1. De schriftelijke opmerkingen van de Europese Commissie of de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in artikel 8:45a, eerste lid, kunnen tot tien dagen voor de zitting worden ingediend.
2. Indien de Europese Commissie of de Autoriteit Consument en Markt ter zitting verschijnt voor het maken van mondelinge opmerkingen, wordt dit zoveel mogelijk aan partijen meegedeeld bij de uitnodiging voor de zitting. Artikel 8:45a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 ingevoegd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)
Voorontwerp
Na artikel 8:60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8:60a
1. De schriftelijke opmerkingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de raad van bestuur van de Nederlandse mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 8:45a, eerste lid, kunnen tot tien dagen voor de zitting worden ingediend.
2. Indien de Commissie of de raad van bestuur ter zitting verschijnt voor het maken van mondelinge opmerkingen als bedoeld in artikel 8:45a, tweede lid, wordt dit bij de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:56, aan partijen zoveel mogelijk meegedeeld.
3. In geval van mondelinge opmerkingen is artikel 8:45a, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
Voorstel van wet
Na artikel 8:60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8:60a
1. De schriftelijke opmerkingen van de Europese Commissie of de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 8:45a, eerste lid, kunnen tot tien dagen voor de zitting worden ingediend.
2. Indien de Europese Commissie of de raad van bestuur ter zitting verschijnt voor het maken van mondelinge opmerkingen, wordt dit zoveel mogelijk aan partijen meegedeeld bij de uitnodiging voor de zitting. Artikel 8:45a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Memorie van toelichting
Algemeen
Deze wijzigingen vloeien voort uit Verordening (EG) 1/2003. In zoverre zij verwezen naar hoofdstuk V van het algemeen deel van deze toelichting.
Eerste lid
Op grond van artikel 8:45a, eerste lid, kan de bestuursrechter de Europese Commissie en de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (RvB NMa) een termijn stellen voor het indienen van de schriftelijke opmerkingen. Laat de bestuursrechter dit achterwege, dan geldt ingevolge het eerste lid dat de opmerkingen tot tien dagen voor de zitting kunnen worden gemaakt. De termijn van tien dagen is een termijn van orde die een goed verloop van de procedure waarborgt. Deze termijn sluit aan bij hetgeen voor partijen is geregeld. Ook partijen kunnen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen (artikel 8:58, eerste lid). Als zij te laat zijn, is de bestuursrechter niet meer verplicht hun stukken of opmerkingen bij de zaak te betrekken.
Voor de schriftelijke opmerkingen van de Europese Commissie of de RvB NMa geldt hetzelfde. Worden de opmerkingen korter dan tien dagen voor de zitting ingediend, dan is het aan de bestuursrechter om te bepalen of deze nog in het geding worden toegelaten. Na het indienen van de opmerkingen kan de bestuursrechter beslissen dat de zitting wordt verdaagd en het onderzoek wordt geschorst (artikel 8:64, eerste lid). Partijen moeten immers in de gelegenheid worden gesteld een schriftelijke zienswijze te geven over de opmerkingen. Het kan de bestuursrechter geschikt voorkomen de zitting eerst na het indienen van de zienswijzen te laten plaatsvinden.
Tweede lid
De Europese Commissie en de RvB NMa kunnen ook mondelinge opmerkingen maken ter zitting. Aangezien artikel 8:45a zich alleen uitstrekt over het vooronderzoek, is voor het maken van mondelinge opmerkingen ter zitting een afzonderlijke bepaling nodig. Indien de Commissie of de RvB NMa te laat is met het indienen van schriftelijke opmerkingen, ligt het in de rede dat de bestuursrechter in verband met de goede procesorde ook toestemming zal weigeren voor het – op zo korte termijn – maken van mondelinge opmerkingen ter zitting.
Derde lid
Indien de wens tot het maken van mondelinge opmerkingen pas na afsluiting van het vooronderzoek aan de bestuursrechter kenbaar wordt gemaakt, kan de Europese Commissie of de RvB NMa de bestuursrechter om stukken vragen, met het oog op de voorbereiding van hun opmerkingen. Partijen moeten op de hoogte worden gebracht van de verstrekking van die stukken. Daarom is artikel 8:45a, derde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard. Ook voor mondelinge opmerkingen ter zitting geldt dat partijen daarop nog moeten kunnen reageren. De zienswijze kan uiteraard al mondeling ter zitting worden gegeven. Daarnaast moeten partijen echter ook de gelegenheid krijgen om hun zienswijze schriftelijk naar voren te brengen. Dit wordt bereikt door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 8:45a, vierde lid. De bestuursrechter kan in dat geval het onderzoek ter zitting schorsen (artikel 8:64, eerste lid).
Dit artikel is met ingang van 1 april 2013 gewijzigd bij wet van 28 februari 2013, Stb. 2013, 102 (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt; kamerstukken 33 186)
[Eindtekst] Artikel 8:60a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
2. In het tweede lid wordt «raad van bestuur» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
Voorstel van wet
Artikel 8:60a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
2. In het tweede lid wordt «raad van bestuur» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.