Artikel 7:27a

Indien het beroep tegen een besluit op aanvraag is ingesteld door een ander dan de aanvrager, wordt de aanvrager voor de toepassing van paragraaf 4.1.3.2 gelijkgesteld met degene die het beroep heeft ingesteld.

Dit artikel is met ingang van 1 oktober 2009 gewijzigd bij wet van 28 augustus 2009 Stb. 383 (wetsvoorstel 29 934).
Amendement nr. 16, VI, onderdeel F (29 934) (Fierens/Van Schijndel), ter vervanging van nr. 12

Na artikel 7:27 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 7:27a
Indien het beroep tegen een besluit op aanvraag is ingesteld door een ander dan de aanvrager, wordt de aanvrager voor de toepassing van paragraaf 4.1.3.2 gelijkgesteld met degene die het beroep heeft ingesteld.

Toelichting
Dit amendement strekt ertoe het wetsvoorstel 30 435 «beroep bij niet-tijdig beslissen» te incorporeren in wetsvoorstel 29 934 «dwangsom bij niet-tijdig beslissen». Beide wetsvoorstellen geven de aanvrager van een beschikking die niet binnen de daarvoor gestelde termijn wordt gegeven een middel om het bestuursorgaan alsnog tot (sneller) beslissen aan te zetten. Voor zover de onderdelen van wetsvoorstel 30 435 daarbij ongewijzigd konden blijven, worden ze hierna niet meer inhoudelijk toegelicht, daar dat al gebeurd is in de memorie van toelichting bij wetsvoorstel 30 435. Een belangrijk verschil met wetsvoorstel 30 435 is wel, dat de burger door middel van dit amendement bij de rechter meteen een dwangsom kan krijgen; in wetsvoorstel 30 435 was daarvoor een tweede gang naar de rechter noodzakelijk, hetgeen ons nodeloos omslachtig voorkomt. Bij aanvaarding van dit amendement zal de burger bij een termijnoverschrijding niet alleen recht hebben op een dwangsom, maar ook de mogelijkheid hebben om beroep in te stellen bij de rechter. Dat is in tenminste drie situaties nuttig: – als er, nadat de maximale dwangsom van € 1260 is verbeurd, nog steeds geen besluit is; – als in het concrete geval, gelet op de belangen die op het spel staan, een hogere dwangsom dan € 1260 nodig is; – als het besluit zo spoedeisend is, dat niet kan worden afgewacht of de dwangsom effectief zal zijn.

Onderdeel VI
Het nieuwe onderdeel F hangt samen met het bovenstaande. Nu administratief beroep gelijk behandeld wordt aan bezwaar, hoort daar ook een pendant van het in het wetsvoorstel voor de bezwaarfase voorgestelde artikel 7:14a bij.
Het nieuwe onderdeel G bevat de kern van wetsvoorstel 30 435. In het tweede lid van artikel 8:55a wordt een link gelegd tussen de afdeling 8.2.4a – beroep bij niet tijdig beslissen – en de in het wetsvoorstel opgenomen nieuwe paragraaf 4.1.3.2 – dwangsom bij niet tijdig beslissen: als de dwangsomregeling van toepassing is, dan is de nieuwe beroepsregeling dat ook. Vanaf het tijdstip dat de dwangsomregeling niet meer facultatief is, is de beroepsregeling dat dus ook niet meer. In de daaraan voorafgaande «aanloopperiode» kunnen beide regelingen van toepassing worden op de manier die in het wetsvoorstel in het voorgestelde artikel 4:16 is voorzien: bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan.
In wetsvoorstel 30 435 was daarnaast voorgesteld om de nieuwe beroepsregeling onmiddellijk van toepassing te laten zijn op situaties van zogenaamd «dubbel verzaken»: een bestuursorgaan is niet alleen te laat, maar verzuimt bovendien de in dat geval wettelijk voorgeschreven mededeling te doen. Dit is in het amendement overgenomen (artikel 8:55a, eerste lid). In die situaties wordt de nieuwe beroepsregeling dus gelijk van toepassing, ook als er (nog) niet is voorzien in een dwangsomregeling.
Nieuw in het amendement is het voorgestelde artikel 8:55c. Dit bepaalt dat, indien beroep wegens niet tijdig beslissen is ingesteld, de rechter meteen ook een eventueel geschil over de hoogte van de ingevolge artikel 4:17 verbeurde dwangsom kan beslissen.

Stemming 27 juni 2006, p. 95-5844

De voorzitter: Door de aanneming van het gewijzigde amendement-Fierens/Van Schijndel (stuk nr. 16, VI) worden de onderdelen F en G ingevoegd.

Share This