Artikel 8:3

1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
c. inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.

2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495)

[bron: PG Awb II, p. 390-391]

[Eindtekst] Artikel 8:3 [8.1.1.3]
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.

Tekst RvS

Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een rechtshandeling naar burgerlijk recht, met uitzondering van een besluit, inhoudende de weigering van de goedkeurig van een dergelijk besluit.

Voorstel van wet

Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, met uitzondering van een besluit, inhoudende de weigering van de goedkeuring van een dergelijk besluit.

Memorie van toelichting

In dit artikel worden de besluiten ter voorbereiding van een privaat­rechtelijke rechtshandeling van beroep bij de administratieve rechter uitgesloten.
Men kan bij de besluiten ter voorbereiding van een rechtshandeling naar burgerlijk recht onderscheiden tussen extern en intern vereiste besluiten voor het verrichten van deze rechtshandelingen.
Met betrekking tot de intern vereiste besluiten geldt, dat daarop de bestuursrechtelijke normstelling in vergaande mate van toepassing is. Zo zal bij voorbeeld een gemeenteraad bij het nemen van een beslissing om een geldlening aan te gaan, het algemeen belang tot uitgangspunt moeten nemen, welk belang hij vervolgens moet afwegen tegen de betrokken bijzondere belangen van een of meer burgers. Het bevoegd maken van de administratieve rechter ter zake van deze besluiten zou echter tot ongewenste complicaties in de competentieverdeling tussen de burgerlijke en de administratieve rechter kunnen leiden, omdat het omslagpunt waarbij de rechterlijke competentie overgaat van de administratieve naar de burgerlijke rechter soms moeilijk te traceren zal zijn. Daarbij komt, dat het ook overigens weinig gelukkig is als twee rechters kunnen worden betrokken in de beoordeling van eenzelfde besluitvormingsketen. Daarom heeft het de voorkeur, dat deze besluiten uitdruk­kelijk worden uitgezonderd van het beroep op de rechtbank.
Tot de extern vereiste besluiten behoort de goedkeuring die ter zake van rechtshandelingen naar burgerlijk recht in bijzondere wetgeving soms is voorgeschreven. Met betrekking tot de besluiten, inhoudende de goedkeuring van een rechtshandeling naar burgerlijk recht, stellen wij ons op het standpunt, dat deze evenmin vatbaar dienen te zijn voor beroep bij de administratieve kamer van de rechtbank. Hiervoor gelden overeenkomstige argumenten als voor de uitsluiting van het beroep tegen de goedkeuring van algemeen verbindende voorschriften: het mogelijk maken van beroep tegen het goedkeuringsbesluit komt neer op het mogelijk worden van beroep tegen de te verrichten rechtshandeling. Anders oordelen wij over de mogelijkheid van beroep tegen de onthouding van goedkeuring. Wij menen dat de hiervoor genoemde complicaties in de competentieverdeling tussen administratieve rechter en civiele rechter zich hier niet of nauwelijks zullen voordoen. Ook thans staat reeds in een aanzienlijk aantal bijzondere wetten beroep open tegen de onthouding van goedkeuring. Totdat de administratieve rechter heeft geoordeeld, gebeurt er civielrechtelijk niets. Het negatieve besluit kan heel goed worden losgemaakt van de overige besluitvorming. Daarom menen wij, dat ter zake van deze besluiten de hoofdregel ­- namelijk dat beroep openstaat bij de rechtbank – onverkort van toepassing kan zijn.

Voorlopig verslag II

Hoe staat de regering tegenover de opmerkingen van Van Ballegooij c.s. dat ook besluiten ter goedkeuring van een privaatrechtelijke rechts­handeling op dezelfde wijze kunnen worden beoordeeld als de weigering van de goedkeuring van een privaatrechtelijke handeling (Gemeentestem 1992, blz. 217), zo vroegen de leden van de D66-fractie.
Hoe staat de regering tegenover de opmerkingen van A.J.H.W.M. Versteeg in Nieuw bestuursprocesrecht inzake de verwijzing van de zaak in de staat waarin zij zich bevindt van de administratieve naar de civiele kamer indien het debat tussen de partijen dan wel een ambtshalve toetsing daartoe aanleiding geeft?
De leden van de GPV-fractie waren niet overtuigd van de logica van het voorstel geen beroep open te stellen tegen een besluit houdende goedkeuring van een rechtshandeling naar burgerlijk recht maar wel tegen onthouding van een dergelijke goedkeuring. Een gevolg van dit systeem is dat in het ene geval de burgerlijke rechter toetst en in het andere geval de administratieve rechter, terwijl toch in beide gevallen getoetst dient te worden aan dezelfde criteria.

Memorie van antwoord II

De regeling dat tegen onthouding van goedkeuring aan een rechtshan­deling naar burgerlijk recht wel beroep op de administratieve rechter open zal staan en tegen de goedkeuring van een rechtshandeling naar burgerlijk recht niet, zal ertoe leiden dat verschillende rechters zullen moeten toetsen aan dezelfde criteria. Dat is onzes inziens echter overko­melijk en niet uitzonderlijk. Indien de burgerlijke rechter wordt geroepen om over een algemeen verbindend voorschrift te oordelen indien daartegen rechtstreeks wordt geageerd en de administratieve rechter zich hierover buigt vanwege een exceptief verweer, doet zich hetzelfde voor. Deze competentieverdeling vloeit voort uit twee uitgangspunten ter zake van de competentieverdeling tussen de burgerlijke rechter en administratieve rechter die aan dit wetsvoorstel ten grondslag liggen, namelijk enerzijds het uitgangspunt dat waar thans rechtsbescherming door de administratieve rechter c.q. de Kroon mogelijk is, rechtsbe­scherming door de administratieve rechter mogelijk moet blijven c.q. worden, en anderzijds dat rechtshandelingen naar burgerlijk recht en wat daar in de publiekrechtelijke sfeer aan voorafgaat, tot het domein van de burgerlijke rechter dienen te blijven behoren. Het resultaat in concreto lijkt ons geenszins onwerkbaar, zodat er geen aanleiding is op die grond van de uitgangspunten voor de competentieverdeling af te wijken.
De door de leden van de D66 fractie gereleveerde suggestie van A.J.H.W.M. Versteeg inzake de verwijzing van de zaak in de staat waarin deze zich bevindt van de sector bestuursrecht naar de civiele sector, indien het debat tussen partijen dan wel een ambtshalve toetsing daartoe aanleiding geeft, spreekt ons aan. Zij hangt nauw samen met een voorziening, strekkende tot overheveling van een zaak van de onbevoegde naar de bevoegde sector van de rechtbank, en met de hiervoor besproken verwijzingsregeling in geval van onbevoegdheid. Ook dit punt komt aan de orde in het hiervoor vermelde onderzoek.

Eindverslag

Met betrekking tot hun tweede vraag over artikel 8.1.1.3 inzake verwijzing naar de bevoegde sector van de rechtbank wachtten de leden van de D66-fractie de resultaten van het nader onderzoek en de tweede nota van wijziging af.

Nota naar aanleiding van het eindverslag

Wij verwijzen naar onderdeel 4 van het algemeen gedeelte.

Tweede nota van wijziging

Artikel 8.1.1.3 komt te luiden: Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.

Toelichting Tweede NvW
Artikel 8.1.1.3 heeft als functie het uitsluiten van de mogelijkheid van beroep tegen besluiten ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling. Ook hier geldt dat de werking van artikel 6:2 ten aanzien van de schriftelijke weigering tot goedkeuring van dergelijke besluiten dient te worden doorbroken. Daarin voorzag oorspronkelijk de «staart» van artikel 8.1.1.3. De daar gebruikte formulering («besluit») is echter niet geheel juist, omdat de weigering op grond van artikel 1:3 niet altijd een besluit behoeft te zijn. Daarom is thans gekozen voor dezelfde oplossing als bij artikel 8.1.1.2: in het nieuwe artikel 8.1.1.1, derde lid, onderdeel b, wordt een dergelijke beslissing uitdrukkelijk gelijkgesteld met een besluit.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst]
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,b. inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
c. inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.

Voorontwerp

1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen:
a. een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. een besluit, inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel, en
c. een besluit, inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.

Voorstel van wet

1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
c. inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.

Memorie van toelichting

Het eerste lid komt overeen met het huidige artikel 8:2. Tegen – kort gezegd – besluiten houdende algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels staat geen beroep open. Zoals uiteengezet in het kabinetsstandpunt over de tweede evaluatie van de Awb (Kamerstukken II 2003/04, 29 279, nr. 16 blz. 12-13), acht de regering handhaving van deze uitzondering geboden. In verband daarmee zullen ook de bij het “uitstelwetje” (Stb. 1998, 738) aangebrachte wijzigingen in de wet voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie (Stb. 1993, 650) worden geschrapt. Deze wijzigingen hielden – kort gezegd – in dat artikel 8:2 op een bij wet te bepalen tijdstip zou vervallen. Het tweede lid komt overeen met het huidige artikel 8:3 Awb.

Share This