Artikel 8:80b

1. De bestuursrechter kan de tussenuitspraak ook doen voordat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen.
2. De bestuursrechter kan de tussenuitspraak ook mondeling doen. Artikel 8:67, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. In dat geval bepaalt hij wanneer de voorlopige voorziening vervalt.
4. De voorlopige voorziening als bedoeld in het derde lid, vervalt in ieder geval zodra:
a. het beroep is ingetrokken; of
b. de bestuursrechter uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, heeft gedaan, tenzij bij die uitspraak een ander tijdstip is bepaald.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2010 ingevoegd bij wet van 14 december 2009, Stb. 570 (wetsvoorstel 31 352).
Voorstel van wet

1. De rechtbank kan de tussenuitspraak ook doen voordat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen.
2. De rechtbank kan de tussenuitspraak ook mondeling doen. Artikel 8:67, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De rechtbank kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. In dat geval bepaalt zij wanneer de voorlopige voorziening vervalt.
4. De voorlopige voorziening als bedoeld in het derde lid, vervalt in ieder geval zodra:
a. het beroep is ingetrokken; of
b. de rechtbank uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, heeft gedaan, tenzij bij die uitspraak een ander tijdstip is bepaald.

Memorie van toelichting

Eerste lid
Het eerste lid maakt duidelijk dat de bestuursrechter de bestuurlijke lus ook in een zeer vroeg stadium van de beroepsprocedure kan toepassen. Dat hieraan behoefte kan bestaan, is reeds aangegeven in paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.

Tweede lid
Het tweede lid stelt buiten twijfel dat de bestaande mogelijkheid om onmiddellijk of kort na de zitting mondeling uitspraak te doen (artikel 8:67) ook bij de tussenuitspraak kan worden benut.

Derde lid
Ingevolge het derde lid is de bestuursrechter – ook ambtshalve – bevoegd een voorlopige voorziening treffen. Zo kan het wenselijk zijn om het gebrekkig geachte besluit in een vroegtijdig stadium van de beroepsprocedure te schorsen in afwachting van herstel van het geconstateerde gebrek, zonder de noodzaak om te wachten op een afzonderlijk verzoek van een belanghebbende (artikel 8:81, eerste lid) of de einduitspraak (artikel 8:72, vijfde lid).
De mogelijkheid om de voorziening ambtshalve te treffen, valt te beschouwen als een vorm van aanvulling van de rechtsgronden (artikel 8:69, tweede lid). De eisende partij wordt bij het instellen van beroep immers geacht te streven naar vernietiging (artikel 8:72, eerste lid) of herroeping (artikel 7:11, tweede lid, jo artikel 8:72, vierde lid) van het besluit waartegen zij ageert. In dit kader ligt het vaak in de rede dat de eisende partij de voor haar nadelige effecten van het bestreden besluit zo beperkt mogelijk – en dus de werking van dit besluit zo kort mogelijk – wil houden.

Vierde lid
De voorlopige voorziening vervalt uiterlijk op het moment waarop de einduitspraak wordt gedaan. De voorlopige voorziening wordt immers getroffen in afwachting van een gewijzigd besluit en een oordeel van de bestuursrechter daarover. Indien het bestuursorgaan niet overgaat tot herstel van gebreken, zal de bestuursrechter het besluit vernietigen; in zo’n geval bestaat evenmin reden de door deze rechter getroffen voorlopige voorziening te laten voortduren.

Voorlopig verslag I

In het eerste lid van dit artikel, wordt de mogelijkheid geschapen om buiten zitting de zaak af te doen. De leden van de CDA-fractie missen een
verwijzing naar de toepassing van artikel 8:57 Awb, waarin aangegeven wordt dat de rechtbank na toepassing van de bestuurlijke lus slechts op de daar genoemde gronden kan besluiten dat geen nader onderzoek noodzakelijk is. Deze leden verzoeken de initiatiefnemers helder aan te geven waarom hier partijen, betrokken in een procedure, zonder hun instemming het recht kan worden ontnomen om hun argumenten tegen de wijze van herstel mondeling toe te lichten. Het afdoen buiten zitting is temeer prangend omdat de tussenuitspraak een zwaar karakter heeft en omdat er sprake kan zijn van beroep in eerste en enige aanleg. Voor deze leden is artikel 6 EVRM maatgevend en dwingend.

Memorie van antwoord I

De leden van de CDA-fractie stelden een vraag over de bevoegdheid om een tussenuitspraak te doen zonder voorafgaande zitting. Kortheidshalve verwijzen wij naar ons eerder gegeven antwoord op een vergelijkbare vraag van de leden van de fractie van D66.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst] In artikel 8:80b wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.

Voorontwerp

1. De tussenuitspraak vermeldt in hoeverre het bestreden besluit in strijd met het recht is genomen, alsmede welke geschreven of ongeschreven rechtsregel of welk algemeen rechtsbeginsel geschonden is.
2. De tussenuitspraak vermeldt de termijn binnen welke het bestuursorgaan moet aangeven of het van de geboden gelegenheid gebruik wil maken alsmede de termijn binnen welke de gebreken moeten zijn weggenomen
3. De bestuursrechter kan de termijnen, bedoeld in het tweede lid, op verzoek van het bestuursorgaan verlengen.

Voorstel van wet

In artikel 8:80b wordt “rechtbank” telkens vervangen door “bestuursrechter” en wordt “zij” vervangen door: hij.

Memorie van toelichting

Zie Memorie van toelichting bij artikel 8:80.

Share This