Artikel 8:4

1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15,
b. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 of een dwangbevel,
c. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, 7:10, tweede, derde of vierde lid, of 7:24, derde tot en met zesde lid,
d. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
e. als bedoeld in artikel 3:20, onderdeel b, 3:21, derde lid, of 3:25, eerste lid, onderdeel h,
f. inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen.

2. Onverminderd hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit:
a. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
b. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding.

3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden,
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
c. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor.

4. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inzake de nummering van kandidatenlijsten, het verloop van de stemming, de stemopneming, de vaststelling van de stemwaarden en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten, van de gemeenteraad en van het algemeen bestuur van een waterschap, alsmede de verlening van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte,
b
. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495)

[bron: PG Awb II, p. 391-395]

[Eindtekst] Artikel 8:4 [8.1.1.5]
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
b. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
d. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
e. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
f. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor,
g. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen,
h. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, alsmede de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, of
i. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het inlijving, werkelijke dienst, groot verlof of ontslag betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op vrijwillige opkomst, verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding, of het besluit is genomen op grond van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985.

Tekst RvS

[8.1.1.4] Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
b. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
d. tot benoeming of aanstelling, voor zover niet gericht tot een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet 1929, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden,
e. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst;
f. inhoudende een technisch beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor;
g. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of, voor zover het de volksverzekeringen betreft, de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting,
h. inzake de nummering van kandidaatlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemmingen, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen,
i. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover betreffende inlijving, werkelijke dienst, groot verlof en ontslag, tenzij het besluit betrekking heeft op vrijwillige opkomst, verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding, of het besluit is genomen op grond van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985 (Stb. 619).

Voorstel van wet

Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
b. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
d. tot benoeming of aanstelling, voor zover niet gericht tot een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet of een dienst­plichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
e. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst,
f. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor,
g. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of, voor zover het de volksverzekeringen betreft, de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting,
h. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijst­verbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegen­woordigende organen, of
i. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het inlijving, werkelijke dienst, groot verlof of ontslag betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op vrijwillige opkomst, verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding, of het besluit is genomen op grond van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985 (Stb. 619).

Memorie van toelichting

In dit artikel wordt een aantal categorieën van besluiten, deels meer algemeen, deels meer specifiek, van beroep op de rechtbank uitgezonderd. De uitzonderingen zijn ontleend aan artikel 5 van de Wet Arob, zij het dat de uitzonderingen in vergelijking met de Wet Arob enigszins zijn beperkt en waar nodig zijn aangepast aan de in vergelijking met de Afdeling rechtspraak ruimere competentie van de rechtbank. In het algemeen gaat het hier of om besluiten die zich naar hun aard niet of minder goed lenen voor beroep, dan wel om het uitsluiten van beroep bij de rechtbank van wetgevingscomplexen waarin overigens beroep bij een andere rechter is opengesteld.
Voor de goede orde merken wij nogmaals op dat de zogenoemde negatieve lijst op grond van artikel 6 van de Wet Arob definitief is vervallen.
Over de niet overgenomen uitzonderingen in artikel 5 zij het volgende opgemerkt.
In artikel 5, onderdeel a, van de Wet Arob zijn uitgezonderd de beschikkingen waarover krachtens wettelijk voorschrift de Raad van State of de Afdeling voor de geschillen van bestuur is gehoord. Wij stellen voor, deze uitzondering niet over te nemen. Thans komt het voor dat de Afdeling rechtspraak zich in het kader van het beroep tegen een beschikking geplaatst ziet voor de noodzaak de rechtmatigheid en daarmee de verbindendheid van een onderliggend algemeen verbindend voorschrift te beoordelen waarover de Raad van State is gehoord. Dat blijkt in de praktijk niet tot bijzondere problemen aanleiding te geven. Naar het ons voorkomt, zal de Afdeling bestuursrechtspraak ook heel wel in staat zijn, de rechtmatigheid te beoordelen van een besluit waarover in een eerder stadium door de Raad van State is geadviseerd. Niet uitgesloten is, dat de positie van de Raad van State als juridisch adviseur hierdoor wordt versterkt. Dit kan men bezwaarlijk een nadeel noemen.
De Wet Arob sluit ook beschikkingen van beroep uit waarover krachtens wettelijk voorschrift de rechterlijke macht is gehoord (artikel 5, onderdeel e). Wij menen dat er op overeenkomstige gronden als hiervoor genoemd evenmin reden is deze algemene uitzondering te handhaven. Dit voorstel heeft overigens niet tot gevolg dat tegen besluiten inzake gratie beroep komt open te staan. Dat zijn besluiten omtrent de tenuit­voerlegging van strafrechtelijke beslissingen. Ingevolge artikel 1.6 is de Awb niet van toepassing op dergelijke besluiten.
Nu voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven het procesrecht zoals neergelegd in hoofdstuk 8 zal gaan gelden en daarmee de bevoegdheid van de Kroon om op grond van artikel 74 van de Wet Arbo te bepalen dat een uitspraak geen of niet volledig gevolg zal hebben – een bevoegdheid waarvan de Kroon overigens nimmer gebruik heeft gemaakt – komt te vervallen, ontvalt tevens de grond aan de thans nog gemaakte uitzondering in artikel 5, onderdeel f, van de Wet Arob ter zake van beschikkingen op grond van voornoemd artikel.
Omdat in artikel 1.6 van de Awb wordt bepaald dat de Awb niet van toepassing is op de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, behoeft in dit artikel niet meer een uitzondering als geformuleerd in artikel 5, onderdeel g, van de Wet Arob te worden opgenomen.
De huidige onderdelen r en s van artikel 5 zonderen beschikkingen inzake toestemming voor het beëindigen van een arbeidsverhouding (op grond van artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945) onderscheidenlijk beschikkingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften uit. Deze, uit een bepaalde wet voortvloeiende, uitzonderingen worden opgenomen in de bij artikel 8.1.1.6 behorende negatieve lijst.
Ter zake van de wel, al dan niet in aangepaste vorm, overgenomen uitzonderingen merken wij voor zover nodig nog het volgende op.

Onderdeel a
In dit onderdeel wordt conform het geldende recht beroep op de administratieve rechter tegen spontane schorsings- en vernietigingsbe­sluiten nog uitgesloten. Wij zijn echter voornemens om het spontane schorsings- en vernietigingsrecht op een andere leest te schoeien en te gelegener tijd te voorzien in de mogelijkheid van bestuursrechte(r)lijke rechtsbescherming tegen schorsings- en vernietigingsbesluiten.

Onderdeel b
In de notitie over de uitvoering door de wetgever van artikel 103 van de Grondwet inzake uitzonderingstoestanden (Kamerstukken II 1986-1987, 20 028, nr. 2) wordt geconstateerd dat er alle aanleiding is om de in de noodwetgeving gehanteerde terminologie voor de omstandigheden waaronder zij in werking kan worden gesteld, te verbeteren. In de notitie wordt voorgesteld in de noodwetgeving systematisch het begrip «buitengewone omstandigheden» te gebruiken. In dit onderdeel wordt daarop geanticipeerd. Het verzamelbegrip «buitengewone omstandigheden» komt derhalve in de plaats van de nog in de Wet Arob gehanteerde begrippen «oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden, watersnood of andere rampen of dringend of dreigend gevaar daarvoor». In dit onderdeel zijn derhalve de huidige onderdelen h, j en k van artikel 5 van de Wet Arob samengevoegd.

Onderdeel d
Nu de rechtbank in eerste aanleg ook bevoegd is te oordelen in ambte­narenzaken, is de uitzondering zoals geformuleerd in artikel 5, onderdeel l, van de Wet Arob, niet zonder meer bruikbaar. Indien het bevoegd gezag weigert een ambtenaar te bevorderen, dient deze daartegen bij de rechtbank te kunnen opkomen. Wel wordt ook voor het komende recht aan de rechtbank de bevoegdheid ontzegd te oordelen over besluiten tot benoeming of aanstelling dan wel de weigering daarvan. Het belang van een potentiële ambtenaar zou nauwelijks worden gediend met de mogelijkheid van beroep tegen dit soort besluiten in het algemeen. Waar het gaat om de beoordeling van specifieke onderdelen van het aanstellingsbeleid, zoals de vraag of wordt voldaan aan de wettelijke eisen van gelijke behandeling, is reeds voorzien in rechterlijke toetsing. Overigens bepaalt een veelheid van redenen veelal de voorkeur van de werkgever voor de ene boven de andere kandidaat. Deze lenen zich niet of nauwelijks voor rechterlijke toetsing.
Een uitzondering op deze uitzondering is naar onze mening op haar plaats, indien het gaat om een besluit, inhoudende een benoeming of een aanstelling ten aanzien van een ambtenaar als zodanig. Het kan zijn dat een bepaalde benoeming past in de loopbaan van een ambtenaar. Materieel is dan een bevordering aan de orde. In dat geval wordt de ambtenaar door het besluit hem niet of nog niet te benoemen, rechtstreeks in zijn belang als ambtenaar getroffen. Ingevolge de Ambtenarenwet 1929 staat thans tegen een dergelijk besluit beroep open. Wij zijn van mening dat deze rechtsbeschermingsmogelijkheid moet worden gehandhaafd. Dit geldt ook voor dienstplichtigen (vgl. de toelichting op artikel 8.1.1.1, tweede lid).

Onderdeel e
Indertijd werd deze uitzondering in de wet opgenomen op de grond, dat het «duidelijk» is dat beslissingen inhoudende een examenuitslag of een uitslag op elke andere wijze van toetsen van het kennen en kunnen van een kandidaat of leerling «zich niet lenen voor beoordeling door de administratieve rechter». Hoewel deze stelling enige nuancering behoeft (men denke aan de colleges van beroep voor de examens bij de universiteiten) menen wij dat de uitzondering van dit soort besluiten van beroep op de administratieve rechter moet worden gehandhaafd. Voor alle duidelijkheid zij nog vermeld dat aan deze uitzondering geen wijdere strekking dient te worden toegekend dan zij thans onder de Wet Arob heeft. Derhalve is de beoordeling van «het kennen of kunnen», bij voorbeeld in het kader van de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidswetgeving, niet uitgezonderd van beroep op de rechtbank. Dat betekent dat alleen die gevallen zijn uitgezonderd waarin iemand is «opgegaan» voor een proef of een examen.

Onderdeel g
De redactie van dit onderdeel (thans onderdeel o van artikel 5 van de Wet Arob) is aangepast ter verzekering van de competentie van de rechtbanken in geschillen betreffende de heffing van premies voor werknemersverzekeringen en de inning van premies voor vrijwillige volksverzekeringen.

Voorlopig verslag II

Zie Voorlopig verslag II bij artikel 8:5.

Memorie van antwoord II

Tegen besluiten, inhoudende schorsing of vernietiging van besluiten van een ander bestuursorgaan, is thans geen bestuursrechtelijke rechts­bescherming voorhanden. Wel kan de burgerlijke rechter op grond van zijn algemene aanvullende bevoegdheid worden gevraagd om een oordeel over de rechtmatigheid van een schorsings- of vernietigingsbe­sluit. De uitzondering van schorsings- en vernietigingsbesluiten was reeds eerder voorzien in de Wet beroep administratieve beschikkingen. In de Wet Arob is de uitzondering van schorsings- en vernietigingsbe­sluiten vrijwel ongewijzigd overgenomen. Algemeen geldt als reden om tegen schorsingsbesluiten geen beroep mogelijk te maken, dat voorkomen moet worden dat het doel van de schorsing namelijk te verhinderen dat een voor vernietiging in aanmerking komend besluit reeds gaat werken – wordt doorkruist door een tegen het schorsingsbe­sluit ingesteld beroep. Vernietigingsbesluiten zijn onder meer van beroep uitgesloten vanwege het feit dat over de voordracht tot vernietiging de Raad van State dient te worden gehoord en derhalve andere waarborgen voorhanden zijn. De huidige ontwikkelingen in het bestuursrecht, met name de invulling die wordt gegeven aan artikel 6 van het EVRM, tenderen naar een grotere rol van de rechter bij het beoordelen van bestuursbesluiten. In dat licht heeft de tweede ondergetekende in de notitie inzake het instrument spontane schorsing en vernietiging (Kamerstukken II, 1991-1992, 21 427, nr. 21) aangegeven bestuursrech­telijke rechtsbescherming tegen schorsings- en vernietigingsbesluiten passend te vinden en zijn wetswijzigingen ter zake aangekondigd. Deze zijn nog niet in dit wetsvoorstel en evenmin in het voorontwerp voor een derde tranche van de Awb verwerkt, in de verwachting dat over de voorstellen eerst overleg zou plaatsvinden met de Tweede Kamer. Wij streven er thans naar, dit overleg te voeren aan de hand van de tweede nota van wijziging bij het voorliggende wetsvoorstel, dan wel in het kader van het wetsvoorstel voor de derde tranche van de Awb.

Eindverslag

Met betrekking tot hun vraag over artikel 8.1.1.5 inzake de rechtsbe­scherming tegen spontane schorsing en vernietiging wachtten de leden van de D66-fractie de tweede nota van wijziging af.

Nota naar aanleiding van het eindverslag

In de memorie van antwoord kondigden wij aan, te streven naar overleg met de Tweede Kamer over de voorstellen vervat in de notitie van het kabinet over de voornemens ten aanzien van de vormgeving en de toepassing van het instrument van spontane schorsing en vernietiging (Kamerstukken II, 1991-1992, 21 427, nr. 21), en wel aan de hand van de tweede nota van wijziging bij het onderhavige wetsvoorstel dan wel in het kader van het wetsvoorstel voor de derde tranche van de Awb. In de tweede nota van wijziging zullen wij thans voorstellen opnemen met betrekking tot de bevoegdheden tot schorsing en vernietiging uit de Gemeentewet en de Provinciewet. Zoals in de genoemde notitie is aangegeven, komen ook in een aantal andere wetten schorsings- en vernietigingbevoegdheden voor, welke echter zijn toegesneden op speci­fieke beleidsterreinen. Mede om die reden dienen deze bevoegdheden in de ogen van het kabinet op hun eigen merites te worden beoordeeld. In de tweede nota van wijziging worden ten aanzien van deze specifieke bevoegdheden geen voorstellen opgenomen. In het kader van het wetsvoorstel voor de derde tranche van de Awb, dat thans voor advies aanhangig is bij de Raad van State, zal bij het voorbereiden van de desbetreffende aanpassingswetgeving worden bezien of soortgelijke voorzieningen als thans worden getroffen voor schorsing en vernietiging op basis van de Gemeentewet en de Provinciewet, ook voor andere schorsings- en vernietigingsbevoegdheden gewenst zijn.

Tweede nota van wijziging

Artikel 8.1.1.5, onderdeel d, komt te luiden: tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden.
Artikel 8.1.1.5, onderdeel g, komt te luiden: genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen,.
In artikel 8.1.1.5, onderdeel i, vervalt «(Stb. 619)».

Toelichting Tweede NvW
De redactie van artikel 8.1.1.5, onderdeel d, is verbeterd. De bedoeling van deze bepaling is tweeledig. Ten eerste voorziet zij erin, dat een potentiële ambtenaar geen beroep kan instellen tegen een besluit tot benoeming of aanstelling. Daarbij gaat het uit de aard der zaak vrijwel altijd om een weigering tot benoeming of aanstelling over te gaan. Op blz. 104-105 van de memorie van toelichting zetten wij reeds uiteen dat rechterlijke toetsing van dergelijke besluiten niet of nauwelijks zin heeft. Ten tweede voorziet de bepaling er vervolgens in, dat een ambtenaar of een dienstplichtige wiens belang als ambtenaar of als dienstplichtige rechtstreeks is betrokken bij een besluit tot benoeming of aanstelling, wel beroep kan instellen tegen een dergelijk besluit. In de meeste gevallen zal het daarbij gaan om de uitdrukkelijke weigering tot aanstelling of benoeming over te gaan. Voor de ontvankelijkheid van het beroep tegen een dergelijk besluit is volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep vereist dat sprake is van omstandigheden waardoor de niet benoemde solliciterende ambtenaar als zodanig recht­streeks in zijn belang wordt getroffen. Daarvan is (onder meer) sprake als, kort gezegd, de sollicitatie past in de loopbaan van de betrokken ambtenaar. Zie voor een recent geval waarin naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep aan dit vereiste werd voldaan CRvB 14 mei 1992, AB 119, nr. 420, m.nt. HH. Door het gebruik van de zinsnede «voor zover niet gericht tot» en door het ontbreken van de toevoeging «als zodanig» kon het oorspronkelijke artikel 8.1.1.5, onderdeel d, aanleiding geven tot onduidelijkheid. Daarom is thans in deze bepaling een andere constructie neergelegd en is de toevoeging «als zodanig» – in lijn met hetgeen hiervoor bij artikel 8.1.1.1, tweede lid, werd opgemerkt – alsnog opgenomen. Of de Centrale Raad van Beroep onder het nieuwe recht een rechtstreeks beroep van de niet benoemde solliciterende ambtenaar tegen het besluit waarbij een ander in de desbetreffende functie wordt benoemd zal aanvaarden, moet worden afgewacht.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 gewijzigd bij wet van 23 december 1993 Stb. 690 (wetsvoorstel 23 258).

[Eindtekst] Artikel 8:4
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
b. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
d. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
e. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
f. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor,
g. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen,
h. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, alsmede de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, of
i. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het inlijving, werkelijke dienst, groot verlof of ontslag betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op vrijwillige opkomst, verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding, of het besluit is genomen op grond van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985.

Nota van wijziging

Aan artikel 8.1.1.5, onderdeel e, wordt toegevoegd: dan wel inhou­dende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,.

Toelichting NvW
De oorspronkelijke redactie van artikel 8.1.1.5, onderdeel e, was ontleend aan artikel 5, onderdeel m, van de Wet Arob. Als gevolg van het openstellen van beroep tegen besluiten in artikel 8.1.1.1, eerste lid, zou tegen besluiten inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor de examinering of toetsing (bijvoorbeeld betreffende de toegestane hulpmiddelen bij examens) – alle besluiten van algemene strekking – anders dan onder het huidige recht wél beroep mogelijk zijn. Dat is echter niet wenselijk, omdat deze besluiten ten nauwste zijn verbonden met de beoordeling van het kennen en kunnen van de examenkandidaat, welke besluiten – alle beschikkingen – niet vatbaar zijn voor beroep. Bovendien zouden de tenuitvoerlegging van een uitspraak van de administratieve rechter (in twee instanties) lang na afloop van het examen of de toetsing tot grote praktische problemen kunnen leiden. Het is immers vrijwel ondoenlijk om dan nog de examens in het algemeen te herzien en het kan ook de kandidaat die inmiddels aan een vervolgopleiding is begonnen voor grote problemen stellen.

Tweede nota van wijziging

In artikel 8.1.1.5, onderdeel h, wordt na «vertegenwoordigende lichamen» ingevoegd:, alsmede de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen.

Dit artikel is met ingang van 17 mei 1995 gewijzigd bij wet van 26 april 1995 Stb. 250 (wetsvoorstel 23 780).

[bron: PG Awb III, p. 401-402]

[Eindtekst] Artikel 8:4 [8.1.1.5]
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
b. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandig­heden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
d. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
e. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
f. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor,
g. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzeke­ringen,
h. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, alsmede de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, of
i. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding, of het besluit is genomen op grond van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985.

Voorstel van wet

In artikel 8:4, onderdeel i, wordt na «voor zover het» ingevoegd: keuring, herkeuring,.

Memorie van toelichting

Ingevolge jurisprudentie van de Afdeling rechtspraak vielen beschikkingen omtrent de geschiktheid of de ongeschiktheid van de dienstplichtige voor de dienst onder de categorale uitzondering van artikel 5, onderdeel m, van de Wet Arob en waren derhalve niet vatbaar voor beroep op de Arob-rechter. Deze categorale uitzondering is in een enigszins gewijzigde redactie overgenomen in artikel 8:4, onderdeel e, Awb. Op grond van de recente wetsgeschiedenis met betrekking tot deze categorale uitzondering dient daaraan een beperkter uitleg te worden gegeven dan de uitleg van de Arob-rechter van artikel 5, onderdeel m, van de Wet Arob (Kamerstukken II 1991/92, 22 495, nr. 3, blz. 105 en Kamerstukken II 1993/94, 23 258, nr. 8, blz. 52). Daarom moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de administratieve rechter (rechtbank en Afdeling bestuursrechtspraak) voornoem­de jurisprudentie wijzigt.
Het is evenwel niet de bedoeling van de wetgever geweest om te voorzien in de mogelijkheid van beroep tegen keurings- en herkeuringsbeslissingen ingevolge de Dienstplichtwet. Het openstellen van deze beroepsmogelijkheid is niet wenselijk. Het gaat nog steeds om een zeer groot aantal jaarlijks te nemen beslissingen. Het risico is niet denkbeeldig dat vele dienstplichtigen, mede in verband met de komende opschorting van de opkomstplicht, gebruik zouden maken van de mogelijkheid om op te komen tegen deze beslissingen. Daardoor zou de tijdige bezetting van voor dienstplichtigen bestemde functies ernstig in gevaar kunnen komen. Teneinde zeker te stellen dat besluiten betreffende keuring en herkeuring ook onder het nieuwe recht van beroep op de administratieve rechter zijn uitgezonderd stellen wij voor om onderdeel i uit te breiden met deze besluiten.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1997 gewijzigd bij wet van 13 maart 1997 Stb. 139 (wetsvoorstel 24 245)

[Eindtekst] Artikel 8:4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt de zinsnede «of een dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen» vervangen door: of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht.
2. In onderdeel i wordt de zinsnede «voor zover het keuring, herkeuring, inlijving, werkelijke dienst, groot verlof of ontslag betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op vrijwillige opkomst, verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding,» vervangen door: voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding,.

Dit artikel is met ingang van 29 december 2001 gewijzigd bij wet van 20 december 2001 Stb. 705 (wetsvoorstel 27 673)

[Eindtekst] De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8:4, onder h, wordt de zinsnede «alsmede de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen» vervangen door: de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten.

Dit artikel is met ingang van 7 maart 2002 gewijzigd bij wet van 28 februari 2002 Stb. 111 (wetsvoorstel 27 751)

[Eindtekst] De Algemene wet bestuursrecht5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 8:4, onder h, wordt «alsmede de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen» vervangen door: de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van de gemeenteraad.

Dit artikel is met ingang van 1 december 2002 gewijzigd bij wet van 20 juni 2002 Stb. 318 (wetsvoorstel 27 845) (alleen eindtekst opgenomen)

[Eindtekst] Artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
a. Aan het slot van onderdeel h vervalt: of.
b. De punt aan het slot van onderdeel i wordt vervangen door: , of.
c. Toegevoegd wordt een onderdeel j, luidende:
j. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2004 gewijzigd bij wet van 29 april 2004 Stb. 214 (wetsvoorstel 28 483)

[Eindtekst] Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel j vervalt: of.
2. De punt aan het slot van onderdeel k wordt vervangen door: , of.
3. Toegevoegd wordt een onderdeel l, luidende:
l. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15.

Voorontwerp

Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. De punt aan het slot van onderdeel i wordt vervangen door een puntkomma.
2. Toegevoegd wordt een onderdeel, luidende:
j. Inhoudende een weigering op grond van artikel 2.3.2 .

VvW = Eindtekst

Memorie van antwoord

Artikel I, onderdeel F (wijziging artikel 8:4)
Een bestuursorgaan kan een langs elektronische weg verzonden bericht op grond van artikel 2:15 weigeren te aanvaarden indien de elektronische weg voor dit soort berichten niet is geopend, voor zover de gegevens en bescheiden een onaanvaardbare belasting vormen, dan wel voor zover het bericht onvoldoende betrouwbaar of vertrouwelijk is. Tegen deze weigering kan geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Denkbaar is dat de weigering als een voorbereidingsbeslissing kan worden gekwalificeerd. In die gevallen is zij reeds ingevolge artikel 6:3 in beginsel niet vatbaar voor bezwaar of beroep bij de bestuursrechter. Voor die gevallen waarin de weigering als besluit moet worden aangemerkt, en artikel 6:3 niet van toepassing is of niet aan bezwaar of beroep in de weg staat, sluit artikel 8:4, onderdeel l, beroep bij de bestuursrechter uit. De aanduiding van dit onderdeel met de letter «l» houdt rekening met de omstandigheid dat het wetsvoorstel inzake rechtstreeks beroep eveneens beoogt een nieuw onderdeel toe te voegen (Kamerstukken II 2000/01, 27 563, nrs. 1–2).
De weigering een bericht te aanvaarden omdat een onvoldoende betrouwbare elektronische handtekening is gebruikt, is evenmin appellabel. Deze weigering wordt gebaseerd op artikel 2:15, derde lid. Artikel 2:16 behelst immers een methode om (deels) aan de betrouwbaarheidseis van artikel 2:15, derde lid, te kunnen voldoen.

Dit artikel is met ingang 1 september 2004 gewijzigd bij wet van 13 mei 2004 Stb. 220 (wetsvoorstel 27 563).

[Eindtekst] Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel i vervalt: of.
2. De punt aan het slot van onderdeel j wordt vervangen door: , of.
3. Toegevoegd wordt een onderdeel k, luidende: k. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid.

Voorstel van wet

Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel h vervalt: of.
2. De punt aan het slot van onderdeel i wordt vervangen door: , of.
3. Toegevoegd wordt een onderdeel, luidende: j. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid.

Memorie van toelichting

[27 563, p. 11]

Voorgesteld wordt een nieuw onderdeel j – besluiten op grond van artikel 7:1a, vierde lid – aan artikel 8:4 Awb toe te voegen. Als gevolg hiervan zijn besluiten inzake verzoeken om rechtstreeks beroep van Awb-beroep uitgesloten. De reden hiervan is gelegen in het doel van de regeling. De regeling beoogt een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de juridisering. Door afzonderlijk bezwaar en beroep tegen besluiten inzake rechtstreeks beroep toe te staan, wordt eerder het tegendeel bereikt. Daarbij komt dat de belanghebbende die stelt gedupeerd te zijn door een onterechte weigering van zijn verzoek om rechtstreeks beroep – hetgeen verlies aan snelheid kan betekenen voor wat betreft het verkrijgen van een rechterlijk oordeel – een voorlopige voorziening kan vragen tegen het primaire besluit. Laat hij dit na, dan kan de beweerdelijk onterechte weigering pas in het beroep bij de rechter aan de orde komen. In dat geval rijst echter de vraag wat het belang van de betrokkene nog is.

Nota van wijziging

Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel i vervalt: of.
2. De punt aan het slot van onderdeel j wordt vervangen door: , of.
3. Toegevoegd wordt een onderdeel k, luidende: k. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid.

Toelichting NvW
In onderdeel B wordt artikel 8:4 gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van de Veegwet Gerechtsdeurwaarderswet (Stb. 2002, 318).

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2005 gewijzigd bij wet van 15 december 2004 Stb. 672 (wetsvoorstel 29 251) (alleen eindtekst opgenomen)

[Eindtekst] In artikel 8:4, van de Algemene wet bestuursrecht worden de onderdelen
g tot en met l vervangen door:
g. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten en van de gemeenteraad,
h. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding, of het besluit is genomen op grond van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985,
i. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris,
j. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, of
k. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15.

Dit artikel is met ingang van 11 oktober 2006 gewijzigd bij wet van 7 september 2006 Stb. 418 (wetsvoorstel 30 229) (alleen eindtekst opgenomen).

[Eindtekst] In artikel 8:4, onderdeel g, van de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede «alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten en van de gemeenteraad» vervangen door: , de toelating van nieuwe leden van provinciale staten en van de gemeenteraad, alsmede de verlening van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Dit artikel is met ingang van 29 december 2007 gewijzigd bij wet van 21 mei 2007 Stb. 2007, 208 (wetsvoorstel 30 601) (alleen eindtekst opgenomen).

[Eindtekst] In artikel 8:4, onder g, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt «en van de gemeenteraad» vervangen door: , van de gemeenteraad en van het algemeen bestuur van een waterschap.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2008 gewijzigd bij wet van 29 mei 2008 Stb. 200 (wetsvoorstel 30 980).

[Eindtekst] Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel j vervalt: of.
2. De punt aan het slot van onderdeel k wordt vervangen door een puntkomma.
3. Ingevoegd wordt een onderdeel l, luidende:
l. een besluit als bedoeld in artikel 3:21, eerste lid, onderdeel b;.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

ARTIKEL I, ONDERDEEL B (nieuw artikel 8:4, onderdeel l, Awb)
Overeenkomstig het daartoe strekkend advies van de Raad van State worden door bestuursorganen te nemen besluiten inzake het toepassen van de coördinatieregeling uitgezonderd van bezwaar en beroep. Een dergelijk besluit zal overigens ook los hiervan op grond van artikel 6:3 Awb meestal reeds niet voor bezwaar en beroep vatbaar zijn omdat het een beslissing betreft inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit.
De uitsluiting van bezwaar en beroep krijgt wetstechnisch vorm door toevoeging van dit besluit aan de opsomming in artikel 8:4 Awb. Hiertoe wordt een nieuw onderdeel l ingevoegd, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheid dat ingevolge artikel I, onderdeel J, van het wetsvoorstel Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nrs. 1–2) aan artikel 8:4 reeds een onderdeel m wordt toegevoegd, terwijl thans nog een onderdeel l ontbreekt.

Dit artikel is met ingang van 1 december 2008 gewijzigd bij wet van 25 september 2008, Stb. 405 (wetsvoorstel 31 115).(alleen eindtekst opgenomen)

[Eindtekst] In artikel 8:4, onder g, van de Algemene wet bestuursrecht wordt na stemopneming» ingevoegd: , de vaststelling van de stemwaarden.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2009 gewijzigd bij wet van 25 juni 2009, Stb. 264 (wetsvoorstel 29 702).

[Eindtekst] Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. De punt aan het slot van onderdeel l wordt vervangen door een puntkomma.
2. Toegevoegd wordt een onderdeel, luidende:
m. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4.4.4.1.1 of een dwangbevel.

Voorontwerp

Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. De punt aan het slot van onderdeel i wordt vervangen door een puntkomma.
2. Toegevoegd wordt een onderdeel, luidende:
j. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4.4.4.2 of een dwangbevel.

Tekst RvS = VvW

Voorstel van wet

Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. De punt aan het slot van onderdeel l wordt vervangen door een puntkomma.
2. Toegevoegd wordt een onderdeel, luidende:
m. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4.4.4.1.1 of een dwangbevel.

Memorie van toelichting

[29 702, p. 71]

Voorgesteld wordt om aan de in artikel 8:4 opgesomde categorieën van besluiten waartegen geen beroep open staat, de aanmaning en het dwangbevel toe te voegen. De]aanmaning is van beroep uitgezonderd in verband met het forfaitaire karakter van de in rekening te brengen vergoeding. Een beroepsmogelijkheid tegen het dwangbevel is overbodig omdat in de regel tegen het besluit waaruit de betalingsverplichting voortvloeit reeds bezwaar en beroep heeft opengestaan en bovendien het dwangbevel in rechte kan worden aangevochten in het kader van een executiegeschil bij de burgerlijke rechter op grond van artikel 438 Rv. In paragraaf 7 van het algemeen deel van dit hoofdstuk van deze toelichting is reeds ingegaan op de redenen waarom er voor is gekozen de bevoegdheid van de burgerlijke rechter op dit terrein te handhaven.

Dit artikel is met ingang van 1 oktober 2009 gewijzigd bij wet van 18 juni 2009 Stb. 384 (wetsvoorstel 31 751).
Voorstel van wet

Artikel 8:4, onderdeel j, komt te luiden:
j. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, 7:10, tweede, derde of vierde lid, 7:24, derde tot en met zesde lid, of.

Memorie van toelichting

De bezwaarschriftprocedure behoort een informeel karakter te hebben. Immers, slechts op deze wijze kunnen de functies van deze procedure zoals de filterfunctie c.q. zeefwerking, optimaal tot hun recht kunnen komen. Dit betekent dat de kans op juridisering tijdens de bezwaarfase indien enigszins mogelijk moet worden vermeden.
De kans op formalisering en processuele complicaties tijdens de bezwaarfase wordt aanzienlijk als een belanghebbende rechtsmiddelen aanwendt tegen een beslissing tot opschorting of verdaging van de beslissing op bezwaar. In dit kader valt niet uit te sluiten dat de bestuursrechter een dergelijke beslissing aanmerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb (aangezien het verstrijken van de beslistermijn rechtsgevolgen heeft) dat ondanks artikel 6:3 Awb appellabel is (aangezien het verlengen van de beslistermijn een belanghebbende onder omstandigheden rechtstreeks in zijn belangen kan treffen). Het gevolg van een dergelijk oordeel is dat tegen de opschortings- of verdagingsbeslissing zelfstandig bezwaar kan worden gemaakt, gelet op artikel 7:1, eerste lid, Awb. Dit zou leiden tot een, naar ons oordeel, onwenselijke situatie. Om die reden wordt voorgesteld beslissingen tot opschorting of verdaging van de beslissing op bezwaar toe te voegen aan de opsomming van artikel 8:4 en daarmee uit te zonderen van bezwaar en beroep. Hiermee is overigens niet gezegd dat de bestuursrechter het gebruik van de genoemde beslissingen niet kan toetsen. De belanghebbende die meent dat hij door het opschorten of verdagen van de beslistermijn in zijn belangen wordt geschaad, kan immers beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar instellen. Ter beoordeling van een dergelijk beroep moet de bestuursrechter nagaan of het bestuursorgaan redelijkerwijs van de in artikel 7:10, tweede, derde of vierde lid, omschreven bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, indien de belanghebbende hiertegen bezwaren naar voren brengt. Eenzelfde beoordeling zal nodig zijn indien de belanghebbende aanspraak maakt op een dwangsom als gevolg van niet tijdig beslissen op bezwaar.
Volledigheidshalve benadrukken wij tot slot dat het vorenstaande overeenkomstig van toepassing is op de beslissing tot opschorting of verdaging van beslissingen op administratief beroep.

Dit artikel wordt met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450).

[Eindtekst]
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15,
b. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 of een dwangbevel,
c. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid,
d. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
e. als bedoeld in artikel 3:21, eerste lid, onderdeel b.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
b. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding.
3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtena-renwet 1931 als zodanig, een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan waarop ingevolge artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de ambtelijke rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn als zodanig, een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
c. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor.
4. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming, de vaststelling van de stemwaarden en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten, van de gemeenteraad en van het algemeen bestuur van een waterschap, alsmede de verlening van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte,
b. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris.

Advies RvS

15. Overige opmerkingen
b. Artikel 8:4, vierde lid
In het voorgestelde artikel 8:4, vierde lid, onder a, is artikel 8:4, onderdeel g, Awb niet volledig overgenomen. Hierdoor zijn besluiten omtrent leden van het algemeen bestuur van een waterschap en besluiten omtrent tijdelijk ontslag voor beroep vatbaar. De Raad adviseert deze besluiten in de voorgestelde bepaling van beroep uit te zonderen, dan wel te motiveren, waarom dat niet gebeurt.

Nader rapport

15b. Het advies is gevolgd.

Voorstel van wet

1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15,
b. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 of een dwangbevel,
c. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid,
d. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
e. als bedoeld in artikel 3:21, eerste lid, onderdeel b.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
b. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding.
3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
c. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor.
4. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming, de vaststelling van de stemwaarden en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten, van de gemeenteraad en van het algemeen bestuur van een waterschap, alsmede de verlening van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte,
b. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris.

Memorie van toelichting

Artikel 8:4 zondert een aantal categorieën van besluiten uit van de mogelijkheid van beroep. Het artikel komt inhoudelijk overeen met het huidige artikel 8:4. Met het oog op de leesbaarheid is het echter in vier leden onderverdeeld. Een bijkomend voordeel hiervan is dat bij wijzigingen van de opsomming – die, naar de ervaring heeft geleerd, tamelijk vaak nodig zijn – minder onderdelen behoeven te worden vernummerd.
Het eerste lid somt de uitgezonderde besluiten op die in de Awb zelf zijn geregeld. Het tweede lid betreft besluiten op het gebied van de defensie en in verband met buitengewone omstandigheden. Bij de in het derde lid genoemde uitzonderingen gaat het telkens om een beoordeling van bekwaamheden of eigenschappen, die zich minder goed voor rechterlijke toetsing leent. Het vierde lid bevat de overige categorale uitzonderingen.

Nota van wijziging

In artikel 8:4, derde lid, wordt «de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, of» vervangen door: de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan waarop ingevolge artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de ambtelijke rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn als zodanig,.

Artikel 8:4: Deze toevoeging is nodig vanwege dezelfde toevoeging aan artikel 8:2, eerste lid, onderdeel a; zie de toelichting daarbij.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2013 gewijzigd bij wet van 31 januari 2013, Stb. 2013, 50 (Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding onrechtmatige besluiten; kamerstukken 32 621)

[Eindtekst] Artikel 8:4, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel e wordt de punt vervangen door een komma.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen.

Voorontwerp

Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt: 1. Aan het eind van onderdeel m wordt de punt vervangen door een komma. 2. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel n, luidende: n. inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen.

Voorstel van wet

Artikel 8:4, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel e wordt de punt vervangen door een komma.
2. Toegevoegd wordt een onderdeel f, luidende:
f. inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen.

Memorie van toelichting

De wijziging voorgesteld in artikel 8:4 Awb strekt ertoe het zelfstandig schadebesluit, voor zover het schade betreft ten gevolge van onrechtmatig bestuurshandelen, toe te voegen aan de lijst van besluiten waartegen geen beroep bij de bestuursrechter open staat. Het is niet meer mogelijk om tegen een dergelijk schadebesluit op te komen in bezwaar en beroep. De figuur van het zelfstandig schadebesluit is door de bestuursrechter indertijd geïntroduceerd om rechtsbescherming te kunnen bieden voor schadeverzoeken naar aanleiding van onrechtmatige overheidsbesluiten. De bestuursrechter is in het huidige bestuursrecht immers slechts bevoegd om te oordelen over besluiten. Om bevoegd te worden om over deze schade te oordelen kon de rechter niet anders doen dan een schadebesluit te construeren. Door de invoering van de mogelijkheid om rechtstreeks bij de bestuursrechter een schadeverzoek in te dienen wegens (bepaalde) onrechtmatige overheidsdaden is het niet meer nodig om deze bevoegdheidsconstructie te handhaven.
Door het gebruik van het woord bestuurshandelen, is artikel 8:4, onderdeel n, uitsluitend van toepassing op besluiten omtrent schadevergoeding die door de overheid aan een burger moet worden betaald, en niet op besluiten omtrent schadevergoeding die door een burger aan de overheid moet worden betaald.

Nota naar aanleiding van het verslag

45. Als het verzoek na afloop van de beroepsprocedure tegen het schadeveroorzakende besluit wordt gedaan, moet de gelaedeerde eerst schriftelijk het bestuursorgaan om schadevergoeding verzoeken. Deze leden vragen of dit een verzoek is om een appellabel besluit of louter een op de hoog stellen van het voornemen om een verzoekprocedure bij de rechter te starten. Zij vragen wat de betekenis is van deze schriftelijke kennisgeving.
De beslissing op het verzoek om schadevergoeding is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Het besluit is echter niet appellabel. Dit is geregeld in het voorgestelde artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onder f, Awb. Op dit soort besluiten is de voorgestelde nieuwe titel 8.4 over schadevergoeding van toepassing. Aangezien hierin expliciet is gekozen voor een verzoekschriftprocedure in plaats van een bezwaar- en beroepsprocedure moest in artikel 8:4 worden bepaald dat tegen een besluit van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van schade op grond van artikel 8:90, tweede lid, geen beroep openstaat.

Nota van wijziging

In onderdeel C (artikel 8:4) komt onderdeel 2 te luiden:
2. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. als bedoeld in artikel 8:2a, tweede lid, onderdeel b,
g. inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen.

Onderdeel 3 (artikel 8:4, eerste lid)
Een besluit op een verzoek om nadeelcompensatie is op grond van het eerste lid van artikel 8:2a Awb slechts vatbaar voor beroep bij de bestuursrechter indien de gestelde oorzaak van de schade dat ook is. Die bepaling vormt een uitzondering op de hoofdregel van artikel 8:1 Awb, op grond waarvan een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Het tweede lid van artikel 8:2a biedt echter (onder meer) de mogelijkheid dat het bestuursorgaan bij besluit bepaalt dat het eerste lid van artikel 8:2a niet geldt. Als gevolg van zo’n besluit herleeft artikel 8:1. Deze mogelijkheid kan bijvoorbeeld gebruikt worden om voor een bepaald groot project de weg naar de bestuursrechter te openen, ook voor schade die niet is veroorzaakt door een appellabel besluit. Om juridisering tegen te gaan en om verschil in rechtsbescherming te voorkomen met de andere instrumenten waarmee op grond van artikel 8:2a, tweede lid, onderdelen b en c, de weg naar de bestuursrechter kan worden geopend (wettelijk voorschrift en beleidsregel), is het wenselijk om het «besluit van het bestuursorgaan», bedoeld in artikel 8:2a, tweede lid, onder b, toe te voegen aan de opsomming van besluiten in artikel 8:4 waartegen geen beroep openstaat.

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2013 gewijzigd bij wet van 19 juni 2013, Stb. 2013, 22 (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht)

Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, 7:10, tweede, derde of vierde lid, of 7:24, derde tot en met zesde lid,
b. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:
Onverminderd hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit:

Dit artikel is met ingang van 1 juli 2015 gewijzigd bij wet van 30 september 2014, Stb. 2015, 122 (Wet raadgevend referendum)

Artikel 8:4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 8:4, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt in onderdeel b door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. bij een referendum op grond van de Wet raadgevend referendum inzake het verloop van de stemming en de stemopneming, van het stembureau, het hoofdstembureau en de burgemeester inzake de vaststelling van de uitkomsten van de stemming bij een referendum en van de referendumcommissie tot vaststelling van de datum waarop een referendum wordt gehouden.

Dit artikel is met ingang van 12 augustus 2018 gewijzigd bij wet van 10 juli 2018 Stb. 2018, 214 (Wet tot intrekking van de Wet raadgevend referendum) (alleen eindtekst opgenomen)

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8:4, vierde lid, vervalt onderdeel c, onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel b door een punt.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2020 gewijzigd bij Wet van 9 maart 2017 tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren; kamerstukken 32 550)

[Eindtekst]

C

Artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a.tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden,.

Voorstel van wet

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 8:4, onderdeel d, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwetals zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig» vervangen door: een persoon met betrekking tot diens in artikel 1, derde lid, van de Ambtenarenwet bedoelde hoedanigheid.

Memorie van toelichting

In artikel 8:4, onderdeel d, is beroep uitgesloten tegen besluiten betreffende benoeming of aanstelling, tenzij het beroep wordt ingesteld door, kort gezegd, iemand die reeds ambtenaar is. Ook hier is de verwijzing naar de Ambtenarenwet en de Kaderwet dienstplicht aangepast analoog aan de aanpassing in artikel 8:1, tweede lid, Awb.

Uit het huidige artikel 1, derde lid, van de Ambtenarenwet, waarin staat dat die wet tevens betrekking heeft op gewezen ambtenaren, volgt dat gewezen ambtenaren eveneens bezwaar en beroep kunnen instellen. Het vervallen van die bepaling moet worden gerepareerd voor de personen wier rechtspositie onder het publiekrecht blijft vallen. Met de zinsnede «met betrekking tot» in de artikelen 1:1, derde lid, 8:1, tweede lid, 8:4, onderdeel d, Awb en 18 van de Beroepswet komt tot uitdrukking dat de betreffende personen nog steeds belanghebbende kunnen zijn als zij de betreffende hoedanigheid hebben verloren.

Omdat een arbeidsovereenkomst geen publiekrechtelijke rechtshandeling is, voldoet een arbeidsovereenkomst niet aan de definitie van besluit en staat tegen een arbeidsovereenkomst geen beroep op grond van de Awb. Op grond van artikel 8:3 Awb staat evenmin beroep krachtens die wet open voor besluiten ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, zoals de beslissing in de vergadering van een college om na een sollicitatieprocedure een bepaalde persoon een arbeidsovereenkomst aan te bieden.

Voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 8:4, onderdeel d, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn» vervangen door: een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.

Memorie van toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State

In artikel 8:4, onderdeel d, is beroep uitgesloten tegen besluiten betreffende benoeming of aanstelling, tenzij het beroep wordt ingesteld door, kort gezegd, iemand die reeds ambtenaar is. Ook hier is de verwijzing naar de Ambtenarenwet en de Kaderwet diensplicht aangepast analoog aan de aanpassing in artikel 8:1, tweede lid, Awb.

Uit het huidige artikel 1, derde lid, van de Ambtenarenwet, waarin staat dat die wet tevens betrekking heeft op gewezen ambtenaren, volgt dat gewezen ambtenaren eveneens bezwaar en beroep kunnen instellen. Het vervallen van die bepaling moet worden gerepareerd voor de personen wier rechtspositie onder het publiekrecht blijft vallen. Met de zinsnede «met betrekking tot» in de artikelen 1:1, derde lid, 8:1, tweede lid, 8:4, onderdeel d, Awb en 18 van de Beroepswet komt tot uitdrukking dat de betreffende personen nog steeds belanghebbende kunnen zijn als zij de betreffende hoedanigheid hebben verloren.

Omdat een arbeidsovereenkomst geen publiekrechtelijke rechtshandeling is, voldoet een arbeidsovereenkomst niet aan de definitie van besluit en staat tegen een arbeidsovereenkomst geen beroep op grond van de Awb. Op grond van artikel 8:3 Awb staat evenmin beroep krachtens die wet open voor besluiten ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, zoals de beslissing in de vergadering van een college om na een sollicitatieprocedure een bepaalde persoon een arbeidsovereenkomst aan te bieden.

Tweede nota van wijziging

Artikel VIII, onderdeel C, komt te luiden:

C

In artikel 8:4, onderdeel d, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden» vervangen door: een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden.

Na artikel VIII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIIa

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (32 450) tot wet is verheven en deel A, artikel I, onderdeel CC onderscheidenlijk RR, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I van deze wet, vervalt artikel VIII, onderdelen B en C onderscheidenlijk D van deze wet.

ARTIKEL VIIIb

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (32 450) tot wet is of wordt verheven en deel A, artikel I, onderdeel CC onderscheidenlijk CCCCC, later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt de Algemene Wet bestuursrecht als volgt gewijzigd:

Artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden,

Toelichting

7.

Deze wijzigingen strekken ertoe te verzekeren dat de wijzigingen die het wetsvoorstel beoogt aan te brengen in de Algemene wet bestuursrecht ook doorwerken in die wet, als het in de kamerstukken onder nr. 32 450 opgenomen voorstel van wet tot wijziging van die wet met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) tot wet wordt verheven.

Derde nota van wijziging

11.

In artikel VIII, onderdelen A, B en C, wordt «artikel 3 van de Ambtenarenwet» telkens vervangen door: artikel 3 van de Ambtenarenwet 201..

12.

De artikelen VIIIa en VIIIb komen te luiden:

ARTIKEL VIIIa

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (32450) tot wet is of wordt verheven en van die wet:

a. deel A, artikel I, onderdeel CC, eerder in werking is getreden of treedt dan artikel VIII, onderdelen B en C, van deze wet, dan wordt artikel VIII, onderdelen B en C, van deze wet vervangen door:

C

Artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 201. bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden,.

ARTIKEL VIIIb

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (32 450) tot wet is of wordt verheven en van die wet:

a. deel A, artikel I, onderdeel CC, later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt deel A, artikel I, onderdeel CC, van die wet als volgt gewijzigd:

2°. Artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 201. bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden,.

Toelichting

12

De artikelen VIIIa en VIIIb (samenloopbepalingen Wet aanpassing bestuursprocesrecht) worden opnieuw vastgesteld om een technisch abuis te herstellen. Hiermee worden geen inhoudelijke wijzigingen in de artikelen is aangebracht. De gewijzigde artikelen bewerkstelligen slechts dat de door artikel VIII beoogde wijzigingen ook bij de inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (32 450) volledig kunnen worden doorgevoerd.

Vierde nota van wijziging

De artikelen VIII tot en met IX worden vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel VIII

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

C

Artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 201. bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden,.

Toelichting

Bij de wijzigingen van de Algemene wet bestuursrecht is uitgegaan van de tekst van deze wet zoals deze zal luiden na inwerkingtreding van de wijzigingen, opgenomen in het voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht; Kamerstukken 33 455).

Een voorgestelde aanpassing van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht betreft de vermelding van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997. In artikel 47, eerste lid, van het voorstel van wet houdende regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel; Kamerstukken 33 553) wordt die vermelding aangepast aan de bij dat wetsvoorstel in te stellen Kamer van Koophandel die de huidige twaalf kamers van koophandel en fabrieken moet vervangen. Artikel 47, tweede lid, van dat wetsvoorstel regelt de samenloop met dit wetsvoorstel, zoals dit luidde voor deze nota van wijziging. Thans wordt deze samenloop door een technische aanpassing in het door de nota van wijziging opgenomen artikel VIII weggenomen. Derhalve wordt via artikel VIIIa de betrokken samenloopbepaling in 33 553 geschrapt.

Share This