:8 een voorziening opgenomen die waarborgt dat ook derden de volle beroepstermijn van zes weken kunnen benutten. Voorgesteld wordt dat de beroepstermijn voor besluiten die worden voorbereid volgens de nieuwe voorbereidingsprocedure, ingaat op de dag nadat het besluit ter inzage is gelegd. Het tijdstip van terinzagelegging moet worden vermeld in de openbare kennisgeving van het besluit in de Staatscourant of een ander blad (zie de nieuwe artikelen 3:44, eerste lid, onderdeel a, jo. artikel 3:12, derde lid, onderdeel a). Met deze aanvulling van artikel 6:8 wordt het systeem overgenomen dat reeds bestaat in de Wet milieubeheer (artikelen 20.7 en 20.11, eerste lid). Besluiten die worden voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure hebben gemeen dat daarbij derdenbelanghebbenden (kunnen) zijn betrokken. Om die reden is een algemene uitzondering op de hoofdregel van de aanvang van de beroepstermijn gerechtvaardigd.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2021 gewijzigd bij wet van 1 juli 2020, Stb. 2020, 262 (Wet elektronische publicaties; kamerstukken 35 218)

In artikel 6:8, vierde lid, wordt «een besluit» vervangen door «een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht en» en wordt «het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd» vervangen door «van het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, aanhef, mededeling is gedaan».

Memorie van Toelichting

Artikel 6:8 Awb regelt de aanvang van de termijn om tegen een besluit een bezwaar- of beroepschrift in te dienen. Het vierde lid bevat een uitzondering op de hoofdregel dat die termijn aanvangt met de bekendmaking van het besluit. Die uitzondering geldt voor besluiten die met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure tot stand zijn gekomen. Bij die besluiten vangt de beroepstermijn aan met de terinzagelegging van dat besluit. Gelet op de voorgestelde wijziging van artikel 3:44 Awb voor besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht waarbij de bekendmaking in het publicatieblad geschiedt, behoeft die uitzondering slechts te worden gehandhaafd voor besluiten die met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure tot stand zijn gebracht en die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden. Nu de besluiten die tot en of meer geadresseerden zijn gericht op grond van artikel 3:44 Awb (nieuw) niet meer ter inzage worden gelegd, maar worden medegedeeld in een publicatieblad, wordt de aanvang van de beroepstermijn gekoppeld aan die mededeling.

Kamerstukken II 2018/19, 35 218, nr. 3.

[Eindtekst] Gewijzigd voorstel van wet, Kamerstukken I 2019/20, 35 218, nr. A

In artikel 6:8, vierde lid, wordt «een besluit» vervangen door «een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht en».

Tweede Nota van wijziging

  1. In onderdeel I vervalt «en wordt «het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd» vervangen door «van het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, aanhef, mededeling is gedaan»».

In het wetsvoorstel wordt artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zo gewijzigd, dat een beschikking die op grond van het huidige artikel 3:44 ter inzage moet worden gelegd, onder het nieuwe recht moet worden medegedeeld, dat wil zeggen integraal in het publicatieblad moest worden gepubliceerd. Gebleken is dat deze nieuwe verplichting tot ongewenste uitvoeringslasten leidt, omdat deze beschikkingen voor die publicatie geschikt moeten worden gemaakt. De wijzigingen in artikel 3:44 Awb zijn zodanig aangepast, dat voor deze beschikkingen de bestaande werkwijze gehandhaafd blijft. Als gevolg van deze wijziging vervalt tevens een wijziging in artikel 6:8 Awb.

Kamerstukken II 2019/20, 35 218, nr. 8.

Share This