8.2.6 Uitspraak (artt. 8:66-8:80)

Afdeling 8.2.6 Uitspraak
[bron: PG Awb II, p. 460]

Memorie van toelichting

Bij het opstellen van deze afdeling heeft ons voor ogen gestaan, dat de rechtbank een breed scala van bevoegdheden ter beschikking moet staan om de aan haar voorgelegde rechtsstrijd effectief te kunnen beslechten. Daarbij heeft vooral een rol gespeeld, dat moet worden vermeden dat onnodig veel tijd verloren gaat met het voeren van bestuursrechtelijke procedures. Het voeren van een dergelijke procedure kost tijd. Het is zowel in het belang van de justitiabele als van het bestuur, dat de gevoerde procedure een definitief resultaat oplevert. Zulks betekent onzes inziens, dat een vernietiging waarmee de justitiabele niets opschiet, zoveel mogelijk moet worden vermeden. Het bepaalde in artikel 6.2.14 van de Awb, inhoudende dat een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of (administratief) beroep is ingesteld ondanks schending van een vormvoorschrift in stand kan worden gelaten, indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld, vormt hiervan een uitvloeisel. Het gezichtspunt dat de procedure niet langer dan strikt noodzakelijk moet duren, leidt er eveneens toe, de rechter de bevoegdheid te geven om, waar dat mogelijk is, zelf in de zaak te voorzien. Daarbij geldt uiteraard in beginsel de grens, dat de rechter slechts dan zelf in de zaak kan voorzien, indien na de vernietiging rechtens slechts één beslissing mogelijk is. In beginsel, omdat wij ons kunnen voorstellen dat partijen, met het oog op het belang dat zij erbij hebben dat er een eind aan de procedure komt, aan de rechter vragen zelf in de zaak te voorzien, ook wanneer daarbij nog een zekere discretie aanwezig is. Wij menen dat in een dergelijk geval de rechter onder omstandigheden aan een dergelijk verzoek tegemoet zou kunnen komen, vooropgesteld dat daardoor geen ontoelaatbaar nadeel wordt toege­bracht aan de rechtspositie van derden-belanghebbenden. Gelet op de traditie van de rechterlijke toetsing, zoals die in Nederland bestaat, menen wij dat er geen gevaar is dat de rechter de hem in deze afdeling toegekende uitspraakbevoegdheden zal aangrijpen om feitelijk de positie van het bestuur in te nemen. Overigens betekent het bovenstaande geenszins, dat het door het bestuur in de zaak voorzien met inacht­neming van de rechterlijke uitspraak op de achtergrond zou raken. In veel gevallen heeft de rechtsstrijd immers slechts betrekking op een van de elementen die bij een nieuw besluit moeten worden betrokken. In die gevallen kan uiteraard de rechter niet zelf in de zaak voorzien en zal het bestuur een nieuw besluit moeten nemen.

Share This