1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, houdt de uitspraak tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door het bestuursorgaan.
2. In de overige gevallen kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495)
[bron: PG Awb II, p. 480-481]
[Eindtekst] Artikel 8:74 [8.2.6.8]
1. Indien de rechtbank het beroep gegrond verklaart, houdt de uitspraak tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de door de rechtbank aangewezen rechtspersoon.
2. In de overige gevallen kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de door de rechtbank aangewezen rechtspersoon geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.
Tekst RvS
1. Indien de rechtbank het beroep gegrond verklaart, houdt de uitspraak tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de door hem aangewezen rechtspersoon.
2. In de overige gevallen kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de door hem aangewezen rechtspersoon geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.
VvW = Eindtekst
UCV
Minister Hirsch Ballin (p. 14): Artikel 8.2.6.8, tweede lid, geeft de rechter de mogelijkheid, ook als het beroep niet gegrond wordt verklaard, te bepalen dat het bestuursorgaan het griffierecht moet vergoeden. Hij kan hiervan gebruik maken als de belanghebbende door de handelwijze van het bestuursorgaan – een bestuursorgaan, dat zijn besluitvorming in mootjes hakt – gedwongen was om verschillende beroepschriften in te dienen, terwijl er in wezen sprake is van één feitensubstraat. Er zijn dus op dit punt al een aantal mogelijkheden gegeven.
Ik hoop dat dit ook voor mevrouw Brouwer – die nu niet aanwezig is, maar ongetwijfeld geïnformeerd zal worden over het verloop van deze UCV – voldoende bevrediging geeft.
Ik wil het intussen niet daarbij laten. Het lijkt mij geschikt om samen met rechters uit de bestuursrechtspraak na te gaan of er nog behoefte bestaat aan extra voorzieningen voor het leggen van een koppeling en het voegen van zaken. Ik denk hierbij aan iets in de sfeer van artikel 8.1.3.2. Als deze behoefte nog naar voren zou komen, zouden wij dit punt eventueel in de derde aanpassingswet nog kunnen meenemen.
Dit artikel is met ingang van 1 juli 2009 gewijzigd bij wet van 25 juni 2009, Stb. 264 (wetsvoorstel 29 702).
[Eindtekst] In artikel 8:74, eerste lid, wordt «de door de rechtbank aangewezen rechtspersoon» vervangen door: het bestuursorgaan.
VO = VvW
Tekst RvS = VvW
VvW = Eindtekst
Memorie van toelichting
[29 702, p. 71]
Zie Memorie van toelichting bij artikel 8:41.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)
[Eindtekst] In artikel 8:74 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
Voorontwerp
In de artikelen 8:74, 8:75, eerste en tweede lid, wordt “rechtbank” telkens vervangen door: bestuursrechter.
Voorstel van wet
In artikel 8:74 wordt “rechtbank” vervangen door: bestuursrechter.
Memorie van toelichting
Zie Memorie van toelichting bij artikel 8:72a.