Artikel 8:64

1. De bestuursrechter kan het onderzoek ter zitting schorsen. Hij kan daarbij bepalen dat het vooronderzoek wordt hervat.
2. Indien bij de schorsing geen tijdstip van de nadere zitting is bepaald, bepaalt de bestuursrechter dit zo spoedig mogelijk. De griffier doet zo spoedig mogelijk mededeling aan partijen van het tijdstip van de nadere zitting.
3. In de gevallen waarin schorsing van het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden, wordt de zaak op de nadere zitting hervat in de stand waarin zij zich bevond.
4. De bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting opnieuw wordt aangevangen.
5. De bestuursrechter kan bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Artikel 8:57, tweede en derde lid, is van toepassing.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495)

[bron: PG Awb II, p. 458-459]

Tekst RvS = VvW, behoudens lid 3 dat in de Tekst RvS luidde: In de gevallen waarin schorsing van het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden, wordt de zaak op de nadere zitting hervat in de stand waarin zij zich op het tijdstip van de schorsing bevond.

VvW = Eindtekst [8.2.5.9]

Memorie van toelichting

Tijdens het onderzoek ter zitting kan blijken, dat het voor het vellen van een oordeel over de zaak noodzakelijk is nog een getuige te horen, een onderzoek te doen verrichten en dergelijke. Met het oog daarop verschaft het onderhavige artikel de rechtbank de bevoegdheid het onderzoek ter zitting tot een nader tijdstip te schorsen, zodat in de tussentijd het nodige kan worden verricht.
Het onderzoek ter zitting wordt hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing bevond. De rechtbank kan echter besluiten dat het onderzoek opnieuw wordt aangevangen.
Partijen moeten in beginsel de gelegenheid hebben, zich uit te laten over hetgeen hangende de schorsing naar voren komt. Het kan echter zijn, dat zulks weinig zinvol is. In dat geval kan de rechtbank partijen vragen akkoord te gaan met het achterwege laten van de nadere zitting.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2010 gewijzigd bij wet van 14 december 2009, Stb. 570 (wetsvoorstel 31 352).

[Eindtekst] Artikel 8:64, vijfde lid, komt te luiden: 5. De rechtbank kan bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven. Artikel 8:57, tweede en derde lid, is van toepassing.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

De bestuursrechter kan ter zitting tot de conclusie komen dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft, en dat reden voor toepassing van een bestuurlijke lus bestaat. In dat geval heeft hij de mogelijkheid om het onderzoek ter zitting te schorsen (artikel 8:64, eerste lid), en om bij die gelegenheid een mondelinge tussenuitspraak te doen (artikel 8:80b, tweede lid).
Volgens de huidige tekst van artikel 8:64, vijfde lid mag de bestuursrechter een nadere zitting slechts achterwege laten indien en nadat alle partijen daarvoor toestemming hebben gegeven. Het onverkort vasthouden aan deze eis lijkt ons echter niet opportuun na toepassing van de bestuurlijke lus. In zoverre zij verwezen naar de toelichting op artikel 8:57 (nieuw). Daarom achten wij het wenselijk om de bestuursrechter ook na de beslissing tot schorsing van het onderzoek ter zitting voldoende mogelijkheden te geven om te bepalen dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Met het oog hierop wordt voorgesteld artikel 8:64, vijfde lid, te wijzigen.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst] Artikel 8:64 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede, vierde en vijfde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het eerste lid wordt «Zij» vervangen door: Hij.

VO = VvW

Voorstel van wet

Artikel 8:64 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede, vierde en vijfde lid wordt “rechtbank” telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het eerste lid wordt “Zij” vervangen door: Hij.

Memorie van toelichting

Zie Memorie van toelichting bij artikel 8:62.

Dit artikel is met ingang van 12 juni 2017 gewijzigd bij wet van 13 juli 2016, Stb. 2016, 288 (wetsvoorstel 34 059)

[Eindtekst] Artikel 8:64, vijfde lid, komt als volgt te luiden:

5. De bestuursrechter kan bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Artikel 8:57, tweede en derde lid, is van toepassing.

Zie Memorie van toelichting bij artikel 8:57.

Share This