Artikel 8:62

1. De zitting is openbaar.
2. De bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk zal plaatshebben met gesloten deuren:
a. in het belang van de openbare orde of de goede zeden,
b. in het belang van de veiligheid van de Staat,
c. indien de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eisen, of
d. indien openbaarheid het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495)

[bron: PG Awb II, p. 457-458]

Tekst RvS = VvW [8.2.5.7]

Advies RvS

Voor de omschrijving van de gevallen waarin de openbaarheid van de zitting mag worden uitgezonderd, is blijkens de memorie van toelichting aansluiting gezocht bij de criteria vermeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
Gelet op de formulering van artikel 6 ware te overwegen onder c in plaats van «eerbiediging» te spreken van «bescherming» en onder d het woord «ernstig» te laten vervallen. In elk geval dient in de memorie van toelichting op deze verschillen te worden ingegaan.

Nader rapport

In artikel 8.2.5.7, tweede lid, onderdeel c, is het begrip eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer gebruikt. Dit begrip is onder meer ontleend aan artikel 10, eerste lid, van de Grondwet en aan de Wet persoonsregistraties. Wij geven hieraan de voorkeur boven de in artikel 6, respectievelijk artikel 8 van het EVRM gehanteerde terminologie. In onderdeel d van deze bepaling is als uitzonderingsgrond op de openbaarheid van de zitting opgenomen ernstige schade aan het belang van een goede rechtspleging. Aldus wordt benadrukt, dat niet de verwachting van de rechtbank dat enige schade zal optreden als maatstaf heeft te gelden, doch dat slechts kan worden afgeweken van het beginsel van de openbare zitting indien er omstandigheden zijn die het belang van een goede rechtspleging naar de verwachting van de rechtbank ernstig zouden schaden. De memorie van toelichting is aangevuld.

Voorstel van wet

1. De zitting is openbaar.
2. De rechtbank kan bepalen dat het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk zal plaatshebben met gesloten deuren:
a. in het belang van de openbare orde of de goede zeden,
b. in het belang van de veiligheid van de Staat,
c. indien de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eisen, of
d. indien openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.

Memorie van toelichting

In het eerste lid van dit artikel wordt het beginsel bevestigd dat de zitting openbaar is. Dit vloeit voort uit artikel 121 van de Grondwet, dat bepaalt dat de terechtzittingen in het openbaar plaatsvinden, met uitzon­dering van de gevallen bij de wet bepaald. Ook artikel 6 van het EVRM geeft een recht op een openbare behandeling. De openbaarheid heeft een belangrijke functie. Zij maakt het rechterlijk optreden inzichtelijk en controleerbaar.
In het tweede lid wordt de mogelijkheid geopend om vanwege de daar genoemde zwaarwegende redenen – die ingevolge artikel 8.2.5.6, vijfde lid, in het proces-verbaal van de zitting moeten worden vermeld – het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren te doen plaatsvinden. Hoewel de openbare behandeling van groot gewicht is, zijn er omstandigheden denkbaar, dat het belang van de openbaarheid moet wijken voor een ander in het concrete geval nog zwaarder wegend belang. Deze belangen zijn uitdrukkelijk vermeld. Artikel 121 van de Grondwet brengt immers mee dat de redenen die kunnen leiden tot een zitting met gesloten deuren, meer specifiek dan thans het geval is moeten worden neergelegd in de wet. Voor de omschrijving van de onderdelen a tot en met d hebben wij aansluiting gezocht bij de criteria vermeld in artikel 6 van het EVRM en artikel 14 van het IVBP. In onderdeel c wordt in aansluiting op artikel 10, eerste lid, van de Grondwet het begrip «eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer» gebezigd. Onderdeel d brengt mee dat niet de verwachting van de rechtbank dat enige schade zal optreden als maatstaf heeft te gelden, doch dat slechts kan worden afgeweken van het beginsel van de openbaarheid van de zitting indien er andere dan de in de onderdelen a tot en met c genoemde omstandigheden zijn die het belang van een goede rechtspleging ernstig zouden schaden.

Eindverslag

De leden van de CDA-fractie vroegen of analoog aan onderdeel d niet ook in onderdeel c moet worden opgenomen dat het oordeel van de rechtbank beslissend is.

Nota naar aanleiding van het eindverslag

De gemaakte opmerking heeft geleid tot heroverweging van de redactie van deze bepaling. Het is niet consequent om in onderdeel d de woorden «naar het oordeel van de rechtbank» op te nemen, terwijl deze in de overige onderdelen ontbreken. Daarmee wordt ten onrechte gesug­gereerd dat de criteria, neergelegd in de onderdelen a tot en met c, meer geobjectiveerd zijn dan het criterium, neergelegd in onderdeel c, en voorts dat voor de bepaling of aan de eerstgenoemde criteria is voldaan, het oordeel van de rechtbank minder beslissend zou zijn. Wij stellen daarom – met verwijzing naar de beantwoording inzake artikel 8.2.3.1, eerste lid, – voor om de woorden «naar het oordeel van de rechtbank» te schrappen. Dat gebeurt in de tweede nota van wijziging.

Tweede nota van wijziging

In artikel 8.2.5.7, tweede lid, onderdeel d vervalt «naar het oordeel van de rechtbank».

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst] In artikel 8:62 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.

Voorontwerp

In de artikelen 8:61 en 8:62 wordt “rechtbank” telkens vervangen door: bestuursrechter.

Voorstel van wet

In artikel 8:62 wordt “rechtbank” vervangen door: bestuursrechter.

Memorie van toelichting

QQQ (artikel 8:62), RRR (artikel 8:63), SSS (artikel 8:64), TTT (artikel 8:65), UUU (artikel 8:66),

VVV (artikel 8:67), WWW (artikel 8:68) en XXX (artikel 8:69)
Omdat de titels 8.1 tot en met 8.3 voortaan niet meer uitsluitend voor de rechtbank, maar ook voor de andere in eerste aanleg oordelende bestuursrechters gelden, is telkens “de rechtbank” vervangen door: de bestuursrechter. Dit maakt het noodzakelijk om in voorkomende gevallen ook ”zij” te vervangen door: hij. Voorts is in artikel 8:67, vijfde lid, “administratieve rechter” vervangen door: bestuursrechter.

Share This