1. De bestuursrechter kan, indien de vrees bestaat dat kennisneming van stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de bestuursrechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
2. De bestuursrechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de persoonlijke levenssfeer van een ander onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de bestuursrechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495)
[bron: PG Awb II, p. 419]
Tekst RvS = VvW [8.1.5.12]
VvW = Eindtekst
Memorie van toelichting
Onder omstandigheden zou de kennisneming van bepaalde stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid kunnen schaden. Het eerste lid voorziet erin, dat de rechtbank kan beslissen dat de desbetreffende stukken uitsluitend mogen worden ingezien door een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel door een andere gemachtigde die van de rechtbank daarvoor toestemming heeft gekregen. Het spreekt vanzelf dat van deze bepaling een terughoudend gebruik zal moeten worden gemaakt.
In het tweede lid wordt voorzien in de mogelijkheid dat van op de zaak betrekking hebbende gegevens inzake de persoonlijke levenssfeer van een persoon ‑ dat behoeft niet een partij in de procedure te zijn ‑ niet wordt kennis genomen door een partij, als zulks de persoonlijke levenssfeer van deze persoon onevenredig zou schaden. De rechtbank kan dan bepalen dat de kennisneming daarvan blijft voorbehouden aan een gemachtigde als voornoemd.
Tot slot vermelden wij, dat deze bepaling is geënt op de artikelen 87, vierde lid, van de Ambtenarenwet 1929 en 111, vierde lid, van de Beroepswet. De overige procesregelingen bevatten op dit punt geen expliciete bepalingen.
Voorlopig verslag II
Ingevolge artikel 8.1.5.12, tweede lid, kan de rechtbank bepalen dat kennisneming van stukken waardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander onevenredig zou worden geschaad, voorbehouden blijft aan de gemachtigde die advocaat of arts is, zo spraken de leden van de D66‑fractie. Waarom wordt ook in het tweede lid de arts genoemd, nu het hier niet gaat om medische gegevens?
Memorie van antwoord II
Artikel 8.1.5.12, tweede lid, voorziet in de mogelijkheid dat in een situatie waarin kennisneming van stukken door een partij de persoonlijke levenssfeer van een ander waaronder ook de andere procespartij onevenredig zou schaden, die kennisneming geschiedt door een gemachtigde die advocaat of arts is, dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen. Deze stukken kunnen medische gegevens inhouden. Daarom wordt de arts uitdrukkelijk als gemachtigde genoemd.
Eindverslag
De leden van de CDA‑fractie meenden dat dit artikel wellicht onnodig bevoogdend richting partijen kan werken en bovendien de betrokken advocaat of arts in een moeilijke positie richting betrokken partij(en) kan plaatsen.
Nota naar aanleiding van het eindverslag
Het is niet ondenkbaar dat de door de leden van de CDA‑fractie beschreven effecten bij de toepassing van dit artikel zullen optreden. Wij verwachten daarom dat de rechtbank ‑ in lijn met de bestaande praktijk in bij voorbeeld de Beroepswet ‑ ter voorkoming van deze effecten een zeer terughoudend gebruik zal maken van haar bevoegdheden. De omstandigheid dat deze effecten zich niettemin kunnen voordoen, doet niet af aan de wenselijkheid van deze bepaling. Zou deze tussenoplossing ontbreken, dan zou hetzij de kennisneming van het desbetreffende in het geding gebrachte stuk de partij op wie het betrekking heeft dan wel de wederpartij kunnen schaden, hetzij het desbetreffende stuk juist ter voorkoming van die schade buiten het geding blijven dan wel met toepassing van artikel 8.1.5.9, derde lid, in het geding worden gebracht.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)
[Eindtekst] In de artikelen 8:32, eerste en tweede lid, 8:33, eerste en vierde lid, 8:35, eerste lid, 8:36, eerste lid, 8:37, eerste en tweede lid, 8:39, eerste lid, en 8:40 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
Voorontwerp
In de artikelen 8:31, 8:32, eerste en tweede lid, 8:33, eerste en vierde lid, 8:35, eerste lid, 8:36, eerste lid, 8:37, eerste en tweede lid, 8:39, eerste lid, en 8:40 wordt “rechtbank” vervangen door: bestuursrechter.
Voorstel van wet
In de artikelen 8:32, eerste en tweede lid, 8:33, eerste en vierde lid, 8:35, eerste lid, 8:36, eerste lid, 8:37, eerste en tweede lid, 8:39, eerste lid, en 8:40 wordt “rechtbank” telkens vervangen door: bestuursrechter.
Memorie van toelichting
Zie Memorie van toelichting bij artikel 8:14.