Artikel 8:79

1. Binnen twee weken na de dagtekening van de uitspraak stelt de griffier kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ter beschikking van partijen.
2. Anderen dan partijen kunnen afschriften of uittreksels van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak verkrijgen. Met betrekking tot de kosten is het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.
3. In afwijking van het tweede lid verstrekt de griffier, indien de uitspraak betrekking heeft op de toepassing van de artikelen 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van de in artikel 8:45, vierde lid, genoemde verordening onverwijld en kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan de Europese Commissie. De verstrekking geschiedt door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak, tenzij het een uitspraak van de Hoge Raad of van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft.
Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb. 650 (wetsvoorstel 22 495)

[Bron: PG Awb II, p. 503]

[Eindtekst] Artikel 8:79 [8.2.6.14]
1. Binnen twee weken na de dagtekening van de uitspraak zendt de griffier kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan partijen.
2. Anderen dan partijen kunnen afschriften of uittreksels van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak verkrijgen. Met betrekking tot de kosten is het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Tekst RvS

1. Binnen veertien dagen na de dagtekening van de uitspraak zendt de griffier kosteloos een afschrift daarvan aan de partijen.
2. Anderen dan partijen kunnen afschriften van de uitspraak verkrijgen. Met betrekking tot de kosten is de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Stb. 1960, 541) van overeenkomstige toepassing.

Advies RvS

Volgens artikel 100, tweede lid, van de Wet op de Raad van State wordt de uitspraak onverwijld verzonden. In het eerste lid van het onderhavige artikel wordt een termijn van veertien dagen gesteld. Omdat het artikel niet is toegelicht, kan niet worden nagegaan waarom deze verandering is aangebracht. Het artikel ware alsnog van een toelichting te voorzien waarin niet alleen een antwoord op deze vraag, maar ook op die van de sanctie bij termijnoverschrijding zal moeten worden gegeven.

Nader rapport

Artikel 100, tweede lid, van de Wet op de Raad van State bepaalt dat de uitspraak onverwijld wordt toegezonden. Artikel 53, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929 noemt een termijn van drie dagen. Artikel 75, tweede lid, van de Beroepswet rept van vijf dagen. Wij achten het van belang, dat de wet in dezen een bepaalde termijn geeft, opdat partijen zekerheid hebben over de termijn waarbinnen zij een afschrift van de uitspraak tegemoet kunnen zien. Met het oog op de haalbaarheid van die termijn is gekozen voor twee weken. Weliswaar is aan deze termijn geen sanctie verbonden, zij is niettemin richtinggevend voor de betrokken rechterlijke colleges.

Voorstel van wet

1. Binnen veertien dagen na de dagtekening van de uitspraak zendt de griffier kosteloos een afschrift van de uitspraak of het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan partijen.
2. Anderen dan partijen kunnen afschriften of uittreksels van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak verkrijgen. Met betrekking tot de kosten is de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

Memorie van toelichting

De uitspraak of het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak dient op korte termijn – kosteloos – voor partijen beschikbaar te zijn. Het is van groot belang dat zij spoedig na de openbaarmaking van de uitslag van de procedure kunnen beschikken over de gehele uitspraak. Het beginsel van openbaarheid van de uitspraak brengt met zich dat ook anderen dan partijen – tegen vergoeding – een afschrift van de uitspraak kunnen verkrijgen.
De eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer brengt mee dat onder omstandigheden volstaan moet worden met het verstrekken van een uittreksel.

Tweede nota van wijziging

Artikel 8.2.6.14 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt na «of» ingevoegd: van.
In het tweede lid, tweede volzin, wordt «de Wet tarieven in burger­lijke zaken» vervangen door: het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde.

Derde nota van wijziging

In artikel 8.2.6.14, eerste lid, wordt «veertien dagen» vervangen door: twee weken.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst] Aan artikel 8:79 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid verstrekt de griffier, indien de uitspraak betrekking heeft op de toepassing van de artikelen 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeen-komstig artikel 15, tweede lid, van de in artikel 8:45, vierde lid, genoemde verordening onverwijld en kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan de Europese Commissie. De verstrekking geschiedt door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak, tenzij het een uitspraak van de Hoge Raad of van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft.

Voorontwerp

Aan artikel 8:79 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid verstrekt de griffier, indien de uitspraak betrekking heeft op de toepassing van de artikelen 81 of 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van de in artikel 8:45, vierde lid, genoemde verordening onverwijld en kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De verstrekking geschiedt door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak, tenzij het een uitspraak van de Hoge Raad of van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft.

Advies RvS

15. Overige opmerkingen
f. Anonimisering uitspraken
Uit de toelichting op artikel 8:79 blijkt dat de bepaling van artikel 89j van de Mededingingswet, ingevolge dewelke de griffier kan volstaan met verstrekking van een geanonimiseerd afschrift van de uitspraak, wanneer de bescherming van zwaarwegende belangen van partijen of derden daartoe aanleiding geeft, niet is overgenomen. Volgens de toelichting bevat de Awb geen dergelijke bepaling en noopt de verordening er ook niet toe. Overigens kan de eerbiediging van de persoonlijke levensfeer meebrengen dat onder omstandigheden wordt volstaan met een uittreksel, aldus de toelichting. De Raad merkt op dat dat niet uit artikel 8:79, derde lid, Awb voortvloeit. Hij adviseert de toelichting dan wel de bepaling aan te passen.

Nader rapport

15f. De Awb bevat geen uitdrukkelijke grondslag voor het anonimiseren van uitspraken, maar algemeen wordt aanvaard dat de griffier kan volstaan met verstrekking van een uittreksel, indien en voor zover de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van een of meer partijen dit met zich brengt (PG Awb II, blz. 508). Daarom is er geen noodzaak om voor de gevallen, bedoeld in het derde lid, wel een afzonderlijke grondslag voor anonimisering te creëren. De toelichting is op dit punt aangepast.

Voorstel van wet

Aan artikel 8:79 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid verstrekt de griffier, indien de uitspraak betrekking heeft op de toepassing van de artikelen 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van de in artikel 8:45, vierde lid, genoemde verordening onverwijld en kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan de Europese Commissie. De verstrekking geschiedt door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak, tenzij het een uitspraak van de Hoge Raad of van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft.

Memorie van toelichting

Deze wijziging vloeit voort uit Verordening (EG)1/2003. In zoverre zij verwezen naar hoofdstuk V van het algemeen deel van deze toelichting.
Het nieuwe derde lid van artikel 8:79 bevat een uitwerking van artikel 15, tweede lid, Verordening (vergelijk de artikelen 89j Mw en 28 Rv), dat bepaalt dat de lidstaten de Europese Commissie een afschrift zenden van de van de nationale rechterlijke instanties met betrekking tot de toepassing van de artikelen 81 of 82 EG-verdrag. Omdat het wenselijk is de toezending van uitspraken zoveel mogelijk te laten plaatsvinden door één centrale instantie, is ervoor gekozen de Raad voor de rechtspraak aan te wijzen als verzendende instantie. Deze taak strookt met de taakomschrijving van de Raad voor de rechtspraak, die op grond van artikel 91 Wet op de rechterlijke organisatie is belast met de ondersteuning van de bedrijfsvoering van de gerechten. Het verzenden van bovenbedoelde uitspraken is als zodanig aan te merken.
Ook de vonnissen in civiele zaken met betrekking tot de toepassing van de artikelen 101 of 102 WEU (voorheen artikel 81 of 82 EG-verdrag) worden door de Raad voor de rechtspraak aan de Europese Commissie gezonden. De bepaling uit 89j Mw dat de griffier kan volstaan met verstrekking van een geanonimiseerd afschrift van de uitspraak wanneer de bescherming van zwaarwegende belangen van partijen of van derden daartoe aanleiding geeft, is niet overgenomen. De Awb bevat geen uitdrukkelijke grondslag voor anonimisering van uitspraken, maar algemeen wordt aanvaard dat de griffier kan volstaan met verstrekking van een uittreksel, indien en voor zover de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van een of meer partijen dit met zich brengt[1]. Daarom is er geen noodzaak om voor de gevallen, bedoeld in het derde lid, wel een afzonderlijke grondslag voor anonimisering te creëren.

Dit artikel is met ingang van 12 juni 2017 gewijzigd bij wet van 13 juli 2016, Stb. 2016, 288 (wetsvoorstel 34 059)

[Eindtekst] Artikel 8:79, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  1. Binnen twee weken na de dagtekening van de uitspraak stelt de griffier kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ter beschikking van partijen.
Memorie van Toelichting

De terminologie van het artikel wordt aangepast zodat de griffier ook langs digitale weg aan zijn verplichting kan voldoen om partijen en anderen een afschrift van de uitspraak of een proces-verbaal van de mondelinge uitspraak te verstrekken.


 

[1] PG Awb II, blz. 508.

Share This