Artikel 8:46

1. De bestuursrechter kan getuigen oproepen.
2. De bestuursrechter deelt de namen en woonplaatsen van de getuigen, de plaats en het tijdstip waarop dezen zullen worden gehoord en de feiten waarop het horen betrekking zal hebben, ten minste een week tevoren aan partijen mee.
3. De artikelen 179, eerste, tweede en derde lid, eerste volzin, en 180, eerste tot en met derde en vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495)

[bron: PG Awb II, p. 443]

[Eindtekst] Artikel 8:46 [8.2.2.5]
1. De rechtbank kan getuigen oproepen.
2. De rechtbank deelt de namen en woonplaatsen van de getuigen, de plaats en het tijdstip waarop dezen zullen worden gehoord en de feiten waarop het horen betrekking zal hebben, ten minste een week tevoren aan partijen mee.
3. De artikelen 205, eerste, tweede en derde lid, eerste volzin, en 206, eerste tot en met derde en vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Tekst RvS = VvW, behoudens lid 2 dat in de Tekst RvS luidde: De rechtbank deelt de namen en woonplaatsen van de getuigen, de plaats en het tijdstip waarop dezen zullen worden gehoord en de feiten waarop het horen betrekking zal hebben, ten minste een week tevoren mee aan partijen.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Voor een goed verloop van het vooronderzoek kan het wenselijk zijn dat getuigen worden gehoord. Dit artikel geeft de rechtbank daartoe de bevoegdheid. Een goede procesorde eist, dat partijen in de gelegenheid worden gesteld bij het verhoor van de getuige(n) aanwezig te zijn. De van overeenkomstige toepassingverklaring van artikel 205, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verzekert dat partijen de getuige kunnen confronteren met hun vragen.
Is de rechter van oordeel dat de aanwezigheid van partijen noodzakelijk is, dan zal hij deze met gebruikmaking van de bevoegdheid in artikel 8.2.2.3 kunnen oproepen.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2002 bij wet van 6 december 2001 Stb. 581 (wetsvoorstel 27 824)(alleen eindtekst opgenomen)

[Eindtekst] Artikel 8:46, derde lid, komt te luiden:
3. De artikelen 179, eerste, tweede en derde lid, eerste volzin, en 180, eerste tot en met derde en vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst] In de artikelen 8:46, eerste en tweede lid, en 8:47, eerste, derde, vierde en zesde lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en «haar» door: hem.

Voorontwerp

In de artikelen 8:42, eerste en tweede lid, 8:43, eerste en tweede lid, 8:44, eerste lid, 8:45, eerste lid, en 8:46, eerste en tweede lid, wordt “rechtbank” telkens vervangen door: bestuursrechter.

Voorstel van wet

In de artikelen 8:46, eerste en tweede lid, en 8:47, eerste, derde, vierde en zesde lid, wordt “rechtbank” telkens vervangen door “bestuursrechter” en “haar” door: hem.

Memorie van toelichting

VV (artikelen 8:46 en 8:47), WW (artikel 8:49), XX (artikel 8:50), YY (artikel 8:51), ZZ (artikel 8:51a) en AAA (artikelen 8:51b en 8:51c)
Omdat de titels 8.1 tot en met 8.3 voortaan niet meer uitsluitend voor de rechtbank, maar ook voor de andere in eerste aanleg oordelende bestuursrechters gelden, is telkens “de rechtbank” vervangen door: de bestuursrechter. Dit maakt het noodzakelijk om in voorkomende gevallen ook ”zij” te vervangen door “hij” en “haar” door: hem.

 

 

Share This