Artikel 7:28

1. Voor de behandeling van het beroep is geen recht verschuldigd.
2. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In dat geval stelt het beroepsorgaan de vergoeding vast die het bestuursorgaan verschuldigd is.
3. Indien aan de belanghebbende in verband met het beroep een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.
4. Het verzoek wordt gedaan voordat het beroepsorgaan op het beroep heeft beslist. Het beroepsorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het beroep.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

[bron: PG Awb I, p. 364]

[Eindtekst] Artikel 7:28 [6.4.19]
Voor de behandeling van het beroep is geen recht verschuldigd.

Voorontwerp

Voor de behandeling van een beroepschrift is geen recht verschul­digd.

Tekst RvS

Voor de behandeling van een beroepschrift is geen recht verschuldigd.

VvW = Eindtekst

Dit artikel is met ingang van 12 maart 2002 gewijzigd bij wet van 24 maart 2002 Stb.55 (wetsvoorstel 27 024)

[Eindtekst] Artikel 7:28 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd worden drie leden, luidende:
2. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In dat geval stelt het beroepsorgaan de vergoeding vast die het bestuursorgaan verschuldigd is. Art. 57b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Het verzoek wordt gedaan voordat het beroepsorgaan op het beroep heeft beslist. Het beroepsorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het beroep.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

Voorstel van wet

Artikel 7:28 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd worden drie leden, luidende:
2. De kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, worden uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen. In dat geval stelt het beroepsorgaan de vergoeding vast die het bestuursorgaan verschuldigd is. Artikel 57b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Het verzoek wordt gedaan voordat het beroepsorgaan op het beroep heeft beslist. Het beroepsorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het beroep.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

Memorie van toelichting

De hiervoor gegeven argumenten om de kosten van de bestuurlijke voorprocedure slechts in uitzonderingsgevallen te vergoeden, gelden niet alleen voor de bezwaarschriftprocedure, maar evenzeer voor het administratief beroep; aldus ook CRvB 24 januari 1995, AB 1995, 233. Derhalve is in artikel 7:28 een regeling opgenomen voor de vergoeding van de kosten van het administratief beroep, die zoveel mogelijk gelijkluidend is aan de regeling voor de kosten van het bezwaar in artikel 7:15. Op één punt is er echter een verschil: in bezwaar is het het bestuursorgaan zelf dat omtrent de vergoeding beslist, in beroep is dat het beroepsorgaan. Voor alle duidelijkheid is dit in de tweede volzin van het tweede lid expliciet bepaald.

Amendement nr. 14, II (Dittrich cs), ter vervanging van nrs. 7 en 8

Artikel I, onderdeel D, onder 2, artikel 7:28, tweede lid, komt te luiden:
2. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In dat geval stelt het beroepsorgaan de vergoeding vast die het bestuursorgaan verschuldigd is. Art. 57b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

Toelichting
Dit amendement bewerkstelligt dat de kosten die een burger redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van een bezwaar- of administratief beroepschrift, door de overheid worden vergoed, wanneer de overheid het besluit herroept wegens de onrechtmatigheid ervan. Die onrechtmatigheid moet wel aan de overheid te wijten zijn. Dit betekent dat deze kosten aanzienlijk eerder voor vergoeding in aanmerking komen dan in het regeringsvoorstel.
Wordt een besluit niet herroepen, dan komen de gemaakte kosten voor rekening van de belanghebbende. Loutere vormfouten of motiveringsgebreken leiden niet tot een vergoedingsplicht. Het woord «herroepen» impliceert dat het oorspronkelijke besluit inhoudelijk onjuist moet zijn geweest. Indien de onjuistheid van het besluit te wijten is aan de belanghebbende, bijvoorbeeld omdat hij niet tijdig de juiste gegevens heeft verschaft, bestaat uiteraard geen recht op vergoeding.

Verslag wetgevingsoverleg

Zie verslag wetgevingsoverleg gezamenlijke behandeling wetsvoorstellen 26 653, 27 023 en 27 024.

Brief 12 februari 2001

Zie brief artikel 7:15.

Stemming 27 maart 2001, p. 61-4280

De voorzitter: […] Ik stel vast, dat door de aanneming van het gewijzigde amendement-Dittrich (stuk nr. 14, I) het andere op stuk nr. 14 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.
Onderdeel D, zoals gewijzigd door de aanneming van het gewijzigd amendement-Dittrich (stuk nr. 14, II) wordt zonder stemming aangenomen.

Handelingen I

Zie Handelingen I gezamenlijke behandeling wetsvoorstellen 26 653, 27 023 en 27 024.

Dit artikel is met ingang van 12 maart 2002 gewijzigd bij wet van 6 december 2001 Stb. 581 (wetsvoorstel 27 824) (alleen eindtekst opgenomen)

[Eindtekst] In artikel 7:28, tweede lid, tweede volzin, wordt «artikel 57b» vervangen door: artikel 243.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst] Artikel 7:28 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt de laatste volzin.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien aan de belanghebbende in verband met het beroep een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

VO Dit artikel was niet in het consultatievoorstel opgenomen.

Voorstel van wet

Artikel 7:28 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt de laatste volzin.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de belanghebbende in verband met het beroep een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

Memorie van toelichting

Deze wijziging komt overeen met de wijziging van artikel 7:15 (onderdeel X); kortheidshalve zij verwezen naar de toelichting bij laatstgenoemd onderdeel.

Nota van wijziging

In onderdeel Z (artikel 7:28), onder 2, wordt «Indien de belanghebbende» vervangen door: Indien aan de belanghebbende.

De formulering is aangepast aan die van het voorgestelde artikel 7:15, vijfde lid.

Voorlopig verslag I

Uitbetaling vergoeding
Artikel 7:15, lid 5 en artikel 7:28, lid 3 bepalen in geval van een toevoeging bij bezwaar, respectievelijk beroep, dat het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding rechtstreeks aan de rechtsbijstandverlener uitbetaalt, die dan weer de belanghebbende (= de partij) «zoveel mogelijk» schadeloos stelt voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor de Rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan. Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat deze bepaling voornamelijk is ingegeven door bezuinigingsmogelijkheden voor de overheid. Vormen deze bepalingen niet een omslachtige en inadequate regeling die, zoals ook de Raad van State in zijn advies vreest, aanleiding zal kunnen geven tot mogelijke conflicten tussen de belanghebbende en de rechtsbijstandverlener, waarbij de Raad voor de Rechtsbijstand ook nog eens een extra taak toebedeeld krijgt door de opgave van de rechtsbijstandverlener te controleren? Graag een reactie van de regering.
[32 450, B, p. 8]

Conclusie van antwoord I

Uitbetaling vergoeding
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de wijzigingen in de artikelen 7:15 en 7:28 Awb niet een omslachtige en inadequate regeling inhouden die aanleiding zou kunnen geven tot mogelijke conflicten tussen de belanghebbende en de rechtsbijstandverlener, waarbij de raad voor rechtsbijstand ook nog eens een extra taak toebedeeld krijgt door de opgave van de rechtsbijstandverlener te controleren.

Met de wijziging van de artikelen 7:15 en 7:28 Awb was aanvankelijk een administratieve stroomlijning beoogd van de uitbetaling van de forfaitaire kostenvergoeding ingeval het bezwaar of het administratief beroep van een belanghebbende leidde tot een herroeping van het bestreden besluit. Krachtens artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarnaar in die bepalingen werd verwezen, verliep die betaling via de griffier aan de rechtsbijstandverlener ingeval op basis van een toevoeging werd geprocedeerd. Inmiddels is artikel 243 Rv vervallen, en daarmee ook de weg via de griffier. Bepaald wordt nu dat het bestuursorgaan de vergoeding rechtstreeks betaalt aan de rechtsbijstandverlener. De verplichting van de rechtsbijstandverlener om een opgave te doen aan de raad voor rechtsbijstand vloeit reeds voort uit het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Er vloeit uit het wetsvoorstel in dat opzicht dus geen extra taak voort.
Er is geen aanleiding te verwachten dat de voorgestelde regeling meer dan incidenteel zal leiden tot conflicten tussen de rechtsbijstandverlener en diens cliënt. Aangezien elke rechtsbijstandverlener die gebruikmaakt van een toevoeging, geacht kan worden bekend te zijn met de Wet op de rechtsbijstand ligt het op zijn weg om zijn cliënt daarover tijdig voor te lichten zodat conflicten voorkomen kunnen worden.
[32 450, C, p. 15-16]

Share This