Artikel 7:24

1. Het beroepsorgaan beslist binnen zestien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken.
2. Indien het beroepsorgaan evenwel behoort tot dezelfde rechtspersoon als het bestuursorgaan tegen welks besluit het beroep is gericht, beslist het binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:19, tweede lid, is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken.
3. De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het beroepsorgaan kan de beslissing voor ten hoogste tien weken verdagen.
5. In het geval, bedoeld in het tweede lid, kan het beroepsorgaan de beslissing echter voor ten hoogste zes weken verdagen.
6. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
b. de indiener van het beroepschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
7. Indien toepassing is gegeven aan het derde, vierde, vijfde of zesde lid, doet het beroepsorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 360-362]

[Eindtekst] Artikel 7:24 [6.4.15]
1. Het beroepsorgaan beslist binnen zestien weken na ontvangst van het beroepschrift.
2. Indien het beroepsorgaan evenwel behoort tot hetzelfde rechtsper­soonlijkheid bezittende lichaam als het bestuursorgaan tegen welks besluit het beroep is gericht, beslist het binnen zes weken of, indien een commissie als bedoeld in artikel 7:19, tweede lid, is ingesteld, binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift.
3. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het beroepsorgaan kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
5. In het geval, bedoeld in het tweede lid, kan het beroepsorgaan de beslissing echter voor ten hoogste vier weken verdagen.
6. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
7. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

Voorontwerp

1. Het beroepsorgaan beslist binnen vier maanden na ontvangst van het beroepschrift.
2. Indien het beroepsorgaan evenwel behoort tot hetzelfde rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam als het bestuursorgaan tegen welks besluit het beroep is gericht, beslist het binnen zes weken of, indien een commissie als bedoeld in artikel 6.4.10, tweede lid, is ingesteld, binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift.
3. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener verzocht is een verzuim als bedoeld in artikel 6.4.3, te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het beroepsorgaan kan de beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen of, in het geval bedoeld in het tweede lid, voor ten hoogste vier weken. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
5. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen geschaad kunnen worden of ermee instemmen.

Tekst RvS

1. Het beroepsorgaan beslist binnen vier maanden na ontvangst van het beroepschrift.
2. Indien het beroepsorgaan evenwel behoort tot hetzelfde rechtspersoonlijk­heid bezittende lichaam als het bestuursorgaan tegen welks besluit het beroep is gericht, beslist het binnen zes weken of, indien een commissie als bedoeld in artikel 6.4.10, tweede lid, is ingesteld, binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift.
3. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener verzocht is een verzuim als bedoeld in artikel 6.2.0b, te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het beroepsorgaan kan de beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen of, in het geval bedoeld in het tweede lid, voor ten hoogste vier weken. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
5. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen geschaad kunnen worden of ermee instemmen.

Advies RvS

De Raad vraagt zich af waarom bij deze bepaling weer wordt afgeweken van de in het eerste en het tweede lid vervatte termijn. Ter wille van de eenvoud en begrijpelijkheid dient gestreefd te worden naar unifor­mering van de termijn waarbinnen het beroepsorgaan beslist op het beroepschrift. Differentiatie in termijnen gaat ten koste van de duidelijkheid.

Nader rapport

Wij zijn het met de Raad eens, dat differentiatie in termijnen ten koste gaat van de duidelijkheid. Dit argument kan echter naar twee kanten werken. Het komt regelmatig voor dat er commissies zijn ingesteld voor de behandeling van zowel bezwaarschrift als administratief beroep. Men denke aan commissies uit de gemeenteraad. Artikel 6.4.15 is zodanig opgesteld, dat in die gevallen de termijnen in het tweede en vierde lid voor administratief beroep dezelfde zijn als voor bezwaar: het zal dan immers gaan om administratief beroep binnen hetzelfde rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam. Zouden termijnen voor administratief beroep in die gevallen langer zijn, dan zal dit licht tot vergissingen binnen een commissie als genoemd aanleiding geven. Wij menen derhalve dat artikel 6.4.15 inhoudelijk gehand­haafd dient te blijven. Wel beseffen wij dat de tekst van met name het vierde lid minder toegankelijk is doordat in één volzin verschillende gevallen worden behandeld. Wij hebben daarom de tekst aangepast.

Voorstel van wet

1. Het beroepsorgaan beslist binnen zestien weken na ontvangst van het beroepschrift.
2. Indien het beroepsorgaan evenwel behoort tot hetzelfde rechtsper­soonlijkheid bezittende lichaam als het bestuursorgaan tegen welks besluit het beroep is gericht, beslist het binnen zes weken of, indien een commissie als bedoeld in artikel 6.4.10, tweede lid, is ingesteld, binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift.
3. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6.2.0b te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het beroepsorgaan kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
5. In het geval, bedoeld in het tweede lid, kan het beroepsorgaan de beslissing echter voor ten hoogste vier weken verdagen.
6. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
7. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

Memorie van toelichting

In dit artikel worden termijnen gesteld voor de behandeling van beroepschriften. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de gevallen waarin het beroepsorgaan behoort tot hetzelfde lichaam als het primair besluitende orgaan en andere gevallen. Het eerste geval doet zich bij voorbeeld voor bij het beroep op de gemeenteraad tegen een besluit van burgemeester en wethouders. In dergelijke gevallen wordt eenzelfde termijn voor beslissing op het beroepschrift gesteld als welke geldt voor een beslissing op een bezwaarschrift, gezien de praktische overeen­komsten bij de voorbereiding van de beslissingen. Zo komt het regel­matig voor dat eenzelfde commissie daarmee is belast. Het zou dan ook verwarrend zijn indien in deze gevallen verschillende termijnen zouden gelden. Anders ligt het indien beroep wordt ingesteld op een orgaan van een ander lichaam (beroep op gedeputeerde staten tegen een besluit van Burgemeester en Wethouders e.d.). Het orgaan van dat andere lichaam zal in het algemeen meer tijd nodig hebben om zich in de zaak en de voorgeschiedenis daarvan te verdiepen.
Het eerste lid regelt het gewone geval van beroep, dat wil zeggen beroep op een orgaan dat tot een ander lichaam behoort dan het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen. De beslistermijn kan dan niet te kort zijn, omdat het orgaan zich geheel in de zaak moet verdiepen.
Het tweede lid regelt het geval dat sprake is van beroep binnen hetzelfde lichaam. Een beslistermijn van zes weken geldt dan wanneer het horen geschiedt door (of, krachtens mandaat, namens) het beroeps­orgaan; wordt voor het horen evenwel een adviescommissie ingesteld, dan geldt een langere termijn: tien weken.
Het vierde, vijfde en zesde lid regelen de mogelijkheid tot verdaging. In het voorontwerp waren deze bepalingen in één lid (het vierde lid) vervat. Terwille van de leesbaarheid zijn zij thans over drie leden verdeeld.

Het tweede lid is met ingang van 1 januari 1994 gewijzigd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495).

[bron: PG Awb II, p. 370]

[Eindtekst] Artikel 7:24 [6.4.15]
1. Het beroepsorgaan beslist binnen zestien weken na ontvangst van het beroepschrift.
2. Indien het beroepsorgaan evenwel behoort tot dezelfde rechtsper­soon als het bestuursorgaan tegen welks besluit het beroep is gericht, beslist het binnen zes weken of, indien een commissie als bedoeld in artikel 7:19, tweede lid, is ingesteld, binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift.
3. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener verzocht is een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het beroepsorgaan kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
5. In het geval, bedoeld in het tweede lid, kan het beroepsorgaan de beslissing echter voor ten hoogste vier weken verdagen.
6. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
7. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

Voorstel van wet

In artikel 6.4.15, tweede lid, wordt «hetzelfde rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam» vervangen door: dezelfde rechtspersoon.

Memorie van toelichting

De wijziging betreft een redactionele harmonisatie met de nieuwe bepalingen in hoofdstuk 8.

Nota van wijziging

In onderdeel L wordt «6.4.15» vervangen door: 7:24.

Dit artikel is met ingang van 1 oktober 2009 gewijzigd bij wet van 18 juni 2009 Stb. 384 (wetsvoorstel 31 751).

[Eindtekst] Artikel 7:24 komt te luiden:
Artikel 7:24
1. Het beroepsorgaan beslist binnen zestien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken.
2. Indien het beroepsorgaan evenwel behoort tot dezelfde rechtspersoon als het bestuursorgaan tegen welks besluit het beroep is gericht, beslist het binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:19, tweede lid, is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken.
3. De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het beroepsorgaan kan de beslissing voor ten hoogste tien weken verdagen.
5. In het geval, bedoeld in het tweede lid, kan het beroepsorgaan de beslissing echter voor ten hoogste zes weken verdagen.
6. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
b. de indiener van het beroepschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
7. Indien toepassing is gegeven aan het derde, vierde, vijfde of zesde lid, doet het beroepsorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.

Voorstel van wet

Artikel 7:24 komt te luiden:
Artikel 7:24
1. Het beroepsorgaan beslist binnen zestien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken.
2. Indien het beroepsorgaan evenwel behoort tot dezelfde rechtspersoon als het bestuursorgaan tegen welks besluit het beroep is gericht, beslist het binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:19, tweede lid, is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken.
3. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Het beroepsorgaan kan de beslissing voor ten hoogste tien weken verdagen.
5. In het geval, bedoeld in het tweede lid, kan het beroepsorgaan de beslissing echter voor ten hoogste zes weken verdagen.
6. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
b. de indiener van het beroepschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad,of
c. dit nodig is in verband met de naleving van andere wettelijke voorschriften.
7. Indien toepassing is gegeven aan het derde, vierde, vijfde of zesde lid, doet het beroepsorgaan hiervan schriftelijke mededeling aan belanghebbenden.

Memorie van toelichting

In een aantal gevallen staat tegen een beslissing geen bezwaar open maar administratief beroep. Dit is een andere vorm van bestuurlijke heroverweging. De voorgestelde wijzigingen in artikel 7:24 (beslistermijn op administratief beroep) hebben dezelfde strekking als de wijzigingen inzake de beslistermijn op bezwaar in artikel 7:10. Voor een toelichting op dit artikel verwijzen wij derhalve naar de toelichting bij de wijziging van artikel 7:10.

Nota van wijziging

In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht als volgt gewijzigd:
a. In het derde lid wordt «met ingang van de dag waarop» vervangen door: gerekend vanaf de dag na die waarop.
b. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt «andere wettelijke voorschriften» vervangen door: wettelijke procedurevoorschriften.

Toelichting NvW
Deze nota van wijziging strekt, naast een aantal wijzigingen van louter wetstechnische aard, tot het schrappen van de genoemde datum van 1 januari 2009 in de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel en in artikel II van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Kamerstukken I 2005/06, 29 934, A). Op 20 november 2007 heeft de Eerste Kamer het initiatiefvoorstel dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen van de toenmalige Tweede Kamerleden Wolfsen en Luchtenveld aanvaard. Op grond van dat wetsvoorstel verbeuren bestuursorganen na ingebrekestelling van de aanvrager een dwangsom indien zij beslistermijnen overschrijden.
Het streven is altijd geweest de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen op 1 januari 2009 in werking te laten treden. Het kabinet heeft echter aangegeven het verzoek aan de Koningin het wetsvoorstel te bekrachtigen niet te zullen doen, voordat verzekerd is dat tegelijk met inwerkingtreding van de in het wetsvoorstel opgenomen dwangsomregeling, de termijnen voor het beslissen op Wob-verzoeken en op bezwaren krachtens de Algemene wet bestuursrecht zijn aangepast, met dien verstande dat de regeling uiterlijk per 1 januari 2010 in werking treedt (Kamerstukken II 2008/09, 29 934, nr. 24).
Het wetsvoorstel tot Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is op 24 oktober jl. ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 751, nr. 2). Omdat deze wet niet meer voor 1 januari 2009 wordt aangenomen, wordt hierbij de datum van 1 januari 2009, genoemd in de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel en in artikel II van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, geschrapt. Dit verandert echter niet het standpunt van het kabinet dat de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen zo snel mogelijk in werking zal treden.
A, B en C Dit betreft een technische wijziging. Hiermee wordt de aanvang van de termijn in overeenstemming gebracht met de bepalingen daarover in de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de bijzondere wetten. Daarnaast wordt in onderdeel B artikel 7:24, zesde lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht in overeenstemming gebracht met het in onderdeel B voorgestelde artikel 7:10, vierde lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Share This