1. Dit artikel is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden,
b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
2. Indien een commissie over het bezwaar zal adviseren, deelt het bestuursorgaan dit zo spoedig mogelijk mede aan de indiener van het bezwaarschrift.
3. Het horen geschiedt door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
4. De commissie beslist over de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, van artikel 7:5, tweede lid, en, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, van artikel 7:3.
5. Een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan wordt voor het horen uitgenodigd en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het standpunt van het bestuursorgaan te geven.
6. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en bevat een verslag van het horen.
7. Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)
[bron: PG Awb I, p. 352-354]
[Eindtekst] Artikel 7:13 [6.3.18]
1. Dit artikel is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden,
b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
2. Bij het bericht van ontvangst, bedoeld in artikel 6:14, wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.
3. Het horen geschiedt door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
4. De commissie beslist over de toepassing van artikel 7:4, vijfde lid, van artikel 7:5, tweede lid, en, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, van artikel 7:3.
5. Een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan wordt voor het horen uitgenodigd en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het standpunt van het bestuursorgaan te geven.
6. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en bevat een verslag van het horen.
7. Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.
Voorontwerp
1. Dit artikel is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaarschrift een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden;
b. welks voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan;
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
2. Bij het bericht van ontvangst, bedoeld in artikel 6.3.4, wordt vermeld dat een commissie over het bezwaarschrift zal adviseren.
3. De commissie beslist over de toepassing van artikel 6.3.8, van artikel 6.3.9, vierde lid, en van artikel 6.3.0, tweede lid.
4. Een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan wordt voor het horen uitgenodigd en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het standpunt van het bestuursorgaan te geven.
5. Het verslag van het horen maakt deel uit van het advies van de commissie.
6. Indien de beslissing op het bezwaarschrift afwijkt van het advies van de commissie, worden in de beslissing de redenen voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.
Tekst RvS
1. Dit artikel is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaarschrift een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden,
b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
2. Bij het bericht van ontvangst, bedoeld in artikel 6.3.4, wordt vermeld dat een commissie over het bezwaarschrift zal adviseren.
3. Het horen geschiedt door de commissie. Zij beslist over de toepassing van artikel 6.3.9, vierde lid, van artikel 6.3.10, tweede lid, en, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, van artikel 6.3.8.
4. Een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan wordt voor het horen uitgenodigd en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het standpunt van het bestuursorgaan te geven.
5. Het verslag van het horen maakt deel uit van het advies van de commissie.
6. Indien de beslissing op het bezwaarschrift afwijkt van het advies van de commissie, worden in de beslissing de redenen voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.
Advies RvS
Gewezen zij op de jurisprudentie van de Afdeling rechtspraak dat een wettelijk voorgeschreven advies van een Arob-adviescommissie schriftelijk moet zijn. Derhalve ware te overwegen in deze bepaling uitdrukkelijk de eis van schriftelijkheid van het advies neer te leggen. Daarbij behoeft, naar het voorkomt, geen onderscheid te worden gemaakt tussen adviezen die wel en adviezen die niet krachtens een wettelijk voorschrift worden uitgebracht.
Artikel 6.3.18, eerste lid
De bepalingen in het tweede tot en met het zesde lid van dit artikel zijn zo essentieel dat het niet juist lijkt die bepalingen alleen van toepassing te achten indien het betreft een adviescommissie samengesteld volgens de criteria onder a, b en c. De Raad beveelt aan de formulering van het eerste lid in heroverweging te nemen.
Artikel 6.3.18, vijfde lid
Mede gelet op de jurisprudentie van de Afdeling rechtspraak dat niet wordt geaccepteerd dat het verslag van het verhandelde ter hoorzitting en het ambtelijk advies door elkaar heen lopen, dient hetzij een afzonderlijk verslag te worden opgemaakt, hetzij in het advies een apart gedeelte te worden ingeruimd dat uitsluitend een weergave van het verloop van de hoorzitting bevat. De onderhavige bepaling moet derhalve worden aangescherpt.
Nader rapport
Aan de suggestie van de Raad is gevolg gegeven.
Artikel 6.3.18, eerste lid
Artikel 6.3.18 houdt voorschriften in voor het geval een adviescommissie is ingesteld met in ieder geval een onafhankelijke voorzitter. Het komt ook regelmatig voor dat een aantal ambtenaren gezamenlijk is belast met de opstelling van het advies over de beslissing op het bezwaarschrift door het bestuursorgaan waarvoor zij werkzaam zijn. Men kan dan veelal van een interne adviescommissie spreken. In een dergelijke situatie zijn de leden van de commissie onder de verantwoordelijkheid van het beslissende bestuursorgaan werkzaam. Het ligt dan niet in de rede aan deze commissie een eigen verantwoordelijkheid te geven los van die van het bestuursorgaan, zoals uit de toepassing van de leden 3, 4 en 6 van artikel 6.3.18 zou voortvloeien.
Bovendien is dan vaak moeilijk uit te maken of het werkelijk om een commissie gaat die het advies voorbereidt, dan wel om een bepaalde ambtenaar, bijgestaan door enige andere ambtenaren, die gezien de interne verhoudingen niet als medeleden van een commissie beschouwd kunnen worden. In verband daarmee is de reikwijdte van artikel 6.3.18 beperkt tot de gevallen waarin aan de vereisten van het eerste lid is voldaan. In andere gevallen behoort de verantwoordelijkheid voor de procedure en de beslissing geheel bij het bestuursorgaan te liggen.
Artikel 6.3.18, vijfde lid
Zoals hierboven vermeld geldt de bepaling niet indien er sprake is van een ambtelijke adviescommissie.
Voorstel van wet
1. Dit artikel is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden,
b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
2. Bij het bericht van ontvangst, bedoeld in artikel 6.2.7, wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.
3. Het horen geschiedt door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
4. De commissie beslist over de toepassing van artikel 6.3.9, vijfde lid, van artikel 6.3.10, tweede lid, en, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, van artikel 6.3.8.
5. Een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan wordt voor het horen uitgenodigd en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het standpunt van het bestuursorgaan te geven
6. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en bevat een verslag van het horen.
7. Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.
Memorie van toelichting
In het begin van de toelichting bij deze afdeling is uiteengezet, dat de vraag of een adviescommissie ter voorbereiding van de beslissing op het bezwaarschrift wordt ingeschakeld een van de punten is die aan de bijzondere regelgever worden overgelaten. Zoals inmiddels ook uit onderzoek is gebleken, zijn daarvoor onder omstandigheden sterke argumenten aan te voeren. In het hiervoor reeds genoemde rapport «Arob-praktijken» wordt daarom voor de Arob-bezwaarschriftprocedure het verplicht stellen van een adviescommissie aanbevolen (blz. 347-349). Ook de VNG spreekt een voorkeur voor de inschakeling van een adviescommissie uit (Gemeentelijke behandeling van (Arob-)bezwaar- en beroepschriften, blauwe reeks nr. 72, blz. 10).
Gezien het uiteenlopende karakter van de verschillende bezwaarschriftprocedures kan deze beslissing het beste per bezwaarschriftprocedure worden genomen. Wel worden in het onderhavige artikel enige regels gegeven voor het geval daarvoor wordt gekozen.
Het artikel is blijkens het eerste lid van toepassing indien er een adviescommissie is die uit minstens drie leden bestaat en waarvan in ieder geval de voorzitter niet onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werkzaam is. Tevens moet de commissie voldoen aan eventuele andere bij wettelijk voorschrift gestelde eisen. Een dergelijke eis zou bij voorbeeld voortvloeien uit het voorstel van de commissie-DeGaay Fortman, dat voorziet in de instelling van de Arob-bezwaarcommissie bij schriftelijke regeling. De bepaling sluit niet uit dat een zuiver intern (veelal dus uit ambtenaren) samengestelde commissie met de behandeling van het bezwaarschrift is belast, maar in dat geval verloopt de procedure geheel onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. De bepalingen van artikel 6.3.18 zijn in een dergelijke situatie niet van toepassing; ook de verlengde termijn van artikel 6.3.15, eerste lid, geldt dan niet.
Voor de indiener van het bezwaarschrift is het van belang te weten dat zijn bezwaarschrift in handen van een adviescommissie is gesteld; ook omdat dit ingevolge artikel 6.3.15, eerste lid, de beslissingstermijn zal verlengen. Het tweede lid schrijft daarom voor dat het bestuursorgaan de indiener er bij de schriftelijke bevestiging van de ontvangst van zijn bezwaarschrift op wijst, dat een commissie over het bezwaarschrift zal adviseren.
In het derde lid wordt bepaald dat het horen van belanghebbenden geschiedt door de commissie, en dus niet, op de voet van artikel 6.3.10, door het bestuursorgaan. De tweede volzin van het derde lid kwam niet in het voorontwerp voor. Het lijkt ons, teneinde in met name eenvoudige gevallen de bestuurslasten beperkt te kunnen houden, gewenst dat de commissie bevoegd is te besluiten dat het horen wordt overgelaten aan de voorzitter of aan een lid van de commissie. Als waarborg voor voldoende onafhankelijkheid is de eis gesteld, dat dit lid net als de voorzitter geen deel van het bestuursorgaan mag uitmaken, noch onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werkzaam mag zijn.
De bevoegdheid om een aantal procedurele beslissingen te nemen, wordt – ingevolge het vierde lid – in handen van de commissie gelegd. Die bevoegdheid kan de commissie niet aan de voorzitter of een lid overdragen, ook niet als de voorzitter of een lid met het horen belast is. Deze beslissingen betreffen de beperking van het inzagerecht, over de openbaarheid van de zitting en om de vraag of van het houden van een hoorzitting kan worden afgezien. Ten aanzien van dit laatste kan de beslissing evenwel worden voorbehouden aan het bestuursorgaan zelf; dat dient dan wel te worden bepaald bij wettelijk voorschrift. Juist ook indien een adviescommissie is ingesteld, zijn de mogelijkheden die artikel 6.3.8 biedt om geen hoorzitting te houden van belang.
Krachtens het vijfde lid wordt een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan steeds voor de hoorzitting uitgenodigd.
In het zesde lid wordt bepaald dat het advies van de commissie schriftelijk moet worden uitgebracht. Het voorontwerp stelde deze eis niet. Het belang van het advies rechtvaardigt dit voorschrift, dat in overeenstemming is met de jurisprudentie van de Afdeling rechtspraak voor adviezen van een wettelijk voorgeschreven Arob-adviescommissie. Zie bij voorbeeld Afd. rechtspraak 2 juni 1987, nr. R03.86.1199, tB/S 1987, nr. 92; en Afd. rechtspraak 19 januari 1981, nr. A-3.0239 (1980), tB/S III, nr. 232. Mede in verband met de bepaling van het zesde lid, dat toezending van het advies tegelijk met de beslissing op het bezwaarschrift in geval van afwijking voorschrijft, behoort een advies steeds in schriftelijke vorm beschikbaar te zijn. Tevens is bepaald dat het verslag van het horen deel uitmaakt van het advies van de commissie. Het bestuursorgaan moet over dit verslag kunnen beschikken (zie Afd. rechtspraak 25 maart 1982, nr. A-3.5317 (1980), tB/S II, nr. 114). Het moet ook de belanghebbende onder ogen komen indien wordt afgeweken van het advies van de commissie; die afwijking moet krachtens het zevende lid tevens gemotiveerd worden. De modelverordening van de VNG bevat reeds een dergelijke bepaling (zie artikel 25 van model 1).
Voorlopig verslag II
[2.215] Dit artikel handelt over de situatie dat ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld. Te veel buitenstaanders in de adviescommissie kan leiden tot het «overrulen» van het beleid van het bestuursorgaan.
De leden van de P.v.d.A., V.V.D. en S.G.P.-fractie vroegen de regering of zij dit standpunt deelt.
Memorie van antwoord II
(2.215) Wij delen deze vrees niet. De beslissing op het bezwaarschrift wordt uiteindelijk door het bestuursorgaan zelf genomen, ook indien advies wordt uitgebracht. Onder omstandigheden is denkbaar dat strijdigheid van een uitgebracht advies met het gevoerde beleid aanleiding vormt om van het advies af te wijken.
Het vierde lid is met ingang van 1 januari gewijzigd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495).
[bron: PG Awb II, p. 367-368]
[Eindtekst] Artikel 7:13 [6.3.18]
1. Dit artikel is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden,
b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
2. Bij het bericht van ontvangst, bedoeld in artikel 6:14, wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.
3. Het horen geschiedt door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
4. De commissie beslist over de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, van artikel 7:5, tweede lid, en, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, van artikel 7:3.
5. Een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan wordt voor het horen uitgenodigd en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het standpunt van het bestuursorgaan te geven.
6. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en bevat een verslag van het horen.
7. Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.
Tekst RvS = VvW
Voorstel van wet
In artikel 6.3.18, vierde lid, wordt «artikel 6.3.9, vijfde lid,» vervangen door: artikel 6.3.9, zesde lid,.
Memorie van toelichting
Zie Memorie van toelichting bij artikel 7:4.
Nota van wijziging
In onderdeel J wordt «6.3.18» vervangen door 7.13 en wordt «6.3.9» telkens vervangen door 7:4.
Dit artikel is met ingang van 1 april 2002 gewijzigd per 1 januari 2002 Stb. 53 (wetsvoorstel 26 523)
[Eindtekst] Artikel 7:13, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien een commissie over het bezwaar zal adviseren, deelt het bestuursorgaan dit zo spoedig mogelijk mede aan de indiener van het bezwaarschrift.
VvW =Eindtekst
Memorie van toelichting
Ingevolge artikel 6:14, eerste lid, bevestigt het orgaan waarbij een bezwaar- of beroepschrift is ingediend, de ontvangst daarvan (aan de indiener). Ten behoeve van de beslissing op het bezwaar kan het bestuursorgaan ingevolge artikel 7:13, eerste lid, een adviescommissie instellen. Het bestuursorgaan is hier niet toe verplicht; het kan ook zonder een adviescommissie een beslissing op het bezwaar nemen, mits dit op consistente – niet-willekeurige – wijze gebeurt. Het bestuursorgaan kan zijn vrijheid daartoe overigens hebben beperkt in eventuele, de Awb aanvullende, regelingen. Indien door een bestuursorgaan een adviescommissie is ingesteld die voldoet aan de vereisten van het eerste lid van artikel 7:13, dan zijn de overige leden van artikel 7:13 van toepassing op de behandeling van het bezwaar. In dat geval dient ingevolge het tweede lid van artikel 7:13 bij het bericht van ontvangst (van artikel 6:14) te worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. In de praktijk blijkt het niet altijd mogelijk om reeds bij binnenkomst van een bezwaarschrift aan te geven of het noodzakelijk is een bezwaar voor de adviescommissie te brengen. Sommige bezwaarschriften kunnen bij nadere bestudering een eenvoudiger procedure volgen dan de vrij «zware» adviesprocedure. Dit geldt bijvoorbeeld voor bezwaarschriften die kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk zijn, maar ook voor bezwaarschriften waarover reeds eerder in soortgelijke gevallen is geadviseerd door de desbetreffende adviescommissie. De huidige formulering van artikel 7:13 biedt niet de mogelijkheid om meer tijd te nemen voor de beoordeling of een bezwaarschrift aan een adviescommissie moet worden voorgelegd; daarom stellen wij daartoe een wijziging voor (zie ook het kabinetsstandpunt: blz. 29). Dit onderdeel wijzigt artikel 7:13, tweede lid, zodanig dat de verplichting vervalt om reeds bij de ontvangstbevestiging te melden of een bezwaarschrift al dan niet door een adviescommissie zal worden behandeld. Daarvoor in de plaats komt de verplichting dat het bestuursorgaan de inschakeling van een adviescommissie zo spoedig mogelijk mededeelt aan de indiener van het bezwaarschrift.
Verslag
Welke termijn wordt in dit artikel verstaan onder «zo spoedig mogelijk», vragen de leden van de PvdA-fractie. Ten aanzien van de wijzigingsvoorstellen van artikel 7.13 zouden de leden van de VVD-fractie graag nader worden ingelicht over de praktische tijdsbesparende werking van het voorstel.
De fractieleden van de PvdA vragen welke termijn precies wordt verstaan onder «zo spoedig mogelijk».
Wat precies onder «zo spoedig mogelijk» zal worden verstaan, zal afhangen van de ingewikkeldheid van een zaak; daarbij kan gedacht worden aan het aantal belanghebbenden dat bij een zaak betrokken is, de inhoud van de op de zaak betrekking hebbende regelgeving, de voorbereiding van het bestreden besluit (al dan niet via de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afd. 3.5), enzovoort.
De leden van de VVD-fractie vroegen om een nadere toelichting van de praktische, tijdsbesparende werking van dit voorstel. Met dit voorstel wordt geen tijdbesparing beoogd. De bedoeling van dit voorstel is om bestuursorganen meer variatie en flexibiliteit te bieden bij de afhandeling van bezwaarschriften. Ingevolge het huidige artikel 7:13, tweede lid, dient het bestuursorgaan, dat een adviescommissie heeft ingesteld, in de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift reeds te melden dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.
In de praktijk is gebleken dat de behoefte bestaat om de adviescommissie niet te belasten met de beoordeling van kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk (on)gegronde bezwaarschriften. Met name de beoordeling op kennelijke ongegrondheid vergt iets meer tijd dan het huidige artikel 7:13, tweede lid, naar de letter biedt.
Het bestuursorgaan krijgt als gevolg van ons voorstel meer tijd om die beoordeling te maken. Als duidelijk is dat het bezwaarschrift niet door de adviescommissie hoeft te worden behandeld, wordt dat zo spoedig mogelijk aan de indiener van het bezwaarschrift doorgegeven en geldt in dat geval de beslistermijn van zes weken (artikel 7:10, eerste lid, eerste volzin). In zoverre kan het voorstel ook tijd besparen (vier weken), omdat voorheen wellicht – wegens tijdgebrek bij de ontvangst – alle bezwaarschriften aan de adviescommissie werden voorgelegd, waardoor altijd de verlengde beslistermijn van tien weken gold (artikel 7:10, eerste lid, tweede volzin). De beslistermijn voor het bestuursorgaan om op het bezwaarschrift te beslissen blijft overigens in ons voorstel ongewijzigd, te weten zes of tien weken.
Nota naar aanleiding van het verslag
De fractieleden van de PvdA vragen welke termijn precies wordt verstaan onder «zo spoedig mogelijk».
Wat precies onder «zo spoedig mogelijk» zal worden verstaan, zal afhangen van de ingewikkeldheid van een zaak; daarbij kan gedacht worden aan het aantal belanghebbenden dat bij een zaak betrokken is, de inhoud van de op de zaak betrekking hebbende regelgeving, de voorbereiding van het bestreden besluit (al dan niet via de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afd. 3.5), enzovoort.
De leden van de VVD-fractie vroegen om een nadere toelichting van de praktische, tijdsbesparende werking van dit voorstel. Met dit voorstel wordt geen tijdbesparing beoogd. De bedoeling van dit voorstel is om bestuursorganen meer variatie en flexibiliteit te bieden bij de afhandeling van bezwaarschriften. Ingevolge het huidige artikel 7:13, tweede lid, dient het bestuursorgaan, dat een adviescommissie heeft ingesteld, in de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift reeds te melden dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. In de praktijk is gebleken dat de behoefte bestaat om de adviescommissie niet te belasten met de beoordeling van kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk (on)gegronde bezwaarschriften. Met name de beoordeling op kennelijke ongegrondheid vergt iets meer tijd dan het huidige artikel 7:13, tweede lid, naar de letter biedt.
Het bestuursorgaan krijgt als gevolg van ons voorstel meer tijd om die beoordeling te maken. Als duidelijk is dat het bezwaarschrift niet door de adviescommissie hoeft te worden behandeld, wordt dat zo spoedig mogelijk aan de indiener van het bezwaarschrift doorgegeven en geldt in dat geval de beslistermijn van zes weken (artikel 7:10, eerste lid, eerste volzin). In zoverre kan het voorstel ook tijd besparen (vier weken), omdat voorheen wellicht – wegens tijdgebrek bij de ontvangst – alle bezwaarschriften aan de adviescommissie werden voorgelegd, waardoor altijd de verlengde beslistermijn van tien weken gold (artikel 7:10, eerste lid, tweede volzin). De beslistermijn voor het bestuursorgaan om op het bezwaarschrift te beslissen blijft overigens in ons voorstel ongewijzigd, te weten zes of tien weken.
Wetgevingsoverleg
Zie algemeen
Handelingen II
Zie algemeen